Vandaag las ik een column in het Witte Weekblad waarin werd gerefereerd met gebeurtenissen in WOII en vooral aan de holocaust en op het einde stond de vraag: hoe konden mensen zoiets nou toch laten gebeuren?
Het antwoord is simpeler dan je zo zou denken: doordat het mensen zijn. Mensen hebben als belangrijkste karaktereigenschppen angst en frustratie en als afweer daartegen hebben ze iets bedacht als “liefde” maar die helpt niet altijd voldoende.
Om te beginnen waren er natuurlijk de Duitsers en Oostenrijkers, zo’n tachtig miljoen mensen die lang niet allemaal aanhangers waren van meneer Adolf maar die wel doodsbenauwd waren voor de ellende die hij over hen kon brengen. Niet voor niets voelden veel Berlijners zich in 1945 “bevrijd door de Russen”.
De bombardementen op Leipzig en Dresden hebben de Duitsers vaak doen denken dat Hitler nog de beste was van alle boeven in de wereld maar aanvankelijk hebben ze hun twijfels gehad. De Nazi’s kwamen via democratische verkiezingen aan de macht maar deze verkiezingen waren behoorlijk gemanipuleerd en kiezers zijn individueel onder druk gezet.
De werkelijke angst en frustratie van de Duitsers waren gelegd in WOI, waarvan ze in 1918 ten onrechte al enige de schuld kregen en de daarop volgende crisis. Frankrijk was zo tactvol om het Rijnland te laten bezetten door soldaten uit donker Afrika, iets wat elke Europeaan in die tijd als belediging en vernedering beschouwd zou hebben, ook de Fransen zelf en de Engelsen of Nederlanders.
Een groot deel van de Duitsers wist wel dat de “vernietigingskampen” niet best waren maar hoe verschrikkelijk ze in werkelijkheid waren, dat was niet bekend. SS-ers die er werkten mochten buiten het kamp nooit vertellen wat er in de kampen gebeurde omdat Adolf en aanhangers vreesden dat het Duitse volk dat niet zou pikken. De film “De Jongen in de gestreepte pyama” geeft daar ene goedbeeld van.
En dan waren er de geallieerden die het eigenlijk niet zoveel kon schelen. Antisemitisme was in geallieerde landen wijd verbreid, vooral in Frankrijk en Rusland. Bovendien waren ook zij pas na de Tweede wereldoorlog echt op de hoogte van de verschrikkingen in de kampen. Voor de geallieerden was de oorlog een doodgewone strijd om de macht, zoals vroegah! Kortom, het waren de angst voor oorlog en overheersing maar ook, in de gebieden die door de Nazi’s werden beheerst, voor verraad en vuurpelotons en bij de geallieerden angst voor overheersing door Duitsers en doodgewone onverschilligheid. Oonverschilligheid die ook nu weer z’n plaats begint in te nemen waar het gaat om immigranten.