Jack Klotepote van het Rainplain

Jack Klotepote , reeks 2 (reeks 1 is onderaan deze pagina te vinden na de =====  aanduiding.)

 

83.

 

Een cultuurhuis! Dat zag Jack helemaal zitten. Zo’n gebouw waar een breihoekje voor zijn moeder kon zijn die dan dacht dat ze heel creatief met wol bezig was of voor Marijntje die er met wat patchwork kleertjes zou maken voor haar babies. En waar ook een cursus Sinterklaasgedichtjes schrijven zou worden gegeven en creatief met kurk, dat mensen dan wel eerst van de vloer of de muur moesten rukken. Dat leek hem een goed idee en hij sprak er vol enthousiasme over op het bureau. Zijn opgewonden woordenstroom kwam pas tot een einde toen Bottinga luidkeels zei: “Dat is de bedoeling niet!”  Verschrikt keek Jack op. Wat kon zo’n cultuurgebouw dan in ‘s hemelsnaam nog meer zijn?

Geduldig legde Bottinga uit dat het ging om een gebouw met ene muziekschool en een bibliotheek en nog wat dingetjes die hij even niet zo goed bij naam kon noemen. Jack zat hem met stijgende verbazing aan te horen. ” O, maar dat is er toch allemaal al?”  hij merkte niet eens dat hij daarbij een opvallend onnozel gezicht trok. Bottinga zuchtte diep. “Lees de krant maar, ik ga het je niet allemaal uitleggen…”

Was het de meligheid of de wetenschap dat de moordzaken ondanks alle goede vooruitzichten niets opschoten. Ze wisten nu wel wie erachter één van de moorden zat maar die was nergens te vinden. Fluitend tegen beter weten in liep hij door de gangen. Hij moest nog steeds nadenken over dat cultuurgebouw. Wat zouden ze daar nou precies mee willen bereiken? Hij haalde zijn schouders op. Misschien moest hij inderdaad de krant maar eens wat beter gaan lezen of….kijken naar AlphenstadFM tv….of luisteren naar de radio…

Lusteloos viel hij op zijn stoel neer. Gek genoeg bleef de gedachte aan het Cultuurgebouw hem maar achtervolgen. Hij begon te denken aan zijn eigen culturele mogelijkheden. Eigenlijk kwam hij nooit ergens en zijn creativiteit was ver beneden de maat. Maar, misschien kon hij iets bedenken… Dat was ook belangrijk voor als hij later met pensioen ging. Dan moest je een hobby hebben, zeiden ze. Nou….

Hij blies eens voor zich uit, hing een schilderijtje aan de muur recht en liep toen naar de documentatiekamer. Daar lagen ouden en nieuwe kranten. Misschien was er iets te vinden over het Cultuurgebouw… Er zat verder niemand in de kamer dus hij kon er ongestoord een tijdje doorbrengen. Met ene hoofd vol verwarring schoof hij de kranten door elkaar en steeds begon hij te lezen aan een artikel totdat hij weer wist waarnaar hij ook weer op zoek was. Het moest over het Cultuurgebouw gaan.

Eindelijk…hij vond een stuk, wel een hele pagina en alleen al de gedachte daaraan vermoeide hem mateloos maar hij maakte zich sterk dat hij na twintig regels wist, wat het allemaal voor moest stellen. Cultuurgebouw kost 25 miljoen, was de kop. Het schrok hem niet af maar hij vond het wel veel geld. De eerste twintig regels brachten hem ertoe het hele artikel te lezen. Na de laatste punt haalde hij diep adem. “Soms doen ze het erom”, zei hij tegen zichzelf. “Plannen bedenken waarvan ze weten dat er heisa van komt.”

“Waar heb jij al die tijd gezeten?”  Bottinga’s stem klonk verbaasd en verwonderd. ” O, ik moest even wat documentatie doornemen”, antwoordde Jack vlakjes. Bottinga schiet n de lach. ” Toch niet over het Cultuurgebouw hè?” Jack schudden zijn hoofd….liegen viel hem nooit mee.

Samen liepen ze naar de verhoorkamer. Dar zat Rinus al weer op ze te wachten, nu met kleine spleetoogjes. “Slecht geslapen, maatje?”  gooide Bottinga er luchtigjes uit maar antwoord kreeg hij niet. Het was duidelijk dat Rinus niet “in”  was voor geintjes. “Zo”, ging Bottinga onverstoorbaar verder. “En vertel me nu maar eens even waar die kwalijke maatjes van jou allemaal uithangen want mijn geduld begint aardig op te raken.” “Het mijne niet”, was het enige dat Rinus eruit gooide. Hij klemde zijn kaken op een zelfbewuste manier op elkaar waaruit bleek dat hij voorlopig even niks meer ging zeggen. ” Jack, we zullen hem weer even moeten kietelen…”, grijnsde Bottinga.

Jack gooide met een onverschillig gezicht een stapel foto’s op tafel. “Moet je eens kijken, zijn er foto’s waar JIJ op staat en herken je de anderen ook?” Het was niet echt een vraag want Rinus stond op ieder van die foto’s en er waren altijd anderen bij. ” Geen vrienden van me”, zegt hij met een uitgestreken, vermoeid gezicht. Bottinga grijnsde. “Dat hoeft ook niet, maar je kent ze wel. Dat weet ik zeker.” Rinus haalde zijn schouders op. ” Nou, zeg jij dan maar wie het zijn….”

Dat vond Jack eigenlijk wel een scherpe reactie maar ja, dat kon hij niet laten merken tegenover zijn chef. ” Hé vriend, niet brutaal worden hè? Zo bijdehand ben je anders ook niet.” Met een gezicht vol minachting kijkt Rinus hem nu aan. ” Ach, kijk nou eens , de schildknaap komt zijn meester te hulp.” Hij zakte wast verder onderuit op zijn stoel maar plotseling boog hij zich naar voren. “Heeft één van jullie misschien een sigaret voor me?”

Bottinga schudt zijn hoofd. ” Die krijg je als je eerst fatsoenlijk antwoord geeft op onze vragen.” Hij staat op en buigt zich voorover naar Rinus toe. ” Kijk eens misselijk mannetje,w e weten dat je bij veel moorden betrokken bent geweest dus je kunt maar beter meewerken..” De inspecteur hangt mu met zijn gezicht vlak voor dat van Rinus.  Rinus grijnst, hij maakt een stompbeweging en roept “boe”.  Dat had hij beter niet kunnen doen. Jack springt als gestoken door een wesp overeind en binnen de kortste keren legt hij zijn opponent in de handboeien.  ”Mooi zo”, grijnst Bottinga weer. “Nog een keer, Rinus…nog één kans…”

82.

Rinus zat te zweten. Jack was opgehouden de zweetdruppels te tellen omdat ze in overmaat naar buiten kwamen. Rinus had de kop van een geperste sinaasappel. “Maar je was op die dag in het politiebureau om de route te verkennen voor het geval dat je opgepakt zou worden en de brigadier ontdekte dat en toen heb je haar doodgeslagen”, roept Jack en hij slaat met zijn vuist op tafel. “Beken dat nou maar… .”   In de holle ogen van Rinus is de angst af te lezen vlak onder de zweetparels op zijn voorhoofd. ” Ik was het niet”, fluistert hij zachtjes. “Het was Bertus.”

“HARDER”, schreeuwt Jack nu in zijn linkeroor want hij voelt hoe de triomf dichterbij komt. HARDER.” Onzeker kijkt Rinus zij ondervrager aan en ineens voelt Jack iets van medelijden in zijn binnenste. Waarom? Het gezicht van de aartscrimineel lijkt nu ineens heel erg op een kinderkoppie en kinderkoppies, daar wordt Jack de laatste tijd heel week van. Dan moet hij denken aan de tweeling die hemzelf te wachten staat. Die kinderkoppies…. even zinkt hij in gedachten terug en daardoor mist hij  bijna het antwoord dat Rinus hem geeft. ” Ik was het niet, het was Bertus…”   Op het laatste moment begrijpt Jack toch nog dat de verdachte iets belangrijks zegt. ” Mooi zo”, laat hij er meteen op volgen , ” en hoe kwam Bertus op dat idee?” Rinus mond slaat helemaal dicht. Tussen zijn tanden door sist hij nog: “Ik zeg niks meer.”   Op Jacks gezicht verschijnt een brede grijns en zijn gedachten aan kinderkoppies verdwijnen snel. ” Maar dan weet ik het wel. Even steekt hij zijn hoofd om de hoek van de deur waar inspecteur Bottinga heeft toegekeken door het one-wayscreen. : Ik denk dat we kunnen baas”, roept Jack.

Bottinga komt met bedaarde passen de verhoorkamer binnenlopen. ” Rinus, ik arresteer je op verdenking van het aanzetten tot moord op Ada…  Rinus’ gezicht trekt helemaal wit weg. “Zo was het helemaal niet”, piept hij nu angstig als een muis die zijn laatste momenten in een val doorbrengt. Hij trekt een gezicht als een bang, onschuldig, zielig kereltje dat niets te verwijten valt. ” Maar je wist er wel van dus je bent op z’n minst medeplichtig”, vindt Bottinga. ” Vertel nu eens hoe het zit, kleine piepmuis, of moeten we in de straten van Alphen bekend gaan maken wat een angstig, hulpeloos mannetje je bent?” Rinus schudt zij hoofd dit keer heel heftig. “Bertus zou gaan kijken  hoe het politiebureau precies in elkaar zat, dat was een verkenning voor ons allemaal. Zo konden we ons voorbereiden op een arrestatie, als die kwam.” Even hapt hij hijgerig naar adem. “Onderweg betrapte de brigadier hem. Ze had door dat hij zo maar in het politiebureau naarbinnen was geslopen en ze stond op het punt om haar collega’s te roepen. Ze wilde haar pistool pakken en toen… “

“En hoe weet jij dat nou allemaal, naargeestig onderkruipsel?”  vraagt Bottinga met een venijnige glimlach op zijn gezicht. “Hij heeft het me zelf verteld”, geeft Rinus toe. De grijns op Bottinga’s gezicht wordt nu nog groter. ” Aha, dus je hebt er al die tijd vanaf geweten en je hebt niets gezegd tegen ons?”  Rinus knikt. ” Mooi”, Bottinga laat zijn vlakke hand keihard op het bureaublad neerkletteren. ” Jij blijft heel lang hier.” Hij keert zich om naar Jack. “Waarschuw de mannen op straat dat zij uitkijken naar Bertus. Ze weten allemaal precies wie we daarmee bedoelen.”

Langzaam malend fietste Jack naar huis. Hij voelde zich tevreden. Weg waren zijn gevoelens van twijfel en onvrede over zijn politiewerk. Er leek nu eindelijk echt schot in de zaak te komen. Hij was er nog steeds van overtuigd dat de moordenaar van Ada ook te maken had met de twee andere moorden.

Bijna reed de auto hem plat. Diep in gedachten reed hij over het kruispunt van de Kennedysingel met de straat die over de Julianabrug de stad in voerde. De overzichtelijkheid van fietspaden bij de oude Volvovestiging was er niet beter op geworden, vooral niet voor fietsers die zaten na te denken. Jack begreep dat hij beter moest opletten als hij tenminste een goed vader voor zijn tweeling wilde worden. Verder fietste hij weer langs de Marnixstraat die er zoveel beter uitzasg sinds ze de oude stebnen opnieuw hadden gelegd. En weer verder. Zwammerdam was nog heel wat trapjes te gaan.

Waar hij niets van wist, dat was het optreden van zijn tante. Tante Eefje keerde zich deze keer niet tegen de buitenlanders maar tegen de verpaupering van de Lage Zijde. Ze had ontdekt dat zoiets ook heel veel aanhang kon geven. Eefje had het hele Thorbeckeplein nu vol staan met haar volgelingen en ze hield een vlammend betoog tegen het stadsbestuur. ” En maar praten en ouwehoeren over een Cultuurhuis maar intussen verandert het oude. mooie centrum in een achterbuurt en een brandstapel. Met dat laatste bedelde ze de oude winkel die totaal was afgebrand en waarvan de rokerige geur nog steeds in de omgeving te ruiken was. De menigte juichte en een enkele aanwezige schreeuwer begon te roepen dat alle wethouders moesten opstappen.

“Hee, tante Eefje”, lacht een politieman die zich naar voren drong. ” U bent toch de tante van Jack Streng?”  ”Ja, helaas wel”, antwoordt Eefje met een onzekere grijns op haar gezicht. ” Dan weet u toch wel dat u voor dit soort bijeenkomsten een vergunning moet hebben?’  vraagt de agent weer. ” Mag ik die even zien?” Eefje haalt haar schouders op. Ze heeft geen vergunning en voelt zich voor gek gezet. ” Dat is allemaal niet zo belangrijk hoor”, roept ze overmoedig maar dat laat de politieman zich niet zo maar zeggen. ” U gaat mee naar het bureau voor ordeverstoring”, besluit hij en hij pakt Eefje bij haar arm. Die laat zich gillend en krijsend afvoeren terwijl het publiek zijn ongenoegen laat merken door hard boegereoep.

81

Het was wisselvallig weer, er zaten weinig zekerheden in de lucht behalve dan die tweeling die op komst was. Het spookte allemaal door Jack’s hoofd. Voor hemn lag een dik pakket documenten over de drie moorden waarmee hij en Bottinga nu al anderhalf jaar bezig waren. Zonder al teveel succes, dat wel. Natuurlijk, één van de grootste bandieten van Alphen was de deur uit gevlucht maar een echt resultaat kon je dat niet noemen. Voorzichtig las hij alle pagina’s nog eens door maar hij was er niet echt bij met zijn hoofd. Die twe ekeintjes die op komst waren, hielden hem veel meer bezig.

Hoewel, die brand aan de Hooftstraat, dat was ook wel ene bericht. Stiekem zag Jack daarin een dreigement van Rinus. Het zou best kunnen zijn dat hij met meer brandstichting ging dreigen. Misschien hè? Want het kon ook heel goed eenkwajongensstreek zijn. De verpaupering van een deel van de Hooftstraat kon daar heel goed aanleiding voor zijn. Misschien waren er wel krakers geweest die een vuurtje in het winkelpand hadden gestookt en was toen alles uit de hand gelopen.

Langzaamaan dwaalden zijn gedachten af naar het centrum van de stad en hij realiseerde zich hoeveel er de laatste maanden was veranderd. Niet alleen de kaalslag aan de Hooftstraat maar ook de verplaatsing van boekhandel Haasbeek was een verrassing voor hem geweest. En dan was er dat Thorbeckeplein dat steeds meer ging lijken op ene verlaten havenkade. Een soort Rotterdam-Zuid in het klein dus. Nou ja, niet zo gek natuurlijk. Ooit moest Alphen immers het “Rotterdam aan de Rijn”  worden? Eigenlijk was het wel lachen. Alphen was al zo’n honderd jaar in de ban van grootheidswaanzin en onmacht. Rondweg, cultuurhuis ‘t was allemaal prachtig maar waar moest het toe leiden? Niemand wist waar het met de cultuur in Alphen naartoe zou gaan en de identiteit van de stad, ook zoiets. Veel geredekavel over de identiteit van de stad maar kijken naar bestaande vingerwijzingen daarvoor, ho maar. Zo’n complex dat had kunnen dienen als vleermuizenobservatorium…gewoon slopen. Ja, zo haal je alles weg wat bijzonder is.

De gedachten leken bij Jack vanzelf te komen maar gedachten over de oplossing van de drie moorden…die kwamen niet. Zo nu en dan had hij de neiging bekaf achterover in zijn stoel te hangen en in slaap te vallen. Hij begreep dat zoiets niet wenselijk was. Bottinga kon elk moment binnenlopen met allerlei moeilijke vragen en dan koest hij toch een of ander antwoord kunnen geven. En toch…soms was zo’n uiltje knappen de oplossing voor een zaak maar ja…rechercheurs werden niet betaald voor een hazeslaapje.

Zuchtend boog hij zich opnieuw over de documenten maar de concentratie kon geen vat op hem krijgen.  Als er aan de Lage Zijde nu eens allemaal kleinschalige winkeltjes en smalle straatjes kwamen en dan een gezellig pleintje met boekenstalletjes op het Thorbeckeplein….en dan

Er werd op de deur geklopt en voordat Jack “binnen”  kon roepen ging de deur al open. Het was Bottinga. “We hebben succes, jongeman…” lachte hij breedgrijzend. We hebben zojuist Rinus binnen gekregen. We kunnen hem opnieuw verhoren, misschien moeten we dat in de cel doen.” Het was alsof Jack opschrok en wakker werd tegelijk. “Dat is mooi, gaan we nu meteen aan de slag?” Bottinga schudde zijn hoofd. ” Hij wordt nu nog even door elkaar geschud maar ik denk dat het goed is om hem zo snel mogelijk te grazen te nemen. Over een half uurtje ofzo.” Jack knikte, hij begon van binnen weer een gevoel van plezier te krijgen.Zou het nu toch allemaal gaan lukken?

Opnieuw boog hij zich over de documenten en vooral de gedeelten waarin Rinus voorkwam, las hij met dubbele ijver door. Er zaten behoorlijk wat hiaten in het vorige verhoor en dat merkte hij nu tot zijn grote genoegen op. Hij zou die hele Rinus straks eens even goed ondersteboven keren. Er waren ook nog al wat opmerkingen bij over ….. plotseling schoot hem iets te binnen. Hoe kwam het dat Rinus de vorige keer zo gemakkelijk de weg had kunnen vinden in het politiebureau? Had hij er eerder zijn weg moeten zoeken, snel en behendig? De moord op de brigadier drong zich n u ineens heel sterk aan hem op. Had Rinus daar soms een hand in gehad of was hij misschien de enige dader?

Met dubbele aandacht liep hij opnieuw de uitspraken van Rinus door en zodra er een oopmerking werd gemaakt die hij in verband kon brengen…  Hoe langer hij ernaar keek, des te meer overeenkomsten zag hij. Het was natuurlijk ook heel aannemelijk dat Rinus iets te maken had met alle drie zaken maar….even aarzelde hij….aannemelijk maar daar mocht hij niet van uit gaan. Ze zouden iemand nooit veroordeeld kunnen krijgen op allerlei losse aanwijzingen , ook al waren ze nog zo aannemelijk. En wat heet aannemelijk? Jack merkte dat hij vooroordelen liet meespelen bij zijn  beoordeling van Rinus.

Zwijgend liepen ze over de gang in de richting van Rinus’ cel. Op Bottinga’s gezicht tekende zich een onmiskenbare grijns af en Jack had de neiging die grijns over te nemen. Vandaag gingen ze spijkers met koppen slaan. Ze zouden vorderingen maken en met een beetje geluk een deel van het eindresultaat bereiken…. Jack voelde de spanning in zich groeien en hij dacht op geen enkel moment meer aan de tweeling of de inrichting van het Alphense stadshart. Voor deze momenten was hij politieman geworden. De onzekerheid die lange tijd aan hem had geknaagd, was nu helemaal weg.

Piepend ging de celdeur open…in een hoek zat de verschrikkelijke Rinus. Wat leek hij klein en mager zo. Het was Jack nooit opgevallen dat de verschrikkelijkste crimineel van Alphen zo klein was…

80.

Het kostte Jack moeite om op het politiebureau niet de hele dag te lopen zingen. Dat kwam niet doordat hij zich er zo thuisvoelde maar door het vooruitzicht van een tweeling. Hij vond het heerlijk, die gedachte twee van die jolige schreeuwertjes in huis te hebben. Dat Marijntje het druk zou krijgen, daarvan was hij ook overtuigd. En…ze zouden een tweepersoons buggy moeten kopen. Zo’n gevaarte waarmee je het hele voetpad kon versperren. In gedachten ging hij na of zo’n buggy wel in  de auto paste en…waar het ding in huis geparkeerd zou moeten worden.  Intussen was hij bezig met zijn werk maar of het allemaal goed ging, dat was hem niet eens duidelijk.

Fluitend sprong hij die namiddag op zijn fiets en vlak voor het politiebureau vergat hij richting aan te geven bij het rechts afslaan. Een blonde meid op een racefiets schold hem meteen de huid vol en liet hem weten dat hij achter de haaietanden moest wachten….asociale hollikker! Jack hoorde het schelden nauwelijks en fietste vrolijk fluitend door, ook toen de boze blonde helleveeg voorbij racete. Ze had een mooi strak kontje, op die racefiets, dat was waar…ja Jack zag overal het positieve van in sinds een paar dagen.

De avondzon stond nog hoog aan de hemel voor de tijd van het jaar en voor april was het ook best een lekker temperatuurtje. Jack dacht er in stilte over de volgende dag in zijn korte broek te gaan fietsen, gewoon een eindje, nu het nog kon. Ter Aar, Nieuwkoop, Bodegraven, Reeuwijk…het leek hem wel wat. Over een paar maanden kon hij zo lang niet meer gemist worden thuis. Reikhalzend keek hij naar de overkant van de Oude Rijn terwijl hij richting Zwammerdam fietste.De omgeving was er niet fraaier op geworden met die overslagterminal maar ja….in Zwammerdam merkte je daar gelukkig weinig van. Daar kon je nog heerlijk uitkijken over de spoorlijn en jezelf in een groene omgeving wanen.

Voor Marijntje had het grote voordelen, die verhuizing naar Zwammerdam. Ze zat nu veel dichterbij haar werk. Ze kon de afstand zelfs gemakkelijk lopen en dat deed ze geregeld. “Zoklang ik geen last krijg van mijn buik, lijkt het me prima”, glimlachte ze keer op keer. Deze dag was er iets bijzonders. Ze werd ingehaald door een fluitende fietser die tien meter verderop met gierende banden stopte. ” Hallo schoonheid”, jubelde de fietser luidkeels over straat. ” Ook net klaar?” Marijntje rende de tien meter en sprong Jack om de nek: “Klaar, klaar, klaar…”  zong ze terwijl ze meehuppelde. ” Ik hoop dat ze allebei voorin zitten , dan kunnen ze het beste naar buiten kijken”, giechelde ze als een bakvis. Jack stelde haar gerust:” Ik denk het wel, het zijn slimme kinderen.”

De twee liepen in ijltempo verder en ineens veranderde Marijntje van toon….” Ik loop er al een tijdje over te prakkizeren”, begint ze. ” Wat vind jij eigenlijk van vlees eten?”  Even blijft het stil tussen de twee. ” Wat bedoel je daarmee”, vroeg Jack na een tijdje. Weer viel er een ruime pauze. ” Ik bedoel dat ik het eigenlijk best zielig vind, al die dieren die maar worden gefokt om opgegeten te worden. En hebben we eigenlijk wel vlees nodig?”  Jack krabt zich achter zijn oor. Hij weet niet direct goed wat hij moet zeggen. Over vegetarisme heeft hij nooit uitvoerig nagedacht. “Wil je vegetarisch gaan eten?”  vraagt hij langzaam.

” Ik weet het nog niet, ik ben er gewoon nog niet uit”, zegt Marijntje. ” Ik wil er eerst eens goed over nadenken. Eigenlijk is het niet normaal dat wij hokken vol dieren volproppen omdat we ze zo graag willen opeten.” Jack haalt zij neus op. Hij geeft niet meteen ene reactie maar diep in zijn hart is hij het er wel mee eens. De schandalige ophokking van koeien,, varkens en kippen is inderdaad dieronterend. Maar om nou meteen helemaal te stoppen met vlees eten…. In gedachten liet hij biefstukjes, karbonades en eendenbout passeren….het zou niet meevallen om daarvan zo maar afstand te doen. ” Ik zou”, zo begon hij voorzichtig, “ik zou voorlopig niets veranderen, niet zolang die twee koters in je buik zitten. Die zijn  het bestaande menu gewend en ik weet niet of ze in staat zijn zich gemakkelijk aan te passen.” Marijntje knikte, ze moest toegeven dat Jack daarmee wel een gevoelig punt aanraakte. Misschien was het voor de kinderen helemaal niet goed, zo’n plotselinge ingreep in het menu. ” Maar jij, zou er al vast aan kunnen beginnen”, mompelde ze zachtjes. Jack slikte even moeilijk. ” Je weet hoe moeilijk ik dat vind, schat, helemaal in m’n eentje zoiets doen. Nee, we gaan het met z’n tweeën proberen of we proberen het niet.”  Marijntje begon een beetje zuur te kijken.

“Volgens mij wil je gewoon niet. Je wilt gewoon niet serieus over vegetarisch eten nadenken.”  Jack haalde zijn schouders op. ” Jawel hoor maar dan moet je ook over het volgende nadenken:”Weet jij wat een bloemkool ondergaat als je hem uit de grond rukt en in stukken snijdt?” Marijntje keek peinzend voor zich uit maar voordat ze antwoord kon geven, ging Jack verder. ” Het nadeel voor een bloemkool is dat hij geen oogjes heeft om zielig mee te kijken.” Marijntje voelde dat als een klap in haar gezicht. Ze had het idee dat Jack niet serieus met haar discussieerde maar ze kreeg niet lang de tijd om daarover na te denken. ” En dat meen ik serieus”, zei Jack…

79.

Een groot klusser is Jack niet maar het nieuwe huisje bij Zwammerdam begint er nu toch heel gezellig uit te zien. Jack heeft zelfs kans gezien een stopcontact zo te verplaatsen dat de bank net tussen de deur en de stekker van de schemerlamp past. “Klein maar fijn”, rep hij steeds en…het huisje is toch al een stuk groter dan wat ze hadden aan de Sparrestraat. “Hè, ik voel me hier zo lekker thuis”, zegt zijn vriendin steeds maar weer en Jack glimlacvht. Hij ziet het als een compliment.

Maar het is niet alleen zijn huis dat hem bezighoudt. De politie begint hij zolangzamerhand een verstikkende organisatie te vinden. Al die gewichtige mensen met hun sterren en strepen, het begon hem allemaal een beetje de keel uit te hangen. En dan, resultaat ho maar! Jack kreeg het gevoel dat er zo nu en dan helemaal geen resultaat werd geboekt doordat sommige afdelingen elkaar het licht in de ogen niet gunden. Als het aan hem lag, zouden ze al lang hele volksstammen aan verdachten hebben opgepakt. Tot op heden waren er nog maar twee voor verhoor geweest. Dat schoot niet op. Er waren potverdorie drie moorden op te lossen! Met ene verbeten gezicht ruimde hij de rommel van het klussen op. Daarvoor had hij inmiddels ook een echte kast in elkaar getimmerd. Smal maar heel hoog en alles paste erin. Het diong zat een beetje rammelig in de muur maar heel erg was dat niet want er lagen ook helemaal geen zware dingen in. Het zouzo best een hele tijd kunnen blijven staan en misschien kreeg hij later nog eens zin alles steviger in de muur te rammen.

Hij voelde zich moe…het gewerk aan het huis was toch wel even iets heel anders dan rondslenteren op het bureau of….een paar kilometer fietsen. Hij plofte neer op de bank en liet zich kreunend en zuchtend een biertje inschenken. Met een schuin oog keek hij naar Marijntje. Hij had doodeenvoudig trek in haar maar haar gezicht leek op dat moment iets heel anders uit te stralen. Nee, chagrijnig was ze niet maar er was iets dat ze nodig wilde zeggen. Ze keek recht voor zich uit maar Jack herkende het zenuwachtige trekken van haar mondhoeken. Het zou waarschijnlijk schelen als hij haar nu vroeg wat er was. Er waren maar drie woordeen voor nodig. Ze vloog hem om de hals en kuste hem op beide wangen, mond, hoofd, nek en ging als een wilde tekeer. ” Wat is er?”  vroeg hij weer. Marijntje giechelde: “Het wordt een tweeling…” Jack keek even recht vooruit alsof hij metstomheid geslagen was…”Het wordt ene tweeling….” herhaalde hij langzaam. Hij wist niet meteen of hij lachen of huilen moest. ” Ga je me nou vertellen dat we toch nog ene te klein huis hebben aangeschaft?”  vroeg hij verbouwereerd. Marijntje keek hem nog steeds breed glimlachend aan. ” Vind je het niet gezellig?”  vroeg ze nieuwsgierig. Langzaamaan begon Jack te begrijpen dat Marijntje heel trots was op de nieuwe “invalshoek”.  ” En weet je dat heel zeker?”  vroeg hij.Marijntje glunderde nu nog veel breder. “: Nou en of, kijk maar….”  Ze legde een foto op tafel waarop duidelijk twee kindjes waren te zien.  ” Maar dat is prachtig!”  riep ook Jack nu. ” Dan hebben ze meteen wat te spelen.”

Het was duidelijk dat een gesprek over Jack’s toekomstplannen op dit moment niet welkom was. Misschien was dat maar goed ook want zijn ideeën waren nog maar half uitgewerkt. Maar…het begon te koen….met zijn ervaring en inzichten moest er ietas van te maken zijn: een eigen detectivebureau. En dan gewoon met een paar enthousiaste mensen lekker aan de weg timmeren. Alleen….zouden ze ook echtscheidingszaken aan moeten nemen? In het begin zouden ze dat geld misschien hard nodig hebben maar als je er een keer mee bezig was…

Het kon niet missen….Marijntje stond in de opening van de babykamer…te kijken of er plaats genoeg zou zijn voor twee bedjes. Dat zou misschien nog wel gaan maar dan zou de commode toch echt ergens anders heen moeten. Overloop? Badkamer?  Een beetje zorgelijk keek ze om zich heen. Jack kwam achter haar staan en sloeg zijn armen om haar middel. “Het wordt wel knus”, fluisterde hij in haar oor en gaf er meteen een zoen achteraan. Marijntje begreep heel goed wat hij daarmee bedoelde: het zou krap worden. ” Misschien is het het beste als we zelf gaan slapen in de logeerkamer en als we de baby’s in onze slaapkamer doen”, suggereerde Marijntje. Jack beet op zijn onderlip. Hij had de logeerkamer willen gebruiken als werkkamer in de komende tijd maar hij begreep ook dat er iets moest gebeuren als er twee baby’s op komst waren.  ”OK”, zei hij luchtigjes. ” We moeten het allemaal nog eens heel goed opmeten.”

Er lag een bijzonder soort stilte over de rest van de dag. Jack had het gevoel dat hij en Marijntje ieder zo met hun eigen gedachten rond de tweeling bezig waren. Zij liep het hele huis al opnieuw in te delen en plannen te maken voor de eerste weken. Hij probeerde te bedenken hoe hij voor zichzelf zou kunnen beginnen in een uiterst krap huisje dat eigenlijk overbevolkt was. Er bekroop hem het vreemde gevoel dat alles en iedereen op het ogenblik tegen hem samenspande. Om hem maar vooral geen kans te bieden het korps te verlaten. Dat was natuurlijk kinderachtig gedacht maar het kwam toch in hem op.  Hij kende de oplossing natuurlijk wel: hert werd hoog tijd om eens met Marijntje over zijn plannen te praten. Onwillekeurig dook er ene ,ied op in zijn hoofd. “Where do I begin….”

78. De wereld zag er hier heel anders uit. Jack merkte het, ‘s morgens kropen de zonnestralen eerder door het raam naar binnen maar ook de regendruppels leken hier harder en dikker te vallen. Soms kon je het gekluid van de waterkoker en de regen nauwelijks van elkaar scheiden. Het was ook stiller in het nieuwe huis, het leek vakantie maar het was voorgoed of….in elk geval voor lang.

De regen zwiepte nu langs de ramen en vooral de ruiten aan de polderkant hadden weinig bescherming. Aan de andere kant van het huis, waar de keuken lag, stond een rij bomen voor het huis…daar lag ene klein bosje. En achter het bosje lag dan weer De Bruggen. Vanuit het huis was daarvan verder niet veel te zien, alleen een blinde muur van één van de bungalows.

Jack zat met Marijntje op schoot en ze zwegen, ze genoten van het samenzijn en de stilte en de nieuwe omgevibng. Na een tijdje liet Marijntje zich van zijn schoot afglijden maar haar benen bleven er bezitterig overheen bungelen. Met haar achterste zakte ze in de kussens van de bank, een nieuwe bank die ze zichzelf hadden  gegund bij de verhuizing. Als een soort cadeautje. Het was een echte zondagmiddag. Een beetje klunzig.

Veel meer dan naar elkaar kijken en naar buiten loeren ,d eden ze eigenlijk niet. Epie en Hepie waren inmiddels bij hen op de bank gesprongen en knorden in een zalig rust houden. Bij Jack en Marijntje leek ook de slaap toe te slaan totdat de vreemde bel ging…een echte ouderwetse trekbel, geen elektrische. Het was even wennen maar hetd rong nog harder en beter door. Jack keek zijn vriendin zuchtend aan en er schoot iets door zijn hoofd. ” Ze kunnen ons niet zien zitten vanaf de straatkant”, zei hij. Marijntje grijnsde en haar glimlach werd nog breder toen de bel voor de derde keer ging. ” Ze zijn volhardend”, lachte ze. Jack liet een zachte glimlach om zijn mond spelen. “Ooit geven ze op”, glimlachte hij.

De bel stond weer stil, de onverwachte bezoekers waren kennelijk vertrokken. Jack probeerde door ene smal zijruitje te kijken om te ontdekken of er voorbijgangers waren maar hij zag bijna niemand. Er waren wel twee mensen op de fiets maar die zaten met hun rug naar hen toegekeerd  en dus kon hij niet meteen ontdekken wie het waren. ” Helemaaaaaal geen zin in”, zei hij, “bezoek”.  Hij liet zijn rechterhand door Marijntjes haar gaan.

Ze hingen nu haast ongecontroleerd met armen en benen naar alle kanten gestrekt en de enigen die zich bewogen waren zo nu en dan de hondjes.  Zij moesten van tijd tot tijd verschuiven omdat een voet of een elleboog te dichtbij kwam. Zelden of nooit hadden Marijntje en Jack hun zondagmiddag zo ontspannen beleefd. Dat de regen in stromen neer bleef komen en langzamerhand veranderde in natte sneeuw, dat deerde ze niet. ” We hoeven de honden niet eens uit te laten”, lachte Jack ineens. ” We laten ze gewoon rondhuppelen door de tuin.”  Marijntje reageerde pas vijf minuten later. ” Dat is goed, als jij de drollen opruimt.”

Jack krabde zich op zijn achterhoofd want drollen rapen was één ding, ze zoeken was wat lastiger. Maar…daar stond tegenover dat hij dat kon doen als het weer wat beter was. En zo zakte hij weer gelukzalig achterover. Epie kroop op dat moment hoog op zijn borst en bijna tegen zijn kin. Kreunend en zuchtend liet hij zich daar in elkaar zakken. Daarbij duwde het dier nog eens hard onder tegen zijn kin aan. Jack verzette zich niet, al helemaal niet toen hij een paar onmiskenbare vingers van Marijntje over zijn bovenbeen naar boven voelde lopen.

Langzaamaan dook de duisternis van de ten einde lopende middag door het raam naar binnen. Er hingen dikke wolken in de lucht en het zag ernaar uit dat het nog heel veel zou gaan regenen. Jack keek nog een keer over de stapel ledematen en honden en kussens in de richting van zij vriendin. Haar ogen waren dicht en ze leek te slapen. Langzaam zakte zijn hoofd naar achteren en vielen zijn ogen dicht. Er begon een lange droom waarin hij aan een zwerftocht begon die zeker duurde tot en met 1 januari….was het werkelijkheid of schijn?

77. Zelden was een dag zo leuk geweest als vorige maand dinsdag de 4e. De dag na de Sinterklaasbrand, een dag die Jack zich nog levendig kon herinneren. “Zullen we gaan samenwonen?”  had Marijntje gevraagd en ze had er haar meest open en spontane gezicht bij getrokken. “Dat lijkt mij een prima idee”, had Jack meteen geroepen  terwijl hij zijn opwinding en vreugde verborg achter een serieuze grijns zoals dat bij een man en een hoofd van het gezin hoort. Er rust op de schouders van de man een zware taak. Een hele reeks van zinnen en uitspraken van zijn vader doorwoelden plotseling zijn hoofd en met veel inspanning slaagde Jack er nauwelijks in daar weer vanaf te raken.

Even zo goed was hij enthousiast op zoek gegaan naar ene gezamenlijke woning. Marijntje had niet zoveel spullen maar in het huisje aan de Sparstraat kon er echt niets meer bij. En Marijntje had alleen maar ene kamer waar ze woonde dus dat was al helemaal geen goeie plaats om te wonen. Het duurde niet lang….na tien dagen al stonden ze perplex voor een huisje aan de rand van Zwammerdam. Het was voor Marijntje iets dichterbij haar werk en voor Jack iets verder fietsen. Dat had hij er graag voor over, vooral voor dit huis. Het stond niet ver van het oude station met uitzicht over de polder. Schitterend was het en hij stelde zich al voor hoe hij ‘s morgens in de armen van zij vriendin wakker zou worden en niet zou weten of hij eerst naar Marijntje moest kijken of naar het raam zou lopen.

Met eene beetje geluk en hulp van de familie waren ze erin geslaagd genoeg geld bij elkaar te krijgen om ook nog een kleine hypotheek te kunnen krijgen. De zaak was in kannen kruiken en nu was hij met een busje op weg naar zijn plekje aan de Spoorlijn, of eigenlijk een afsplitsing daarvan. Het busje was eigenlijk iets te groot, zeker met de aanhanger erbij, zo’n groot rijbewijs had hij niet maar….hij had op het bureau nog eens even de lijst van verkeerscontroles doorgekeken en hij wist dus hoe hij zijn collega’s kon vermijden en omzeilen.

Hij schaamde zich daar niet voor. Veel politiemannen en -vrouwen van de verkeersdienst waren bij de politie gegaan om ervoor te zorgen dat ze zelf konden doen waar ze zin in hadden. Collega’s zouden hen immers toch niet op de bon slingeren… Fluitend stuurde hij zijn busje door brede en vooral smalle straten en hij was stomverwonderd toen hij uitgerekend in Zwammerdam bij de afslag richting De Bruggen werd aangehouden. “Zo collega”, zei één van de vrouwen van de verkeersdienst waarmee hij drie dagen te voren nog een aanvaring had gehad in de kantine, ” laat u uw rijbewijs maar eens zien.”

De jonge brunette fronste haar wenkbrauwen. ” Ik zie het al, u rijdt in een vrachtwagen waarvoor u geen rijbewijs heeft. Dat is niet zo best.” Jack haalde zijn schouders op. ” Kijk eens meid, als jij nog vooruit wilt komen bij het korps, moet je toch een andere toon aanslaan…”  Het meisje wilde net iets opschrijven over intimidatie van een ambtenaar toen haar collega eraan kwam rennen. ” Wegwezen”, zei hij scherp. ” We moeten hier weg, we hebben te maken met een amber alert. Laat die ouwe toch met rust…”  Het meisje beet op haar onderlip, keek Jack onzeker aan en gaf het rijbewijs terug… ” Ik krijg een maaltijd van je…”

Verder ging het weer, fluitend langs de wegen. De Spoorlaan in Zwammerdam is één van de langste wegen in het dorp maar nog net voor de overweg bereikte Jack zijn doel. Nu hij het busje voor het huisje stopzette, viel het hem op dat het huisje ook nog wel erg klein was. Het voel helemaal weg achter de bus maar…vooruit maar. Ze hadden alles opgemeten en alles kon er echt in.

En inderdaad, in de verte kwam Marijntje aanfietsen, ze kwam zo van haar werk naar het huisje. Het zou hard werken worden vandaag om alles op z’n plaats te zetten. Jack schoot in de lach…eerst waren ze dagenlang bezig geweest de spullen in de takken en nu moest het er weer uit. Wat een onzin allemaal…. Met een stevige ruk trok hij een boekendoos tevoorschijn. Zijn armen deden even zeer want na dagenlang inpakken was er wat spierpijn opgekomen. Toen Marijntje haar fiets tegen de muur zette, riep ze vrolijk ” Zal ik maar meteen helpen?”  Ze pakte het espresso-apparaat en begon koffie te zetten. Dat ging goed totdat ze ontdekte dat de kopjes nog niet uit de auto waren gehaald. Een beetje mopperig liet ze blijken hoe ze daarover dacht.

Samenwonen….ja het kan heel gezellig zijn. Bekaf was-ie….puffend en blazend zat Jack aan de koffie die Marijntje uiteindelijk toch had kunnen inschenken. Intussen had ze een orchidee, de hondjes, een doos bestek en….twee kookpannen naar binnen gebracht. Ja, die inrichting was echt ene gemeenschappelijke bezigheid. Overigens had ze gevonden dat het kastje dat Jack op de overloop had neergezet, tocvh beter beneden in de woonkamer kon staan. Dat is het leuke van samenwonen, je gaat alles nog eens in een ander perspectief zien, zo dacht Jack. Langdurig keek hij zijn vriendin aan zonder een woord te zeggen en intussen zat hij te bedenken wat de volgende stap zou zijn…

76. Gillen, nee krijsen was het meer wat de kleine donkere man ten gehore bracht terwijl hij wanhopig heen en weer wiebelde in de sterke armen van de Surinaamse hoofdagent Desi Dageraad. Jack vond het ene komisch gezicht en kon zijn lachen niet houden toen hij zag hoe de kleine driftkikker door de boomgrote politieman voort werd gesleept door de gang van het bureau. Desi bleef grijnzend staan bij Jacks deur. ” Het was een leuk feestje”, zei hij met zijn herkenbare accent, maar deze jojo heeft het verstoord. Bij het woord jojo bewoog hij het mannetje een paar keer op en neer. ” Het Pietenorkest was aan het spelen en één van de Pieten was zelfs aan het dansen met mensen uit het publiek totdat Sinterklaas zich bij hen voegde. Op dat moment sprong deze meneer”, hij schudde het mannetje een nu een beetje door elkaar, ‘uit het publiek naarvoren en stak hij de mantel van Sinterklaas in brand. Daarbij gilde hij alsmaar dat hij werd gediscrimineerd door Zwarte Piet. “Nou”, lachte Jack, pas jij maar op dat het allemaal niet nog erger wordt met die discriminatie.”  Desi grijnsde. ” Sinterklaas ligt nu potverdomme met brandwonden in het ziekenhuis!”  Hij deed twee stappen verder maar stopte toch weer even: ” En als IEMAND zich hier gediscrimneerd moet voelen, ben IK het toch wel?”  Met de wijsvinger van zijn vrije hand wees hij rond zijn gezicht en knipoogde. Lachend haalde Jack zijn schouders op.

“Wat ga je met hem doen”, zei hij terwijl hij achter Desi aanslenterde. ” Even met dit misbaksel praten en dan zullen we kijken wat de officier met hem wil doen. Het is toch bij de Zwarte Pieten af!?” bulderde hij door de gang.  ”Meegaan?”  vroeg Jack. Het was niet dat hij niets te doen had maar hij was erg benieuwd naar het discriminatieverhaal. “Mij best”, knikte Desi, “kunnen we lachen. WIJ wel!”  In de verhoorkamer liet hij het kwade donkere mannetje van enige hoogte op een stoel neervallen. “Zitten blijven!” waarschuwde hij.

De kleine man zat met een van woede vertrokken mond naar de beide politiemensen te kijken maar zei niets.Heel zijn gezicht liet zien dat hij niet van plan was zijn mond anders open te doen dan om te schreeuwen dat hij werd gediscrimineerd vanwege zijn donkerbruine huidskleur. “Weet jij wat je gedaan hebt, etterbak?”  begon Desi met rauwe stem. ” Je hebt een man in brand gestoken die nu misschien levenslang met brandplekken rond blijft lopen en pijn zal hebben. Misschien is het tijd om jouw vingers hier eens tussen de deur te proppen”, veelbetekenend keek hij Jack aan en maakte een beweging om op te staan. ” Ja, ging Jack verder. ” Daar komt bij dat je tientallen kinderen verdriet hebt bezorgd en hun ouders de schrik van hun leven.”  Hij hoorde de kleine man iets fluisteren dat hem niet beviel al kon hij het niet goed horen. ” Zeg dat nog eens op, vrijheidsstrijder!” brulde Desi tegen hem terwijl hij  vlak naast hem staande met zijn enorme gebalde vuist op tafel sloeg.

“Krengen zijn het”, murmelde het mannetje nu iets verstaanbaarder. “Ze discrimineren mij met Zwarte Piet, die slaaf.” Jack grijnsde breed. ” Nou, wees niet bang, je lijkt in helemaal niets op Zwarte Piet hoor! Daarvoor ben je niet zwart genoeg!” De Antiliaan zat verongelijkt voor zich uit te kijken. ” Maar, maar, ik doe tenminste mijn  best om wantoestanden aan de kaak te stellen”, schoot er ineens bij hem uit. “Krijg nou wat”, bromde Desi, ” de man kan praten..”  Hij ging weer zitten en keek de brandstichter diep in de ogen. ” Wat jij hebt gedaan is zware mishandeling en brandstichting. Je hebt natuurlijk geen idee wat Justitie voor jou in petto heeft?”  ” De slaven moesten vroeger ook pijn lijden”, schreeuwde het mannetje weer.

“Dus je voelt je gediscrimineerd?”  Desi zucht diep.”Weet je, je krijgt van mij een dik boek waarin een lang verhaal staat over de herkomst van St. Nicolaas, zijn witte paard, het rijden op de daken en de oorsprong van Zwarte Piet. Als je daarmee klaar bent, zul je ontdekken dat je alleen maar trots op hem mag zijn.”  Verbaasd keek Jack hem aan. “Trots?”  Desi legde zijn wijsvinger op zijn lippen en glimlachte. ” Laat mij maar, we zullen hem bekeren voordat hij naar de rechtbank gaat.”  Daarna keerde hij zich weer naar het mannetje.

“En wat als de Sint nu op zijn paard had gezeten? Had je de mantel dan ook aangestoken?”  Het mannetje haalde zijn schouders op. “Waarom niet?”  ”Weet je dat je geluk hebt?”  vroeg Desi en het mannetje begon weer even schichtig te kijken als in het begin. Zijn ogen leken te vragen wat Desi met die opmerking bedoelde maar het was Jack die hem antwoord gaf. ” Als je dat had gedaan, had je het politiebureau niet eens gehaald, beste vriend. Dan hadden de omstanders je gelyncht, dan had je geweten hoe het is om slaaf te zijn.”

DE man boog het hoofd, hij mompelde nog tegen zichzelf maar Jack noch Desi voelden er iets voor om te vragen wat hij zei. “Je krijgt een anaklacht voor mishandeling aan je broek en je mag morgen nog eens fijntjes uitleggen waarom je dat deed”, zegt Desi op zakelijke toon. “En verder zullen we ervoor zorgen dat de KKK niet bij je in de buurt komt voorlopig.”  Nu begon zelfs Jack verbaasd te kijken. ” Euh….”  begon hij voorzichtig maar Desi schudde zijn hoofd: Kinderen Kraken Klerelijers”, zij  mond ging wagenwijd open om in een bulderende schaterlach uit te barsten.  Hij stond op , liep rond de tafel. ” Ik denk dat we voorlopiug klaar zijn?”  Hij keek Jack even knipogend aan. ” Ja zeker”, knikte Jack en ook hij stond op. “We moesten hem maar eens in een doosje doen.”

Het kostte Desi deze keer geen enkele moeite om het opstandige scharminkel weg te voeren naar een cel…. ” Kijk eens”, lachte hij nog. ” Ruimte voor mensen.”  Dat was toch een verkiezingsleus van de VVD die nu van die strenge ministers in het kabinet had?

75. Starend keek Jack uit over het water dat nu al eeuwenlang op deze plek voorbij kabbelde. Nooit hetzelfde maar wel altijd water natuurlijk. Hij had een plekje gezocht op het terras van Grand Café de Zaak, vlakbij de Alphense Brug. Dat het “steppingstonegebouw”  midden op het Rijnplein voornamelijk een schaduwbron was, maakte nu niet uit. Het was najaar en terasjes waren in deze tijd van het jaar al niet al te aangenaam meer. Toch zat Jack het liefste buiten.

Zijn ogen volgden de bewegingen aan de overkant van de Oude Rijn, nabij het pand van boekhandel Haasbeek en het restaurant dat daarnaast gelegen was. Het was zaterdag, half november en de eerste Sint Nicolaas zonder zijn vader. De Rijn, Jack bedacht zich dat eewengeleden vanaf deze plek Romeinse soldaten naar de dichtbegroeide overkant keken en vreesden dat zwervers of krijgers uit Germaanse streken zich daar verscholen hielden. De Rijn was toen een grens maar ook een plek van ontmoeting.  En nu….

Nu tuft het bootje van Sinterklaas plotseling in het beeld. Naast jack knielt een man met zijn camera neer en terloops vraagt hij: “Welke rivier is dit eigenlijk?”  Jack grimast zonder dat de man het ziet en antwoordt zonder blikken of blozen: ” De Maas”.  De man kijkt hem verbijsterd aan. ” Maar die is toch bij Rotterdam?”  Jack knikt. ” Ja, ook.”   De man keek hem opnieuw met een argwanende blik aan maar durfde niets meer te vragen. Had hij het gevoel voor de gek gehouden te worden? Jack grimaste opnieuw. Hij zag nu hoe de Sint aan de Rijnkade uitstapte en hoe zijn paard werd gebracht. Het was toch schitterend dat in deze ongelovige wereld zoveel kinderen nog opgewonden konden raken van de man in zijn tabberd.

Sinterklaas zonder zijn vader. Het was net of er een blad werd omgeslagen in zijn leven. Natuurlijk, hij had nooit ene goeie band met zijn vader gehad maar het feit dat de ouwe man er niet meer was, betekende meer voor hem dan hij toe wilde geven. Na de koffie bestelde hij een whisky…hij had iets stevigs nodig om zijn kippenvel te overmeesteren.

De menigte wuifde nog steeds naar de bisschop waarvan het gerucht ging dat hij uit Spanje was gekomen. De burgemeester sprak hem nu toe. Hij wenste de goedheiligman dat hij ook dit jaar weer gul zou zijn, vooral zonder aanzien des persoons en….heel duidelijk maatwerk zou verrichten bij de toekenning van cadeaus. De Sint liet weten dat de crisis ook zijn deurtje niet voorbij was gegaan maar dat de wensen en behoeften van kinderen hem altijd meer ter harte gingen dan de angstschreeuwen van zijn boekhoudpiet. Jack grijnsde. “Dat zouden meer mensen moeten doen”, dacht hij. Zou de Sint een liefhebber zijn van Cup a Soup?

Hij stond op en keek nog een keer naar de man die er nu vast van overtuigd dat dwarsdoor de stad Alphen aan den Rijn de rivier de Maas stroomde…   Zou hij hem nog uit zijn droom helpen? Jack schudde zijn hoofd. Hij besloot dat niet te doen. Ieder mens had het recht op zijn of haar eigen dwaalwegen, zo vond hij.  Met grote stappen liep hij langs de kade en opnieuw tuurde hij naar de overkant. Daar dromden nofg steeds talloze kindjes samen om wat pepernoten of schuim te pakken te krijgen.

Achter zich hoorde hij niets. Het was verbazingwekkend hoe weinig cultuur zich afspeelde op het grote plein dat politiek Alphen ooit voor de stad had bedacht. Weliswaar was er een prachtig theater, ene prima instituut, maar buiten op straat, nee…daar gebeurde weinig. Nou ja, er lag de ijsbaan. Eéns in het jaar was er de ijsbaan maar dat was dan ook zo wat het enige evenement op het plein. En verder waren er natuurlijk ‘s zomers terrasjes, die helaas vooral in de schaduw lagen vanwege het Steppingstonegebouw. iets waarvoor de architect inmiddels een fout had toegegeven maar ja, nu stond het kreng er al. En…het moet gezegd worden, met goeie restaurants. Eigenlijk zouden ze gewoon alle verdiepingen moeten slopen behalve de onderste. De plint mocht blijven, zoals architecten het zo mooi konden zeggen.

Maar de ijsbaan was er nu nog niet. Met een beetje geluk zou ze over een paar weken komen en dan zou in het centrum weer het gelach en gegiechel van kinderen te horen zijn, heel wat anders dan het gedram en gescheld van ouders die kinderen in bedwang moesten houden zoals je op andere dagen vaak hoorde. Ouders die wel kinderen wilden hebben, ooit, maar er geen last van wilden hebben. Dat was er de laatste jaren niet gemakkelijker op geworden want je mocht die dingen niet zo maar een draai om de oren verkopen. De enkele dominee die vond dat zoiets was toegestaan werd al gauw naar de hel verwezen.

Ja, dan was die ouwe met zijn staf toch wel wat anders. Jack glimlachte omdat hij ineens iets moois ontdekte. Het was de bisschop die de mantel der liefde had omgeslagen en er zelf in was gaan geloven. Het leven was mooi, als je het maar wilde zien. In dat verband maakte het niet uit welke rivier er door het stadshart van Alphen aan den Rijn stroomde. Het ging erom dat er een rivier was…

74. Irritant vond de korpsleiding het wel. irritant dat Jack als maar weer bleef langskomen met zijn oplossing en aanwijzingen voor de drie moorden. Irritant omdat er zoveel mensen tegelijk opgesloten zouden moeten worden en….de belangrijkste voortvluchtig was. Elk bezoekje van Jack herinnerde hen eraan dat Bertus Boef nog steeds voortvluchtig was.

Jack had een vreemd gevoel over Bertus, ene gevoel dat zijn maagsappen soms stevig in het rond liet draaien. Een gevoel dat hem ook navelwee bezorgde…hij had het idee dat Bertus heel gewoon en geregeld bij zijn eigen café langs kwam om te zien of alles nog goed ging. Natuurlijk het café werd in de gaten gehouden maar Jack had het gevoel dat Bertus zijn bezoekjes in alle stilte en volkomen onherkenbaar kon afleggen. Hij durfde het nauwelijks aan Bottinga of de heren en vooral dames van de korpsleiding uit te leggen . Daarom had Jack besloten om maar eens helemaal op eigen houtje op onderzoek te gaan.

De schemering viel in en de lichtjes in het café gingen op, voor een enkele volkszamnger zo’m moment om een lied aan tw ijden. Voor Jack vooral ene moment om te rillen van de kou. Hij was expres niet in een auto gaan zitten omdat hij vreesde dat een auto meer zou opvallen dan een eenzame stuntelaar. Hij wist dat hij uit moest kijken want er waren mensen in de omgeving van Bertus die hem kenden Het was uitkijken geblazen, de kraag van zijn jas stond recht overeind ook al was het prachtig zomerweer en….Jack had zijn stenton diep over zijn voorhoofd getrokken. Hij kon niet nalaten te grimassen bij de aanblik van zichzelf en moest meteen aan inspector Gadget denken, een tekenfilmserie voor de jeugd van vele jaren geleden. Hij voldeed nu helemaal aan het clichébeeld van de speurder.  Vooral ook omdat hij er zo amateuristisch in z’n eentje op uitging. Als zijn superieuren hier achter zouden komen, zouden ze het hem betaald zetten.

Met een zwierige beweging draaide hij zich opnieuw om en hij begon zich al thuis te voelen als een man die op zijn vriendin wachtte…wat hem trouwens eraan deed denken dat hij Marijntje wel moest inlichten over zijn verblijfplaats. Voordat het zover was, schrok hij op want uit het struikgewas kwamen twee mannen opduiken die om zich heen loerden en snel verder liepen. Ze stapten stil langs Jack heen en liepen de straat een eind af totdat ze de bocht om gingen gingen en uit het zicht verdwenen. Jack keek ze na, hij had ene geurtje opgesnove dat hem bekend voorkwam.

Het was geen parfum, geen stank van zweet, geen….het was de lucht van de kleine, dunne, lange sigaartjes die Bertus altijd rookte. Voor alle zekerheid ebsloot Jack een shet café binnen te lopen. Daarbinnen zou het vergeven zijn van die lucht. Intussen hield hij de auto waarin twee politiemannen het café in de gaten hielden, goed in het oog. Er was geen enkele beweging waar te nemen. Wat deden die mannen eigenlijk? Zat er wel iemand? jack wilde geen tijd verknoeien aan controles maar misschien later…?

Met ene nelle stap was hij binnen. Het was er warm en druk, hij kon nauwelijks zien wie er achter de bar stond. Hij moest zich een weg banen tussen de gasten die de bar vulden en die geen zitplaats meer hadden kunnen  vinden. Ze praatten en dronken bier en rookten want…ja, ondanks het rookverbod werd er bij Bertus altijd gerookt…. De geur in het café was dan ook benauwd en van tijd tot tijd voelde Jack zijn ogen prikkelen. Het werd hem duidelijk waarvoor het rookverbod goed was maar het was niet het moment om er iets over te zeggen. Zijn ellebogen leidden hem langzaam in de richting van de bar. Hij zag al gauw dat een bekende jongedame deze avond het bier tapte en het was dan ook zaak om zich niet te laten zien. Het was ook niet nodig. Hij bewoog zich voort door de dichte mensenmenigte en nam ene houding aan alsof hij ene glas bier in zijn hand hield. Intussen liet hij zijn ogen goed rondgaan, van gezicht naar gezicht.

Er waren mannen en vrouwen bij die hij kende of herkende, er waren vreemden bij en er waren ogen die hem deden denken dat hij ze eerder had gezien….zoals…plotseling was er beweging in de ruimte. Twee, drie mannen baanden zich met grote stappen een weg door de massa. Eerst dacht Jack dat ze het op hem hadden gemunt maar op ene meter afstand maakten ze een bocht en drongen ze zich naar de deur. In een flits herkende Jack in de tweede man die passeerde Bertus, ook hij had z’n kraag opgezet en z’n hoed over z’n ogen getrokken… Dat liet Jack wel lachen….allebei even amateuristisch. Eén ding wist hij zeker: Bertus kwam geregeld in gezelschap met wat andere mannen naar zijn café.  Bertus was brutaal, nog steeds en de politie was dom…

Die avond lag Jack in Marijntjes armen bijna in te zoezen. Hij was moe, net van zijn avontuur maar van zijn gedachten. Hoe moest hij de korpsleiding nu laten blijken dat Bertus geregeld en onopgemerkt zijn eigen café bezocht? Hij kwam niet aan de oplossing toe. Grinnikend viel hij in slaap zodat hij zijn glas whisky bijan over de grond liet rollen. En hij droomde van een gesprek met Bertus in diens eigen café. En Marijntje legde zijn hoofd op een paar kussens en schoof onder Jack vandaan en schonk zichzelf ene glas wijn in…

73. Meesmuilen, dat konden sommigen in het korps maar al te goed als het ging om de collega’s die uit een “andere”  cultuur voortkwamen. Ja, de politie lijkt wel vaak een heel vriendelijk en open organisatie  maar ze is het niet. Vrouwen waren in het begin een probleem maar die tijd had Jack niet meer meegemaakt. Wel was hij al meer dan ééns verbaasd geweest over de manier waarover zijn collega’s spraken over homo’s en nu waren ook ineens de agenten van Turkse, Somaliche of Marokkanse afkomst belachelijk. Het stond Jack allemaal ene beetje tegen terwijl hij een weg zocht door de altijd lastige en ingewikkelde edelstenenbuurt van Alphen. Een gemengde buurt ook, net als het korps. Hier woonden mensen met een stevige portemonnee en goede opleidingen op nog geen vijftig meter afstand van geroepen waarvan nog niet eens bekend was of ze wel voorgoed in Nederland zouden blijven.

Aan de andere kant was Jack trots op de wijk. De woningbouwcorporatie wonenCentraal, politie en gemeente waren er samen met de bewoners toch maar in geslaagd om de wijk leefbaar te maken. lange tijd was het ene probleemwijk geweest maar de problemen waren sterk afgenomen. Dat nam trouwens niet weg dat het er allemaal pais en vree was en van tijd tot tijd nam jack er ene kijkje in burger. Hij lette goed op en zag aan sommigen dat ze hem herkenden, zij wisten vaak ook dat hij politieman was. Dat leek hem nou het leuke van wijkagentschap maar ,…die wijken waren vaak veel te groot. Dan kon je toch nauwelijks ene goed contact met de inwoners krijgen. Opgewekt en tegelijkertijd in gedachten fietste hij door. Voor zijn ogen speelde zich een wonderlijk tafereel af.

Twee jongens met een donkere huidskleur uit een land dat Jack steeds weer vergat, hielpen een blanke man naar de overkant van de straat. Ze begeleidden hem helemaal totdat hij aan de overkant was en gingen daarna pas terug. Het was niet omdat ze Jack net hadden gezien en een goede beurt wilden maken want ze hadden hem nog niet gezien. ~Jack kende de jongens wel en de jongens kenden hem ook. Ze hadden elkaar wel eens ontmoet in het jongerenhonk in de wijk. “Hé Jack”, riep ineens éen van de jongens.  ”Hé, Gambo”, riep Jack en plotseling besefte hij dat hij geen idee had hoelang die jongens al in Nederland waren en of ze nog wel heel lang zouden blijven. Ze waren wel ingeburgerden spraken goed Nederlands maar….kortgeleden had het hele land op z’n kop gestaan over zo’n jongen. Uiteindelijk was het allemaal goedgekomen maar zekerheid kon je daar niet uit putten.

Jack fietste verder  en bereikte de Kennedylaan, een drukke weg voor doorgaand verkeer. Aan de overkant lag de Planetenbuurt en ook daar woont tot op de dag van vandaag een heel gemengd publiek. Jacvk begon er steeds meer plezier in te krijgen. Naar mate hij verder en dieper in de wijken en buurten doordrong werd het steeds leuker. Hoe iedereen zo probeerde zijn tijd te vullen. Autochtoon ontmoette allochtoon, dat ging trouwens gemakkelijker dan de ontmoeting rijk-minder rijk of arm. Het voordeel van zo’n gemengde wijk was volgens Jack dat je dat onmiddellijk kon zien. Hij fietste nu langs de voorkant van de Turkse moskee waar op zondag keihard werd gevoetbald.Bijna kreeg hij zin om even van zijn fiets te springen maar hij wist dat zijn collega’s op het bureau op hem wachtten. Deze zondag hadden ze uitgekozen om een salle problemen rond de moorden en de verdwijning van ~Bertus op een rijtje te zetten.
Met ene grote zwaai reed hij de Meteoorlaan in. Even keek hij op zijn  horloge. Vijf voor half vier! Opschieten geblazen! Hi zette Andrea Botticelli op zijn headset aan en floot rustig mee. `de toer door de gemengde wijken had hem een vrolijk gevoel gegeven.

In het kantoor was de stemming heel wat minder opgewekt. De anderen keken zelfs verstoord op toen Jack zo vrolijk binnenkwam. “Wat is er met jou aan de hand?” Bottinga trok één wenkbrauw op, iets wat hij goed kon. Jack grijnsde nog breed toen hij uitlegde hoe prettig hij zich had gevoeld in de wijken die in Alphen vaak alleen maar fluisterend worden genoemd. “Nou, wees er maar blij mee”, bromde één van zijn collega’s die hij van PVV sympathieën verdacht. Met nadruk liet Jack nog eens merken hoe verschrikkelijk blij hij erom was. De vergadering begon en iedereen concentreerde zich op de zaken, dat was vooral te danken aan de strenge leiding die Bottinga aan het gesprek gaf. “Soms lijkt het net een echte baas”, dacht Jack in stilte.

Een goed geleid gesprek en twee uur verder….was er wat opgelost? Jack had niet het gevoel dat hij nu veel beter wist wat hij moest doen dan aan het begin van de middag. Een paar anderen riepen dat alles hen veel duidelijker was geworden. Voor Jacks gevoel wilden zij vooral een wit voetje halen bij Bottinga. Het viel hem op dat die groep alleen uit autochtone politiekemnsen bestond. Verstonden zij de kunst van het carrièremaken beter?

72.Het leek wel hand over hand erger te worden. Tante Eefje en haar kleine clubje vertoonden zich steeds vaker en indringender op straat. En ze bleven maar met borden rondlopen met teksten over moslims en Islamisering en al dat soort en ze hadden nu ook een nieuw woord geleerd: sharia!  Volgens Eefje en haar volgelingen deed de sharia, de Islamitische wetgeving, in Nederland steeds meer zijn intrede. Om de bewering te onderbouwen hadden de leden van het groepeje uit allerlei obscure hoeken van de literatuur artikelen te voorschijn gehaald waaruit bleek dat ze gelijk hadden. Dat wsa de kunst, eerst iets stellen en daarna kijken of er ergens een bewijs voor te vinden was.

Jack beet zich op zijn onderlip terwijl de demonstratie zich voltrok op het Thorbeckeplein. Met pijn in het hart had de burgemeester er toestemming voor moeten geven omdat hij geen goede reden had kunnen vinden om de bijeenkomst te verbieden. In totaal liepen er zo’n dertig mensen met spandoeken over het plein. Intussen schreeuwden zij leuzen tegen Islam, moskeeën en de regering die volgens hen veel te laks was. Het groepje bestond voor het grootste deel vrouwen van rond de vijftig, moeders waarvan de kinderen voor zichzelf zorgden. Bovendien hielden die kinderen zich verre van de opstootjes waaraan hun moeders deelnamen. Doodeenvoudig omdat ze zich ervoor schaamden en…ook wel eens vrienden of vriendinnetjes hadden die moslim waren.

Jack geneerde zich ook want hij voelde er weinig voor om straks een keer tegen zijn eigen tante te moeten optreden en toch…als het zo doorging, zou hij dat zeker een keer moeten doen. Die groep groeide met de dag en ondernam van keer tot keer hinderlijker en vooral ook irritanter activiteiten. Dat ze nu al tot op het Thorbeckeplein waren doorgedrongen, stoorde Jack en wat moesten de Turkse en Marokkaanse winkeliers in de buurt er wel niet van denken?

En dan ging het alleen nog maar om de mensen die openlijk demonstreerden want hij merkte dat er steeds meer mensen waren die het gewoon vonden om heel anti-Islamitische opmerkingen te maken.Van tijd tot tijd ging Jack met hen in gesprek, gewoon over alledaagse dingetjes. Dan ging het allemaal best  en begonnen ze elkaar nog aardig te vinden ook. Zodra het over de Islam ging, veranderde dat. Die anti-Islamisten waren zo verrekte fanatiek en overtuigd van hun eigen gelijk. Daarbij haalden ze voortdurend teksten aan van mensen die vooral probeerden bekend te worden door hun opruiende geschrijf. Daartegen was geen kruid gewassen. Deanti-Islamisten geloofde  heilig in hun anti-zijn en dat was voor hen kennelijk voldoende.

Zo stond Jack daar een beetje voor zich uit te dromen totdat een hond, een rottweiler, zich plotseling tussen de demonstranten begaf en een aantal dames in hu kuiten beet. Eén van hen wilde hij maar niet loslaten. Onmiddellijk kwamen Jack en zijn kameraden in het geweer. Zij stelden al hun hondenkennis in dienst van hun pogingen om een vreselijk bloedbad te voorkomen. Metd rieman werpen zij zich op de ontembare hond die uitzichzelf weigert los te laten maar één van Jack collega’s kent alle trucjes daarvoor. Eindelijk laat de hond los maar de vrouw ligt met een volledig opengebeten onderbeen kermend op straat. Het feest van de demonstratie lijkt er nu wel af te zijn.

Intussen kijkt Jack het hele plein rond om te ontdekken of de eigenaar van de hond nog ergens te ontdekken is.  Het dier draagt niet één onderdeel van een gewone lijn dus hij is ontsnapt of losgelaten. Met zijn scherpe en getrainde ogen ontdekt hij een man die haastig om de hoek van de Dreesmanpassage verdwijnt. Er slingert iets uit zij jaszak dat doet denken aan een hondenriem en Jack zet zich in beweging. Veel moeite hoeft hij niet te doen om de man in te halen. Hij is niet groot en kijkt wat somber onder de rand van zij hoed vandaan de wereld in. ” Meneer, meneer////hijgt Jack. ” mag ik u even wat vragen?”  ”Liever niet”, antwoordt het mannetje snibbig.

” Ik doe het toch”, houdt jack vol. ” Waarom hebt u uw hond los laten lopen? Heeft u niet gezien dat hij een dame heeft aangevallen en  haar been heeft opengebeten?”  Het mannetje blijft nu ineens stokstijf staan en kijkt Jack door de ronde glazen van zijn zwarte bril fel aan. ” Dame? Ik heb geen dame gezien?”, zijn stem klinkt spottend en scherp.  ”Alleen een groepje hoeren dat bijeen is gekomen om een hoerderige boodschap uit te dragen en ik kan er niet… ” Jack begint zijn geduld te verliezen. ” Luister”, zegt hij kwaad. ” Of u geeft hier uw identiteitsbewijs, of u gaat mee naar het bureau. De kans is groot dat uw hond moet worden afgemaakt.” Het mannetje loopt nu rood aan. “Afmaken? Omdat het die Nazi’s aanvalt?”  Jack knikt, Nazi’s of niet,z e mogen zeggen wat ze denken, of liever: vinden….  Bij die laatste woorden schrikt hij ban zichzelf, eigenlijk heeft hij al gezegd hoe zij zelf over de demonstranten denkt…  Maar het mannetje gaat nu wel mee naar het bureau, helemaal vrijwillig…

71. Koken, ja dat kan Marijntje wel. Niet elke dag maar zo nu en dan in het weekend krijgt ze de geest. Vooral als ze samen is met Jack. Dan wil ze eens even laten zien welke en hoeveel liefde er door de maag gaat. Koken dat lukt wel maar de voorbereiding! Marijntje weet maar al te goed dat dat haar zwakke kant is. Ze maakt altijd briefjes met hele lijsten van bestanddelen en dan komt ze thuis met de boodschappen. Bij jhet uitpakken van de tas blijkt dat ze de helft vergeten heeft en dat ze bovendien van alles en nog wat heeft gekocht dat niet nodig is. “Maar het zag er zo lekker uit in de winkel”, roept ze dan.

Zo is het ook vandaag weer en deze keer is het extra vervelend want Jack en Marijntje krijgen vrienden te eten. Het moet dus allemaal tot op de laatste en mooiste korrel kloppen, anders. Jack riep nog ” Krijgen we vrienden te eten? Dan moeten we nodig nieuwe zoeken?”  Reuze geestig maar Marijntje was er weer helemaal door van streek. Ook nu weer, het leek echt wel of ze een kindertehuis van chocola moest voorzien en toch…ze had zich voorgenomen een heel bijzondere tortilla te maken. Marijntje keek de verzameling boodschappen nog eens door en kwam uit op frites met kroketten en chocoladetaart toe.   ” Ik word gek van mezelf”, krijste ze door de keuken maar niemand hoorde haar, behalve misschien de buren en Epie en Hepie die verschrikt verder wegdoken in hun mandje.

Zuchtend pakte Marijntje haar boodschappentas weer op die nu helemaal leeg was en daarna inspecteerde ze haar portemonnee. Die was leeg, op het bankpasje na. Marijntje had geen flauw idee hoeveel daar nog op stond, het was tijden geleden dat ze er geld vanaf had gehaald maar…rood staan mocht ook nog altijd. Nee, het was niet haar geluksdag.

Eenmaal op de fiets begon ze zich af te vragen of het sjagrijn dat in haar hoofd rondwaarde op haar gezicht zou zijn af te lezen. Ze wilde ionder geen beding één van de velen zijn die op straat rondfietste met een ” rotkop” . Méér dan eens maakte zij daar opmerkingen over tegen Jack en…nu zou ze zelf het slachtoffer zijn. Net toen ze besloot om een vrolijker gezicht te trekken hoorde ze iemand naast zich zeggen ” Wat kijk jij ernstig.”   Marijntje keek in een reflex opzij omdat ze de stem heel goed meende te kennen. En ja hoor, daar reed Jack. ” Boodschappen aan het doen?”

Marijntje glimlachte maar haar glimlach kreeg ook iets slims. ” Ja, ik ben een beetje laat maar ik bedacht me ineens dat ik nog boodschappen moest doen voor de tortilla. Ga je mee?”  Jack schudde zijn hoofd. ” Nee, dat zal niet gaan, ik ben op het ogenblik op weg naar het bureau. Daar moet ik zo zijn en trouwens, volgens mij ben je al aan je derde tocht bezig.”  Marijntje voelde bijna hoe het schaamrood tot aan haar oren steeg. Wat kende Jack haar toch goed! “Valt mee hoor”, zei ze dit keer flauwtjes glimlachend. ” Ik ben nog maar voor de tweede keer op weg.” Jack grijnsde. “Daarom keek je zo ernstig, je was boos op jezelf.” Marijntje moest nu voluit lachen. ” Jaja, het is goed, ga nu maar gauw weg, ik doe het wel weer alleen.” Vooral die laatste woorden klonken Jack als muziek in de oren. ” Dat klinkt klagerig, maar ja…je bent ook een vrouw”, zei hij. Meteen zette hij extra aan op de pedalen . Met één arm zwaaide hij nog naar zijn vriendin die niet verder kwam dan “Jack Streng, dat zet ik je betaald als je thuiskomt.”  Jack hoorde dat niet eens meer en schoot er nog veel verder vandoor. Marijntje moest oppassen dat ze niet verder achter hem aanreed . Ze sloeg net bijtijds linksaf in de richting van de winkel aan het Goudenregenplantsoen.

Het was eigenlijk gek. Daar liep een paar dames dat ze vorige keer bij het boodschappen doen ook al was tegengekomen. Het leek net of zij nu tegen elkaar zeiden. ” Kijk, daar heb je dat warhoofd dat altijd twee of drie keer de deur uit moet om de boodschappen binnen te halen.” Ineens voelde zich bekeken van alle kanten. Zou iedereen hier door hebben dat ze altijd maar weer terugkwam om nog weer eens een keer opnieuw boodschappen te doen? Het liet haar niet meer los. Ze ging er niet sjagrijning van kijken maar richtte haar ogen wel op de grond. Zo kon niemand zien hoe zij van binnen stevig kookte.

Eenmaal thuis, viel het toch weer mee deze keer. Ze had nu eindelijk alle ingrediënten voor de maaltijd in huis. Nu nog koken…pfff ze had het gevoel dat ze daarvoor geen energie meer over had maar….het moest. Het zou een vermoeiend dagje worden.

70. De jacht op Bertus was nu in volle gang. De gangen in het politiebureau gonsden van de spookverhalen over de plaatsen waar die man zich zou ophouden maar er waren ook wel eens serieuze aanwijzingen over zijn verblijfplaats. De politiemensen waren allemaal diep geschokt. Het w as voor het eerst dat er een man was ontsnapt langs alle veiligheidsdeuren en -sloten heen. Het was nog nooit eerder gebeurd, ook niet in andere bureaus met hetzelfde systeem. Jack kreeg opdracht te onderzoeken of Bertus misschien hulp had gekregen van iemand in het bureau.

Heel blij was hij niet met die opdracht want het zou hem zeker niet populairder maken onder zijn collega’s. Bovendien vond hij dat het ene taak was voor de rijksrecherche maar de korpsleiding wilde daarnaast ook een eigen onderzoek. Jack was daarvoor aangewezen  omdat hij de meeste schade opliep in zijn werk door de vlucht. Hij zou zeker de hulp van Bertus niet zijn, zo dacht de korpschef. Of hij was het wel maar dan zat hij tot over zijn oren in de zaak en dan zou het zeker gaan blijken. De korpschef was slim. vond iedereen. Jack niet, die baalde. Hij baalde sowieso dat hij nu verslag moest gaan uitbrengen aan de korpschef want die man stond hem helemaal niet aan. Het was echt zo’n “mannetje in het pak”, veel goud op de pet maar in zijn hoofd was hhj nog net zo’n patatboer als zijn vader. Had Jack iets tegen patatboeren? Nee helemaal niet, tenzij ze korpschef werden. Hoe dan ook, leg maar eens uit dat je met je bijnaam “Klotepote”  iets hebt tegen een patatboer….  Die bijnaam was hij nog steeds niet kwijt. Die zat in het district ingebakken zoals de suffe loyaliteit waarmee het korps het drugsbeleid van het kabinet uitvoerde. Jack vond dat echt helemaal niks.

“Drugscriminaliteit heeft niets met criminaliteit te maken maar met de behoefte aan drugs bij een heel breed publiek”, zei hij altijd. Hij was van mening dat de politie  zoveel taken had dat ze best het drugsbeleid zou kunnen omzeilen. Er wasALTIJD ene goeie reden om wietplantages niet te bestormen. In plaats daarvan zou je je beter bezig kunnen houden met het in de kraag grijpen van inbrekers en overvallers, de echte criminaliteit dus. Jack zat daar vaak over te piekeren. Hij had eigenlijk al lang besloten dat het tijdverspilling was om achter coffeeshops en wiethandel aan te gaan. Het leidde alleen maar af van de hoofdzaken, zo’n schurk als Bertus die ana mensenhandel deed, bijvoorbeeld.

Hij schrok wakker uit zijn eigen gedachten. Waarom zat hij zolang te dromen over de drugsaanpak bij de politie? Hij moest zich toch bezighouden met de ontsnapping van Bertus en met de moorden die nog steeds onopgelost waren? Misschien was dat het wel wat hem eigenlijk behoorlijk dwars zat. Die moorden waren nu alle drie nog steeds niet opgelost terwijl ze er al zoveel tijd in hadden gestoken. Intussen hield ene deel van het korps zich bezig met volslagen nutteloze acties zoals de drugsbestrijding. Jacks mondhoeken beginnen naar beneden te zakken. Nee, het zit hem de laatste tijd helemaal niet lekker. Hij weet niet zeker of hij het nog wel zolang binnen de muren van het politiebureau uithoudt.

Voor vandaag besluit hij om zich maar weer eens heel diepgaand met Bertus en zijn ontsnapping bezig te houden. Dat betekent dat hij een schets gaat maken van de situatie op de gangen, van de mensen die er liepen en de deuren die openstonden. Misschien zijn er nog collega’s waarvan hij niet precies weet waar ze zich op het moment van de ontsnapping bevonden. Zuchtend zet hij zich aan het werk maar in zijn achterhoofd blijft het onrustig. Er zit hem teveel dwars. Daarbij moet hij meteen denken aan Marijntje. Zij zegt altijd dat ” als er wat dwars zit, dan ben je het vooral zelf”.  Misschien zit er wel gewoon binnenin hem iets dat niet lekker “loopt”.

Bottinga komt van tijd tot tijd even langs Jacks kamer, kijkt dan snel naar binnen en loopt weer verder. Zou hij iets hebben gevoeld of opgemerkt van de onvrede in Jacks hoofd? Jack weet maar al te goed dat er mensen zijn die zoiets feilloos aanvoelen. Zijn moeder weet het ook altijd precies wanneer hij met een zwaar probleem zit. Kijk, daar komt de inspecdteur weer voorbij. Deze keer roept Jack hem aan.

” Ik vind het ene uitgesproken kutklus”, zegt hij helder en duidelijk. Ik wil hier vanaf en ik vind het tijdverspilling.” Bottinga kijket hem zonder met de ogen te knipperen aan en tuurt even naar de grond. Dan knikt hij. ” Ik snap wat je bedoelt, je ziet de doelstellingen van je werk niet zo duidelijk”, vertaalt hij Jacks woorden. “Zoiets heb ik ook wel eens gehad en…” deze keer legt hij zijn hand op Jacks schouder, “ik kan me voorstellen dat je gefrustreerd raakt over het feit dat we die moorden nog steeds niet hebben opgelost. Het probleem is dat jij en ik geen zelfstandige ondernemers zijn die voor zichzelf werken maar je bent een onderdeel dat werkt aan een soepel draaiende machine. Dat is ene kwestie van je eigen ambities aanpassen aan de behoeften van je collega’s. Misschien heb je daar moeite mee…?

De inspecteur gaat nu tegenover hem zitten met zijn hoofd in zijn handen en zijn ellebogen op het bureau. ” Het zou best eens kunnen zijn dat voor jou een veel mooiere toekomst in het verschiet ligt dan hier bij de politie. De kunst is om te ontdekken of je daar zelf iets in ziet.”

69. “Maar ik heb niet te eten”,zegt Bram, de buurman van Jacks moeder. ” Dat vind je misschien gek maar ik heb niks te eten. Ik heb eenhuis van een miljoen maar er is geen hond die  het wil kopen en inkomsten heb ik niet. Een enkele keer krijg ik wel een swat toegestopt van mijn familie.

Jack trekt zijn wenkbrauwen ongelovig op. ” Maar je hebt toch wel ene uitkering?”  Bram schudt zijn hoofd. ~” Nee hoor, want ik heb eenhuis van ene miljoen. Dan krijg je geen bijstand. Ik moet eerst mijn huis opsoeperen alleen…er is niemand die het wil hebben.”   Jack zit met starende ogen voor zich uit te kijken. Nederland heeft toch goede sociale zorg en een goed armoedebeleid? Hij begrijpt er niets van.” Kijk”, zegt de buurman, ” veel hangt ook van van de denkwijze van de mensen. Ze snappen  niet inw at voor situatie ik verkeer. Als ik het iemand vertel, geven ze me een schouderklopje en zeggen ” ‘t ja, het is wat”>  Dan lopen ze weer weg…

Jack kijkt hem stomverbaasd aan. ” “Hetd ringt allemala niet tot ze door?”  Bram schudt zijn hoofd. ” Zo is het, daarom ben ik zo blij dat je moeder mij zo nu en dan op de koffie en de maaltijd vraagt.”  ”Nou volgen mij vindt mijn moeder dat ook heel leuk want sinds mijn vader dood is, is ze erg alleen.”  Bram knikt. ” En dat is één van de ergste dingen, alleen zijn of liever…eenzaam. “Jack glimlacht,  mijn moeder kon er altijd heel slecht tegen. Ze heeft altijd gezocht naar goeie, echte vrienden en dat is haar ook wel gelukt. Ze heeft een paar goeie vriendinnen.”  ” Dat weet ik”, geeft BBram toe. ” Ik heb er ook een paar ontmoet. Echt een heel gezellig clubje.”  Langzaamaan begint zich in Jack een gedachte op te dringen. Hij kijkt aandachtig van opzij naar Bram. Zo van opzij ziet hij er best aardig uit…de zonnebril neemt een beetje de vrije blik op zijn ogen weg. ” Weet je, mijn moeder moest ook wel. Mijn vader was ene ongezellig mens, iemand die gauw ongeduldig raakte en eigenlijk alleen maar met zijn werk bezig was.” Bram knikt. ” Ik ken hem goed, dat wil zeggen, ik heb hem veel gezien en gesproken. Ik woon hier al dertig jaar.” Jack kijkt hem verrast aan. ” Hoe kan dat dan, hoe kan het dat wij je nauwelijks hebben gezien?”

Bram haalt zijn schouders op. ” Je vader was nou niet echt betrokken bij de buurt en dus kwamen we nooit bij elkaar over de vloer. Bovendien waren mijn kinderen veel ouder dan die van je vader. Ze waren ene jaar of tien  ouder dan jij, jullie haddengeen contact met elkaar. We hebben dus steeds een beetje langs elkaar heen geleefd. Ik heb altijd wel het gevioel gehad dat het tussen jou en je vader niet erg goed ging.”

“Kijk”,z egt Jack, “dat is echte eenzaamheid. Als je als kind denkt at er niemand is die je begrijpt en als niemand bij je wil zijn. Zo was het bij ons thuis wel een beetje, hoewel, mijn moeder was altijd wel goed voor me.”  Bram knikt bedachtzaam en zit nu schuin naast zich te kijken waar Jacks moeder bezig is brood klaar te zetten voor de lunch. ” De maag begint te knorren”. Jack schiet in de lach.” Als mijn moeder dat maar niet hoort.”  Hij staat op en loopt naar de tafel waar salades, prosecco, brood, gebraden worstjes, druiven, perziken, frambozengebak en quiche lorraine de wacht houden. “We nemen afscheid van de zomer”, zegt zijn moeder.”Er is voor ieder wat. Het is gewoon ontzettend leuk om met de hele familie bij elkaar te zijn en buurman Bram erbij te hebben. Wisten jullie dat één van zijn voorouders in de 17e eeuw nog bezig is geweest met de kweek van zwarte tulpen? Als je het goed deed, kon je er toen veel geld mee verdienen.”

Nou, dat wist natuurlijk niemand van het gezelschap, ook Jack niet. Maar één van zijn ooms wist nog wel te vertellen dat daarmee in die tijd netzo erg werd gespeculeerd als nu met allerlei luxe nieuwbouwprojecten in het huitenland. ” Ook toen al was er op de beurs veel “lucht”  te koop”, zegt hij. ” Ja, zelfs Johan de Witt en zijn broer waren daarbij betrokken. Toen was er niemand die daar veel stampei over maakte. tegenwoordig zouden de media er meteen vol van staan.”   De hele familie stemt in maar het geluid van hun ja-betuigingen zakt weg in de lekkere hapjes die snel en smekkend naar binnen gaan. Intussen kan Jack zich maar niet losmaken van de gedachte dat zijn moeder in Bram een nieuw vriendje heeft. Hij volgt de stappen van de buurman nauwlettend en inderdaad…ze blijken opvallend vaak bij elkaar in de keuken te staan.

Daar moet Jack toch even over nadenken. Gek is dat. Hij kon nooit goed met zijn vader opschieten maar om zijn moeder nu zo maar met een andere man in de weer te zien. Dat voelt vreemd aan. “Hoewel”, zegt hij tegen zichzelf zodat alleen hij het goed kan horen, “ik moet daar natuurlijk niet bekrompen over doen. Ik ben altijd heel vrij geweest met relaties. En nu zou ik het mijn moeder niet gunnen?” Hij merkt nauwelijks dat hij  star naar de grond begint te staren en de geluiden buiten zich om nog nauwelijks opvangt. Hij heeft iets om over na te denken of…om met Marijntje over te praten. Die is er nu natuurlijk weer niet  omdat ze op zondag moest werken. Alleen dat al zit Jack niet lekker. Dat gewerk op zondagmiddag!

“Gek op paling?”  klinkt ineens een stem naast hem. Hij ziet neef Remco naast zich staan met een salade met paling. ” Ik wil hem best even op jouw bordje gooien”, lacht hij. Daar heeft Jack geen moeite mee, paling gaat er bij hem altijd in. “Heb ik je gestoord?”  vroeg Remco maas Jack schudt zijn hoofd. ” Nee, hoor, ik zat even te suffen. Dat krijg je op mijn leeftijd” grinnikt hij.

68. “Doe normaal!”  Bertus schreeuwt het zó hard uit dat de woorden door het hele politiebureau te horen zijn. In de verhoorkamer krabbelt hij met zijn voeten langs de muren terwijl twee man hem steving bij de armen vasthouden. ” Ik heb helemaal niets verkeerd gedaan”, gilt hij. Met ene plof belandt hij op de stoel aan de ene kant van de tafel. Eén van de agenten blijft hem bij zijn armen vasthouden totdat Bottinga en Jack binnenkomen. ” Het verhoor kan beginnen”, grijnst de inspecteur terwijl hij de bandrecorder aanzet.

“Bent u Bertus Primus, horeca-ondernemer te Alphen aan den Rijn?”  klinkt de stem van de inspecteur dreunend door de ruimte. Op het gezicht van Bertus verschijnt een brede grijns. “Lieve Heer, doe mij ene lol, geef me nog een emmer vol”, zingt hij. Meteen slaat hij zijn ogen op naar het plafond in de verhoorkamer en hij kijkt om zich heem alsof hij de vlindertjes ziet rondfladderen. “Voorlopig krijgt u helemaal niets”, antwoordt de inspecteur bedaard en bedachtzaam. ” Eerst wil ik antwoorden.” Bertus kijkt hem aan met spottende ogen. ” De pomp, de pomp, waar is hier de pomp?”  brult hij enigszins melodieus door de ruimte. En weer: “Doe toch normaal, man.” Bij die laatste woorden knijpt hij zijn ogen tot smalle spleetjes samen. Bottinga en Jack kijken elkaar aan. “We gaan even in beraad”, zegt de inspecteur. Hij doet net of hij de bandrecorder uitzet maar in werkelijkheid laat hij hem doordraaien. De beide politiemannen lopen nu de verhoorkamer uit en stellen zich op voor het one-way-screen om te kijken wat Bertus doet.  In pure opstandigheid gaat die op tafel zitten met zijn voeten op de stoel en intussen lalt hij het ene dronkemanslied na het andere. Niemand schijnt er aandacht aan te schenken en dat is voor hem dan wel weer jammer. Het repertoire is eindig.

Zijn gezang klinkt steeds minder overtuigend en…het dringt ook steeds minder door tot in alle hoeken van het politiebureau. Agenten gingen langzaamaan weer allemaal verder met hun dagelijkse werk. Tot Jacks grote verdriet bestond dat voor ene heel groot deel uit het invullen van formulieren en schrijven van verslagen. BVerlangend keek hij wel een sin 19e eeuwse boeken waarin een tekening of zelfs een foto van een agent stond, op straat…aan de andere kant, die had dan ook bijna niets te doen. Zo’n veldwachter had zelfs nog de tijd om kinderen lastig te vallen die appeltjes jatten.

Eén van de agenten had hij opdracht gegeven geregeld even langs te gaan bij de verhoorkamer waar Bertus nog zat. De gedachte aan een zelfmoord of overleden arrestant liet hem gruwen. Je moest die dwarskonten goed in de gaten houden. Dwarskonten, veel meer waren het in de ogen van Jack niet. Voor hem was het een spelletje om arrestanten zover te krijgen dat zij onvoorzichtige handelingen begingen of onoplettend uitspraken deden waarmee je ze dan later weer vast kon kletsen. Dan werden ze heel verontwaardigd, stil of zelfs verdrietig. Eén keer had er een man gezeten die in janken was uitgebarsten en had gezegd dat iedereen ook tegen hem was. Ja, een moordenaar…

Inmiddels boog hij zich over de documenten in het dossier rond de moord op de bode in het stadhuis en de verschrikkelijke slachting die hij had aangetroffen in het busje in het hengstenbos. Ze hadden nu Bertus Primus wel in de kraga gegrepen maar eigenlijk hadden ze maar heel weinig tegen hem in de hand. Ze moesten een truc bedenken, een valstrik waardoor hij toe zou geven. Dat was hem duidelijk. Bottinga liet hem intussen begaan en hield zich uitsluitend bezig met de noord op Ada. De leiding van het politiedistrict had daarop aangedrongen.

Het was heel stil geworden in de verhoorkamer en Jack kon niet nalaten er een blik naarbinnen te werpen. Bertus zat, of hing, weer op de stoel en had zijn ogen dicht. Er kwam helemaal geen geluid meer uit hem en hij bewoog ook niet.  Jack had het gevoel dat het één van de manieren was van Bertus om toneel te spelen, een methode om aandacht te krijgen en dan weer meteen een heleboel stennis te kunnen maken. ” Haal hem maar uit de verhoorkamer”, zei hij tegen twee agenten, ” en zet hem in een cel. Maar kijk wel uit hoor…hij zit vol verrassingen.”

Deagenten hadden hem nog maar net onder zijn oksels gegrepen of Bertus stampte al weer met zijn benen in het rond. Zelfs de tafel in de verhoorkamer begaf het onder zijn geweld en even later trapte hij het lichtknopje van de muur. ” Dat is mooi” zei Jack met ene grijns op zij gezicht toen Bertus door de gang weer weggesleept. ” We kunnen je nu extra lang vasthouden voor vernieling” Het had geen kalmerend effect op de barbaas. Deze schopte en sloeg nog harder maar alle kanten en met drie man konden ze hem nauwelijks in het gareel hoduen,. Intussen schreeuwde hij onverstaanbare klanken uit. Jack probeerde door goed te luisteren te horen of daar ook belangrijk woorden tuyssen zaten maar hij kon er geen “chocola”  van maken. “Bokito in  het pak”, zei hij tegen Sandra, een vrouwelijke agent die steeds meer met hem samenwerkte. Blond, jong en mooi… Ze keek hem verbijsterd aan. “Bokito?”  Jack beet op zijn onderlip. Hij realiseerde zich dat Sandra te jong was om zich daarvan iets te herinneren. ” Het geeft niets”, glimlachte hij. “Een soort Tarzan of Planets of the Apes.”  ” O ja, leuk”, riep Sandra uit. ” Die heeft mijn vader op DVD!”

Een foto van de korpschef moest het ook ontgelden en tegelijkertijd raspte Bertus met het ijzer onder zijnschoenen wat verf en kalk van de muren. ” Die schoenen gaan straks uit”, besliste één van de  agenten. ” Veel te gevaarlijk. “Blijf van me af en hoer op!” krijste Bertus weer maar de politiemannen lieten zich dit keer niet meer van de wijs brengen totdat…ze een deur openden, op dat moment had Bertus gewacht. Hij worstelde zich los, griste ene pistool uit een holster en rende luid brullend door de gang van het bureau. Voordat de alarminstallatie volledig in het werk was gesteld, ramde Bertus nog net door de laatste deur naar buiten, langs de ontvangstbalie en de straat op. Het laatste wat hij van de politie hoorde, waren de tonen van een sirene…hij grimaste…ze zouden hem niet vinden…nooit!

67.Het gebulder bereikte Jack al van verre. Het was duidelijk dat oom Nelis aanwezig was. De hele familie vond hem trouwens best aardig hoor, zo gemoedelijk en sociaal enzo…Nou ja, er kwam alleen nooit iemand tussen maar dat vonden degenen die toch niets te zeggen wisten niet zo erg.

De hele “famieje”  zat buiten want als oom Nelis helemaal uit de big apple naar Alphen aan den Rijn kwam,. dan moest er wel iets aan de hand zijn.  En inderdaad…hij had de mond vol over de problemen rond het “Groene Hart”. Niets begreep hij ervan. Tenslotte was dat heel Groene Hart nauwelijks groter dan Central Park in zijn stad. Wat zaten die mensen hier nou toch te zeuren? Je kon dat gemakkelijk groen houden. Met brede gebaren en ruime, ook Amerikaanse termen, zat hij duidelijk te maken dat het Groene Hart zonder problemen tot Central Park omgebouwd zou kunnen worden. Voor hem als Amerikaan was het allemaal eenvoudig.

Inmiddels was Jack aangekomen op het erf van het bedrijf dat ooit van zijn vader was geweest en dat nu aan zijn moeder toebehoorde. Hij gaf Nelis een wat afwezig handje en liep de hele kring rond. Getver…bijna allemaal bewonderaars van die brulaap. Hi zocht ene stoel die zo ver mogelijk van zijn oom was verwijderd en waarvandaan hij toch nog enigszins met zijn moeder kon communiceren. Dat viel niet mee want zij was veel te blij dat de Amerikaanse oom op bezoek was. Dat kwam maar zeldfen voor natuurlijk.

Het gebulder in de hoek van Nelis ging nog even verder en de geluidssterkte nam nog toe toen het gesprek ging over de aanslag op de twintowers. Nelis was van mening dat men in Europa toch maar weinig begreep van het gevoel dat de New Yorkers erbij hadden. Omstandig begon hij dat gevoel uit te leggen. Zo moest je dat zien, dat voegde hij er geregeld aan toe.  Hij hakte ook nog even fors in op alle moslims in de wereld en liet zien dat zij absoluut niet geschikt waren om ook maar iets in de wereld te begrijpen. Zijn opmerkingen vielen natuurlijk bij tante Eefie helemaal op de juiste plek. Zij schaterde hysterisch mee elke keer als Nelis iets over de domheid van niet-westerse allochtonen te berde bracht.

Koffie en gebak gingen nog wel maar het viel Jack op dat hij zich bijna helemaal terugtrok op zijn gebaksbordje. Zolang hij naar zijn slagroomsoes keek, merkte hij niet al teveel van het “boeiende gesprek”  dat elders aan tafel plaats had. Gelukkig was het van goede kwaliteit. Misschien…misschien…even keek ~Jack om zich heen en inderdaad…op het terrein liepen ook de kleine kinderen van familieleden rond. Misschien kon hij zich daar ene beetje mee bezighoduen. Die kinderen speelden een veel leuker spelletje dan de volwassenen. Hijz ag kans om de anadacht van een paar kinderen te trekken en binnen de kortste keren was hij de meest populaire oom. Dat was leuk totdat Nelis ook daarover opmerkingen ging maken.

Plotseling had Jack er meer dan spuugzat van en sprong hij overeind. In zijn beste Amerikaans maakte hij duidelijk wat ene opgeblazen, arrogant en platte grappenmaker hij Nelis eigenlijk vond en dat hij aan niets kon merken van diens studie aan Harvard.

Doodstil was het ineens aan tafel. Het leek of de hele familie met de mond vol tanden zat. En het bleef stil, langer dan Jack zelf had verwacht. “Het is toch te gek”, flapte hij er meteen uit, het is toch te gek dat deze man de oplossing voor alles en iedereen weet , hier in Holland en dat hij zegt dat wij niets snappen?” Hij wachtte niet al te lang en liet erop volgen:” En dat jullie dat allemaal maar als zoetekoek slikken omdat meneer uit de “heilige”  VS naar ons landje is gekomen, is afgedaald?”

Deze keer was het Jacks moeder die het woord nam. ” Maar het waren de Amerikanen die ons hebben bevrijd, daar moeten we ze dankbaar voor zijn.” “Mooi mam”, even slikte Jack een paar woorden weg. ” Maar daar heeft oom Nelis niets aan bijgedragen hoor. Die heeft alleen maar lekker in weelde geleefd na die tijd.”   Deze keer wist zelfs de cowboy uit de stad niet wat hij meteen moest zeggen. Zijn neefje had hem toch maar lelijkte pakken. “Maar hij weet tenminste hoe je met moslims omgaat”m schreeuwde tante Eenfie.

“Mens houd toch ene sop met die flauweekul”, riep Jack edze keer woest. ” Je wete niet eens waar je over praat en kijkt teveel naar Fitna.” Eefie zette het opnieuw op een hysterisch krijsen maar er was nauwelijks te verstaan wat ze zei. Niet dat het Jack veel uitmaaklte want hij wist dat er vooral onzin uitkwam. En dat riep hij er nog even achteraan. Alle frustraties over de famiulie stelden zich nu op tussen zijn  tanden en huig. Het was alleen maar de vraag welke er uiteindelijk echt naar buiten zouden komen.

Het had geen zin meer. Alle familieleden schreeuwden inmiddels door elkaar. Sommigen maakten ruzie terwijl aan het andere uiteinde van de tafel veel pret werd gemaakt. Lachbuien en scheldpartijen in het Amerikaans en Rijnlands kruisten elkaar. Jack had er al gauw genoeg van. Het leek erop dat het feestje voorbij was, zo meende hij. Op zijn tenen sloop hij van het terrein af. Bijna ongemerkt want vlak voordat hij de poort had bereikt, voelde hij ene zware hand op zijn schouder. In ene reflex keek hij achterom. Oom Nelis. ” I wish someone had said this before”, zei hij glimlachend. “Let’s look for some pub.”

66. Waarom Jack zo’n hekel had aan oom Nelis? Omdat hij zich openlijk ook wel “Neal”  liet noemen want dat klonk beter dan het boerse “Nelis” en omdat hij iedereen en alles altijd overdonderde met zijn stemgeluid en omdat hij betweterige weblogs schreef en omdat hij zich als zeer filosofisch voordeed terwijl hij zo plat was als plat maar kon zijn en…

Er was een heel legieoen aan redenen om een hekel te hebben aan oom Nelis maar het ergste was dat hij vandaag aanwezig was op ene familiefeestje. Jack kreeg bij voorbaat al hoofdpijn. Die man zou weer de hele dag het hoogste woord voeren over zijn diepe, filosofische bespiegelingen om vervolgens zichzelf belachelijk te maken met de ene plattitude na de andere. vooroordelen. Door al dat gebral zou hij niet eens kunnen proeven hoeveel heerlijkheden zijn moeder op tafel had gezet. Hij zinde op een mogelijkheid om zijn oom een keer onder tafel te kunnen praten maar hij kon niets bedenken dat afdoende was. Die man zou ongetwijfeld weer zijn aanvallen openen op alles wat intellectueel was en al zijn vrienden tevoorschijn halen om te laten zien hoe bespottelijk andermans gedachten wel waren.

Daarbij was er dan nog dat belachelijke Amerikaanse accent dat hij steeds opnieuw probeerde op te zetten.  Dat klonk namelijk wel stoer, zo dacht hij en hij baseerde het allemaal op zoijn tweejarig verblijf in “de States”.  Hij maakte zelfs iedereen wijs dat hij in die tijd filosofie had gestudeerd aan de universiteit van Harvard maar daar geloofde Jack niets van. De opmerkingen van zijn oom waren daarvoor te hol en te alledaags.

Niet iedereen dacht trouwens zo over zijn oom want hij had een bestseller geschreven die “zelfs”  de poorten van de VS had gehaald, een boek over de angst voor immigratie. Voor menigeen was het de leidraad geworden voor het verzet tegen groepjes zoals dat van tante Eefje maar Jack las er vooral het levensverhaal van een oudere, gefrustreerde , mislukte man in. Dat zou wel komen doordat ghij zelf vooringenomen was tegen oom Nelis, dat dacht hij ook wel eens.

Die ochtend deed hij zuchtend en steunend zijn nette kleren aan, nou ja, min of meer nette kleren want hij was niet van plan zich voor het familiefeestje heel bijzonder uit te dossen. Intussen mopperde en klaagde hij tegen Marijntje over zijn oom. Die hoorde voorlopig zijn hele jeremiade aan. Ze wist maar al te goed dat ze er toch geen woord tussen zou krijgen. Intussen onthield zij bijna woordelijk alles wat hij zei en stiekem deed ze een globale tijdmeting. Ze was wel benieuwd hoelang hij achter elkaar over één en hetzelfde onderwerp kon doormeieren als iets hem vreselijk irriteerde. Van tijd tot tijd speelde er een flauwe glimlach om haar lippen, daar kon ze niets aan doen. Langzaamaan begon er een eind te komen aan de verwensingen en bespottingen die Jack over zijn lippen liet komen. Nog even en Marijntje zou haar kans krijgen.

Die kreeg ze eerder dan ze had gedacht. ” Ben je er nog?”  vroeg Jack op luide toon zodat het de naastgelegen kamer kon bereiken. ” Ja zeker”, riep Marijntje vrolijk terug. ” Ik heb geluisterd. Wat ene energie gebruik jij zeg en dat allemaal om te praten over iemand die je niet ziet zitten.” Die woorden had ze niet hoeven te gebruiken want daardoor begon de molen opnieuw te draaien. Niet dat het veel uitmaakte want Jack sprak opnieuw een soort doodvonnis over zijn oom uit. Opnieuw wachtte Marijntje geduldig op het komende einde der zinnen. Ze hoopte maar dat dat niet hand in hand zou gaan met het einde der dagen. Eindelijk was het zover, de spraakwaterkraan van Jack ging dicht.

” Ik ga je oom bijna aardig vinden”, zei Marijntje nu. ” Zoals jij hem afmaakt, in mijn ogen is het slachtoffer van een misdrijf!” Nu wist Jack in één klap hoe zij over oom Nelis dacht. Slachtoffer! ” Weet je dat je al zeker ene half uur op die man hebt lopen schelden? Die neergie had je beter kunne gebruiken om het gebulder van hem vanmiddag op te vangen. Dan zou je niet zo moe zijn  na afloop en had je nog wat energie over voor mij.”  Dat laatste klonk niet als een verwijt maar wel plagerig. Jack sloop op zijn kousevoeten de kamer uit waar hij zich bevond en keke om het hoekje in de kamer die ernaast lag en waar Marijntje haar jurkjes had hangen . Met een ernstig gezicht staarde ze in de kast en liet ze jurk voor jurk door haar handen glijden.  ” Trek toch gewoon een spijkerbroek aan”, bromde hij. ” Al dat gepieker over “iok heb niets om aan te trekken”  kost veel teveel energie.” Oeps, daar zat wat in…

“Maar ik maak me niet kwaad”, mompelde Marijntje tegen die bewering in al wist ze dat het ene zwak argument was. Met een zelfverzekerd gezicht graaide ze meteen ene geel jurkje uit de kast ook al had ze geen leuk topje om erbij te dragen. Het allerlaatste wat ze wilde aantrekken nu, was een spijkerbroek. Ze beet op haar onderlip en glimlachte meteen tegen zichzelf. ” Ja, ja, meneer Streng, het zal je allemaal nog niet meevallen.”  Jack’s stem klonk uit de andere kamer voor de derde keer. ” Ik ben in elk geval blij dat ik je af heb gebracht van het idee om  een spijkerbroek aan te doen”, zei hij.  Deze keer beet Marijntje zich nog harder op haar onderlip. Ze zou het bloed met lipstick moeten wegwerken. Wat een verschrikkelijke man was die Jack toch. Het kon niet anders of oom Nelis viel mee. ” Klaar!”  riep ze vrolijk en meteen stormde ze de trap af….

65. Iets gezelligs. Daar was Marijntje altijd wel op uit. Ze wilde o, zo graag wel eens iets gezelligs doen. Jack zei dan altijd dat ze al bijna elke nacht iets gezelligs deden, gewoon om overdag te kunnen doen waar je zin in had, maar daar nam Marijntje geen genoegen mee. Nee, overdag wilde ze ook iets gezelligs. Jack liet het vaak aan haar over om dat dan maar te bedenken en…het moet gezegd worden…na zo’n opmerking bleef het verder de hele dag rustig.

Marijntje zag er een poging van Jack in om van het nadenken en peinzen over iets dat zij leuk vond, af te zijn. Zo dacht ze daarover maar als ze heel eerlijk was, moest ze hem ook wel een beetje gelijk geven. Wat vond ze nou eigenlijk gezellig? Het liefste zat ze met een boek op schoot op de bank, sinaasappel naast zich. Die raakte ze meestal niet aan zodat Jack hem ‘s avonds na de maaltijd al toetje kon verorberen. ” Je kunt zo’n ding toch niet laten beschimmelen”, zei hij dan…

Hoe dan ook, ook deze zaterdag zat er weer niets gezelligs in en dus besloot Jack maar een sop zijn ATB te stappen voor ene fikse fietstocht door de polder. Tot zijn stomme verbazing hoorde hij Marijntjes stem zijn gedachten onderbreken. ” Ik ga mee. ik ga mee”, jubelde ze. Jack kreeg de neiging om haar dat onmiddellijk af te raden omdat ze zijn tempo toch niet zou kunnen bijhouden maar op het allerlaatste moment besloot hij zijn mond te houden. Op zo’n moment voelde hij zich een echte man. echte mannen houden altijd op het laatste moment hun mond.

En daar stonden ze dan. Jack zag plotseling dat Marijntje beschikte over een flexibele wielrennersbroek, zoiets had hij nog niet eens. En daarboven trok ze een regenboogpoloshirt aan. ” Zo, die heb ik alvast”, zei ze vastberaden en ze liet Jack een brede glimlach zien. ” Een knappe die hem van me afpakt en trouwens…” met ene onderzoekende en inspecterende blik keek ze haar vriend aan. ” Deze is voor jouw schouders veel te smal. Je hebt er dus gewoon ook niks aan.” Gierend van het lachen rent ze de slaapkamer uit om op de overloop haar fietsschoenen aan te trekken. De ouden , haast afgetrapte sportschoenen steken er maar een beetje armzalig bij af.

Jack komt met ene beteuterd gezicht naarbeneden lopen. “Sinds wanneer heb jij al die spullen?”  vraagt hij haast teleurgesteld. Marijntje trekt een uitdagend en spottend gezicht. ” Dat zou je wel willen weten hè?”  Jack besluit daarop niet te reageren. Met een strak gezicht begint hij de banden van zijn fiets op te pompen… Marijntje doet dat nietwant ze trekt een fiets tevoorschijn die nieuwer en helderder lijkt te zijn dan die van Jack. ” Een nieuwe fiets…hoe komt dat hier allemaal?”  vraagt Jack. ” Waarom heb ik het hier niet eerder gezien?” Marijntje giebelt bijna. ” Omdat je stront in je ogen hebt en…omdat ik het pas gisteren heb meegenomen. Ik wist dat je vandaag zou gaan fietsen.”  Ze sluit de zin af met een uitgestoken tong.

Jack schudt zijn hoofd in een poging de meest wijze van de twee te lijken. Zwijgend duwt hij zijn fiets naar buiten en met ene brede zwaai gaat hij zitten. Dan kijkt hij achterom en vraagt spottend “kom je nog?”. Tot zijn stomme verbazing zoeft Marijntje rustig peddelend voorbij. De grijns op haar gezicht ontgaat hem niet en een diepe zucht kan hij maar ternauwernood onderdrukken. Jack begrijpt dat hij nu snel op tempo moet komen want voor hij het weet is zijn vriendin uit het zicht verdwenen. Hij zet behoorlijk de kuiten erin en al gauw heeft hij haar ingehaald. ” Je moet rustig ademhalen”, zegt zij als een volleerd wielrenner.

Eigenlijk vindt ze dat ze zolangzamerhand wel irritant genoeg is geweest maar het gezicht van Jack daagt haar steeds weer tot nieuwe uitspraken uit. ” Hoeveel versnellingen heb jij op je ATB?”  vraagt ze met een geleerd gezicht. ” Dit zijn er 21″, antwoordt Jack met een stem die verraadt dat hij zich serieus genomen voelt. ” Wow, achterlijk apparaatje zeg”, roept Marijntje uit. ” Ik heb er 24.”  Meteen neemt ze een spurt waarmee ze ana het peloton ontsnapt. Maar dat laat Jack niet op zich zitten. Hij zet behoorlijk aan en al gauw “hangt”  hij aan haar achterwiel. “Kijk”, zegt Marijntje met een snelle blik achterom. ” Dit vind ik nu gezellig.”

En dat werd het ook want eenmaal thuis was er niets anders te doen dan bankhangen met een borrel….De zaterdag was helemaal geslaagd en zelfs in Jacks hoofd deden gene nieuwe verhalen de ronde.

64.

Nou ze waren er weer…Eefie en haar vrienden met veel rood, wit en blauw en hier en daar wat oranje want ja, het koningshuis was toch eigenlijk ook maar niks. De groep demonstranten rond Eefie blokkeerde nu het kruispunt van de Oranje-Nassausingel en de Thorbeckestraat, de nieuwe “poort”  naar de Lage Zijde. Wat ze daar deden? Natuurlijk preekten ze hel en verdoemenis over de nabijgegelegen moskee, die door de aangepaste  wegenstructuur wel erg dichtbij het centrum was komen te liggen. Dat vond het clubje tenminste. Er lag nog een school vlakbij ook. Eigenlijk vonden Eefie en haar achterban dat moskeeën en scholen minstens 500 meter uit elkaar moesten liggen. ” Een moskee vergiftigt meer dan een coffeeshop”, zei Eefie vaak.

Het was een armzalig groepje, vond Jack. De mensen die de rotonde hadden bezet liepen met borden waarop doorgekraste mnaretten waren te zien en een afschrikwekkend beeld van hert rituele slachten en teksten als “Ramadan…rammen dan!”  Die kreet riep dus rechtstreeks op tot geweld tegen moslims. Dat vond Jack niet toelaatbaar maar hij had van zijn baas geen opdracht gekregen om teksten te verwijderen. Daarvoor waren andere politiemensen onder weg. Aan de andere kant stoorde hij zich ook aan het huichelachtige gedrag rond het rituele slachten. Alsof zijn tante zo goed voor haar dieren had gezorgd! Ze had haar honden nota bene met veel plezier overgedaan aan hem, haar neefje. Nee, dierenvriendin was ze allerminst, zo vond hij.

Een schok. Over de honden gesproken! Had hij vandaag geen afspraak met de dierenarts? De dieren moesten hun jaarlijkse inenting hebben. Koortsachtig zochten zijn hersens zijn interne agenda af. Die was over het algemeen beter ingevuld dan het ding in zijn mobieltje. Het klamme zweet begon hem uit te breken want het werd hem met de seconde duidelijker dat hij vandaag inderdaad een afspraak had bij de dierenarts maar…hoe laat precies wist hij niet meer. Het werd tijd om het schamele beeld bij de rotonde te verlaten. Daar verzamelden zich nu trouwens ook tegendemonstranten: twee Marokkanen, een Turk en twee jongens en ene meisje waarvan de herkomst niet te achterhalen was zodat Jack dacht dat het drie autochtonen waren.

Een uurtje later zat Jack met Epie en `Hepie bij de dokter. ” Gaat het goed met ze?”  vroeg deze terwijl zij de hondjes gelijktijdig probeerde te aaien. ” Uitstekend maar ik vind dat ze erg ruien”. De dierenarts knikte met een bezorgd gezicht. ” In deze tijd van het jaar, is dat wel normaal”, zei zij. ” Maar als het te erg wordt, is het goed een pilletje te geven. Ik heb daar wel iets voor. Verder problemen?”  Jack schudde zijn hoofd. ” Nee, we lopen elke dag een enorm eind en als ik ze niet kan laten lopen, laat ik ze in de tuin plassen. Dat zijn toch allemaal tegels dus dat geeft niks.” De dokter gaf de hondjes nu allebei een injectie, daarbij bleven de dieren hun baas strak aankijken en zeiden ze precies één keer “piep”.  Nee, het was ene goede dierenarts.

Ze verdiende ook goed met haar vak en dat maakte het voor haar natuurlijk al weer een stuk aantrekkelijker.  Eenmaal thuis trakteerde Jack Epie en Hepie op een koekje. Dat mocht ook wel want de wandeling van de dokter naar huis duurde ruim een half uur en dat was voor de korte pootjes van het tweetal echt één grote slijterij.

Iets prikkelde hem om onmiddellijk terug te gaan naar de rotonde bij de Thorbeckestraat om te kijken of die scharminkelige demonstratie nog aan de gang was. Zijn sensatielust raakte helemaal op volle toeren totdat hij de stem van Marijntje hoorde: Laat het los, laat toch gaan en vooral als het om je tante gaat. Ze is het niet waard en komt vanzelf een keer zichzelf tegen maar laat dat haar probleem zijn. Natuurlijk had Marijntje gelijk maar het hield hem niet tegen om toch op de fiets te springen. Het was ten slotte wel ZIJN maffe tante Eefie.

63. Golfen, ja dat leek Jack ook wel eens wat. Voetballen vond hij niks want dat deed iedereen al en ” Jack is niet iedereen”, zei hij altijd. En zo was het.

Om eens te kijken hoe het daar toeging, was Jack met Marijntje naar het Zegerslootgebied gefietst en daar was hij allereerst neergestreken bij de pannenkoekenboerderij, vlak tegenover de kinderboerderij waar ze nog even samen diertjes hadden bekeken en gevoerd. De pannenkoekenboerderij was niet het einddoel van de fietstocht maar Jack had nu eenmaal een enorme trek in pannenkoeken en dus werd het kaasfondue. Daar hadden ze een speciale versie voor uitgevonden met groenten en ananas, heerlijk. Het was vooral Marijntje die hem daartoe had overgehaald. Zij wass een fan van kaaasfondue, van alles waar kaas in zat. Jack was daar nooit zo gerk op geweest maar sinds hij Marijntje kende.

De draden lagen kriskras over het tafelkleed na afloop en Marijntje en Jack hadden genoeg witte wijn weggewerkt om daarvan de lol in te kunnen zien. ” Ik denk niet dat ze blij zijn met deze gasten”, proestte Jack uit en Marijntje giechelde zo hard ze kon, ze wist niet eens precies waarom. Ze had gewoon zin in giechelen en dus deed ze dat. Dat andere gasten op het terras verstoord naar haar en Jack keke, kon haar helemaal niets schelen…integendeel….deze dag was van hun.   Ze kon aan Jacks ogen zien dat hij hetzelfde dacht want hij deed steeds weer zijn best om haar aan het giechelen te maken.

Toen de dradenkluwen van kaas onontwarbaar was geworden en het laatste stukje stokbrood onder in de gesmolten kaas was verdwenen, besloten ze op te stappen. ” Op naar het golfen”, lachte Jack. Het leek wel of hij alles alleen nog maar lachend kon zeggen.  Ze besloten nu niet meer de fiets te nemen maar wandelend in de richting van de golfbaan te gaan. De eerste vlaggetjes op de green zagen ze al gauw maar daarmee was het centrum van de golfbaan nog niet bereikt. Hier en daar liepen de paden wat omhoog zodat je kon begrijpen waarom de golfbal geacht werd de andere kant op te rollen…hoewel, dat was niet overal het geval. Neer, er was echt moeite gedaan om de baan wat moeilijkheden en “risico’s”  mee te geven. Terwijl de golfers probeerden een spierverrekking te halen door hun scherpe uithalen met de club, deden anderen hun best zich te pletter te rijden op de racefiets en daartussendoor bewogen zich onoplettende baasjes met loslopende honden. Echt een ontoetingsplaats voor Alphenaren dus.

Het witte huisje dat de thuisbasis vormde van de golfclub, was al vanaf ene flinke afstand zichtbaar. Dat kwam ook door de vlaggen die hoog waren opgetrokken. Gelukkig bevond zich ook in dat gebouwtje een restaurant. Dat was niet zo zeer bedoeld om uit te rusten van de vermoeiende sportbeoefening als wel voor het leggen van de juiste zakelijke contacten, netwerken dus. Voor Jack en Marijntje was het een uitkomst want na de wandeling over d golfbaan hadden ze een flinke dorstaanval gekregen. Bovendien bood het restaurant de mogelijkheid om inzicht te krijgen in de samenstelling van de club.

Hij zag overigens wel een probleem want honden waren in de club niet welkom. Niet leuk voor Epie en Hepie dus. Aan de andere kant…je kon je toch moeilijk voorstellen dat je de hele dag met je honden van plek naar plek wandelde en dan je best deed om die ballen je hond te laten. Daarbij viel te bedenken dat die honden hun best zouden doen de ballen juist te pakken, vlak voordat ze in het gaatje zouden verdwijnen. Heel frustrerend als je hond erin slaagt om je de wedstrijd te laten verliezen… Nee, Jack begreep nu wel waarom hionden bij de club niet waren toegestaan.

Ze namen plaats aan een tafeltje aan de rand van het gras waar ze uitkeken over een wegje en wat water en dan weer de bomen van het Zegerslootgebied. Ontspannen en toch leuk, zoiets drentelde door Jacks hoofd en hij kon het natuurlijk niet nalaten uit te kramen ook met als gevolg een nieuwe giechelbui. ” Slappe lach, heet dat toch?”  vroeg Jack . ” Dat hoort bij meisjes die tien jaar jonger zijn dan jij..”

Aan het tafeltje naast hens treek een groep van acht dames in hotpants en beginnend grijs haar neer, een soort botoxbrigade maar nog net iets te piep daarvoor. “Vermoedelijk hebben ze de folders al wel in huis”, fluisterde Jack wat bij Marijntje onmiddellijk een gierende lachbui veroorzaakte. De acht dames keken verstoord naar de in hun ogen veel te jonge en nog niet bekende meid. In hun ogen was dat het probleem van de niet-beslotenclub…

Want ja, je voelde je natuurlijk wel bekeken en vooral beluisterd, zo dacht Jack. Hij legde zijn oor dus te luisteren. ” Zeg, zei de jongste en mooiste van het stel:” Ik zit nog wel eens op twitter en weten jullie dat Geert Wilders daar ” Blonde Greet”  wordt genoemd?”  Onmiddellijk barstte een explosie los die de uitdrukking “gillende keukenmeiden” meer dan waarmaakte. ” Nou, ik ben blij dat ik een andere kapper heb”, gilde er één boven de anderen uit.  ”Nou ja, jij heet dan ook wel Greet maar je bent niet blond hè?”  brulde één van de anderen haar toe wat reden genoeg was voor het volgende lachsalvo en voor een blos bij Greet die maar al te goed wijst dat onder een dikke laag kastanjekleurige lak een onschuldig, blond koppie schuilde. ” Ik zou trouwens best eens een clubje met hem willen slaan, kijken of het balletje in het putje komt”, de tafel trilde op haar opten, juist op het moemt dat de eerste fles prosecco werd neergezet.

” Nou, als ik met hem uit ga eten, hoop ik dat hij geen vlees eet”, meende een derde. “Ik ben net vegetarisch geworden en dat wilde ik nog wel even volhouden.” ” O. moet je doen”, wist haar buurvrouw met stelligheid. ” Wij hebben een paar jaar makrobiotisch gegeten totdat we dachten dat de havermout uit de oren kwam lopen.” ” Kijk maar uit, wist een vierde. ” Ik denk dat Geert alle vrouwen waarmee hij vreemd is gegaan, over de grens wil zetten,”, maar eigenlijk was Geert al niet meer een “topic”.

Het ging nu over andere mannen en voor Jack was dat al snel een reden om zijn oren nog meer te spitsen. In het begin leken de vrouwen het nog over hun eigen mannen te hebben maar dat veranderde al snel. Er kwamen steeds meer namen bij en bij elke nieuwe naam leek de bewonderende kretologie sterker te worden. Van tijd tot tijd maakte één van de vrouwen een opmerking die te maken had met de wenselijkheid van ene ontmoeting met een bepaalde man en dan begon het groepje  gierend te lachen. Er was er steeds wel één die riep: ” O ja, jij met…., ik zie het helemaal voor me.”  Te horen aan kracht en toonhoogte van die opmerking wekte de veronderstelde combinatie nog al wat jaloezie op.

Het gelach en gegiechel bij de acht dames nam toe naar mate er meer prosecco op tafel kwam. ” Je gaat mij toch niet vertellen dat die vrouwen daar”, zei Marijntje met één vinger wijzen naar het naastgelegen tafeltje, ” tien jaar jonger zijn dan ik?”  Jack zuchtte. ” Ik hoop het niet.”

62.Jack begreep de stem aan de andere kant van de telefoon niet zo goed. Het enige wat hij eruit kon opmaken was het woord “Bertoes”  dat hij voor het gemak maar vertaald met “Bertus”.  Klaarblijkelijk probeerde iemand uit een ander land hem iets te vertellen over Bertus en misschien bedoelde hij daarmee wel de meest gezochte cafébaas van Alphen. Omdat hij van de woorden van de ander helemaal niets begreep, besloot hij het talenwonder van het bureau erbij te halen, hoofdagent Fatima De Bruin. Zij had maar twee woorden nodig om te kunnen begrijpen wie er aan de lijn was. ” Dit is een politieman uit Guardiola de Font Rubí in Spanje, een plaatsje in de omgeving van Barcelona. Hij zegt dat hij ene belangrijke bericht heeft over een zekere Bertus uit Alphen. De man zit daar in de cel voor drinken onder invloed.”  Op het gezicht van Jack verscheen een brede grijns. ” Maar dat hoef ik toch niet te weten? Vraag eens waarom hij mij opbelt?”

Er volgde een lang en ingewikkeld gesprek dat ook Fatima niet steeds even goed kon volgen hoewel haar Spaans eruit kwam rollen als soesjes uit een gebakdoos. Uiteindelijk knikte zij toch met ene gezicht waaruit bleek dat zij volledig begreep waar het om ging. Zij legde de hoorn neer na drie keer “vale”  gezegd te hebben en één keer d’ accordo. ” Ja, het is een wat wazig verhaal”, zei zij. ” Bertus zit in de cel en bleek niet alleen teveel gedronken te hebben, zijn paspoort was langer dan een half jaar verlopen en….hij was in het bezit van een wapen waarvoor hij geen vergunning bij zich had. De politie probeert er nu achter te komen of hij zo’n vergunning wel heeft en alleen maar thuis heeft laten liggen.”  De grijns op Jack gezicht werd nog breder.   “OK, dank je wel, kunnen we er nu ook achter komen wat voor wapen dat precies is, dan kunnen we kijken of hij die vergunning echt heeft. Het zou me niets verbazen….misschien kunnen ze hem ook eens vragen wat hij precies in dat stadje deed.”  ”Dat hebben ze al gedaan”, zei Fatima. ” Hij was er voor zaken op het gebied van de internationale handel.”  Jack knikt. ” Ja, ja, dat zal wel, wat voor handel zeiden ze er zeker niet bij?”  ” Nee, daar waren ze nog niet achter”, geeft Fatima toe. “Het leek hun wel een louche type.”  Jack lacht….”laat ze maar eens vragen naar die handel en sturen in de richting van vrouwenhandel.”  Fatima trekt haar wenkbrauwen op. ” Gaat het zover?”  Jack knikt en trekt ene zelfverzekerd gezicht. ” Ik weet bijna zeker dat onze Bertoes zich met dat soort fraaie handel bezighoudt.”  ” Zal ik die Spanjaard dan nog een keer bellen? Ik hoop alleen dat hij niet weer in het Catalaans begint want dat versta ik zelfs niet”, zuchtte ze.

Jack trok nu een stoel bij zijn bureau zodat Fatima rustig kan gaan zitten voor haar gesprek terwijl hij nog eens de site van manbfthond doornam. De laatste berichten daarop waren bemoedigend, tenminste dat vond Jack. Er was sprake van een bijzondere zending uit Marokko en Spanje die speciaal de Alphenaren ten goede zou komen. Wat de inhoud van die zending was, werd niet helemaal duidelijk maar in combinatie met de berichten uit Spanje van vandaag….Het zou de moeite waard worden om Bertoesmans eens even wat uitgebreider aan de tand te voelen zodra hij weer in Nederland terug was.

Het gesprek duurde lang en tussendoor vroeg Fatima herhaaldelijk om meer informatie aan Jack. Vrouewenhandel was voor de Spaanse politie een hoofdaandachtspunt omdat het land veelal fungeerde als doorvoerland voor “zendingen” uit en naar de Arabische landen. Juist door halverwege de handelsroutes in te grijpen, was het mogelijk een halt toe te roepen aan deze vorm van mensonterende uitbuiting. Voor Jack was er nog een heel andere aanleiding. Volgens hem had de moord op de bode in het stadhuis te maken met vrouwenhandel, de bode was erbij betrokken geweest en was omgebracht bij wijze van wraakoefening. De grote vraag was natuurlijk…door wie. Jack hoopte er via Bertus achter te kunnen komen.

Het gesprek was ten einde. Fatima liet haar hoofd even op haar handen op het bureaublad rusten voordat ze iets wilde zeggen. Het was inspannend geweest. ” Maar ze waren erg blij met de informatie”, legde ze eindelijk uit, ” het lijkt erop dat er de laatste tijd een opleving is in de plaatselijke doorvoer.”  Jack stak zijn duim omhoog. ” Goed gedaan, Fatima, ik denk dat ik hier wel iets mee kan. Misschien ga ik die man in in dinges nog eens extra voeren met gegevens….”  Hij bedacht zich tegelijkertijd dat het vooral van belang was Bertus zo snel mogelijk naar Nederland te halen. Jack was ervan overtuigd dat hij meer wist over de moord op de bode.

Hij nam nu een blanco stuk papier voor zich en begon een tekening te maken van vragen die hij wilde stellen aan zijn Spaanse collega en verbindingen tussen criminelen die hij allemaal een rol toedichtte bij de moord op de bode.  Van tijd tot tijd zette hij er ook wat opmerkingen bij over de moord of liever de slachting op de vrouw in het bestelbusje. Het zou toch kunnen zijn dat er verbanden lagen? Gek was dat trouwens, het begon erop te lijken dat hij Bottinga steeds minder nodig had bij het nadenken over de verschillende zaken. Zou dat betekenen dat hij ervaring en routine kreeg of was dat allemaal maar schijn? Tegelijkertijd drong het tot hem door dat hij belangrijke informatie niet mocht achterhouden. het bericht uit Spanje zou hij zeker aan zijn baas moeten melden.

Vandaag in elk geval niet. Bottinga was weg, naar een congres voor recherche-inspewcteurs waar hij weer met heel veel papierwerk vandaan zou komen dat hij zuchtend in de prullenbak zou doen belanden.  In elk geval kon hij dan zeggen dat hij er geweest was en dat was belangrijk voor zijn carrière. Soms ging reputatie boven resultaten.

61. Een doorbraak, ja er was een doorbraak. Langzaam aan werd duidelijk dat de moord in het stadhuis en de moord in bestelautootje niets met elkaar te maken hadden. Tenminste, het leek erop. De moord in het stadhuis was een wraakneming due te maken had met grote criminaliteit: vrouwenhandel. De bode was daar op een bijzondere manier bij betrokken geweest.

Al jarenlang liet hij zich erop voorstaan dat hij ene knappe en uiterst aantrekkelijke jongen was en dat bleek ook heel geregeld. Niet alleen dromde een flinke groep vrouwen om het stadhuis dagelijks om hem heen maar ook in het weekend had hij steeds weer ene nieuw en ander schatje. Ja, de vrouwen zagen hem graag maar dat bleek uiteindelijk niet zo’n goede keus te zijn. Hij was vastbesloten zijn aantrekkelijkheid te gelde te maken. Eerst had hij gedacht aan een bezigheid als gigolo maar dat vond hij toch wel wat vermoeiend worden. Toen besloot hij zijn loverboykwaliteiten te gebruiken. Als lokjongen bracht hij menig meisje naar ene plek waar rauwe criminelen het van hem overnamen en haar opsloten voor de handel.

Jack was trots op zichzelf , hij had het zelf allemaal ontdekt door te vragen, navraag te doen en te verhoren en nu was ook al bijna duidelijk wie de moordenares was. Een vriendin van één van de verhandelde jongedames had wraak genomen. Afwachtend maar ook vol ongeduld keek Jack naar Bottinga die nu zijn verslag haast bewegingloos zat te lezen. De inspecteur liet op geen moment zien of hij iets herkende in het verhaal, of hij het kon onderschrijven. Nee, hij las. Zelfs toen hij klaarw as, bleef hij nog in dezelfde houding zitten.

” Ja Jack, en hoe kom je hier nou allemaal bij?”  Jack antwoordde zonder maar met zijn ogen te knipperen. : Ik heb links het verhaal geschreven”,z ei hij langzaam , “en rechts heb ik de bewijzen genoemd. Volgens mij zitten er geen lacunes in.”  De inspecteur zuchtte. ” Nou inderdaad, ik moet toegeven dat je een gedegen stukje werk hebt laten zien”, zei hij. ” Ik moet het toegeven, je theorie ziet er goed uit.”  Het bleef even stil en Jack kon niet nalaten te zeggen: ” Maar…maar…?”  Bottinga schudde zijn hoofd. ” Niks “maar”. het ziet er goed uit. Ik denk dat we dit spoor gaan volgen. Ik zou graag willen dat jij eens gaat uitzoeken welke meisjes hij allemaal heeft verleid. Mogelijk vinden we dan ook de vriendinnen.”

Jack boog zijn hoofd. Hij begreep de boodschap nog maar half maar had het gevoel dat er in elk geval nog heel veel werk te doen was. Hij had gedacht dat de zaak bijna beklonken was maar niets was minder waar. Toch vond hij dat Bottinga wel wat enthousiaster had mogen zijn. Maar ja, hij had ook begrepen dat hoge politiechefs zelden of nooit iets van hun gevoelens lieten merken. Maar dit….

Jack besloot zich niet te lang bezig te houden met de kater die hij had overgehouden van het gesprek met Bottinga. Hij snuffelde door de papieren en legde plotseling zijn vinger op de naam Nasita. Nasita was een tijdje met de bode, Roel, omgegaan maar de laatste maanden was zij al niet meer waargenomen. Er was wel navraag gedaan maar daar was het ook bij gebleven. Ze was niet als vermist opgegeven. Dat wekte Jack’s argwaan. Waarom was dat nooit gebeurd? Verder spitte hij weer in de papieren en nu vond hij een belangrijke naam: Bertus. Bertus was de beruchtste caféhouder van ASlphen. De politie verdacht hem al lang van allerlei ” zaakjes”  maar tot nog toe was er geen aasnleiding geweest om een onderzoek te starten. Jack hart begon te jubelen. Deze keer stapte hij met grote passen bij Bottinga naar binnen…”we moeten een inval doen bij Bertus”, riep hij triomfabtelijk. De inspecteur keek hem verbaasd aan. ” Zoals jij nu bij mij doet?”  Jack’s ogen dwaalden door de kamer en verstarde. Aan het bureau van de inspecteur zat de hoofdcommissaris…in gesprek….nou ja, geweest dan…totdat Jack binnenkwam. “Neem me niet kwalijk Guus”, zei Bottinga tegen de hoofdcommissaris. ” Mag im je voorstellen,. mijn meest enthousiaste medewerker, Jack. Soms iets té enthousiast.”

De hoofdcommissaris fronste zijn wenkbrauwen en glimlachte tegelijk. ” U weet het, inspecteur, mijn mensen kunnen niet enthousiast genoeg zijn.”

60.verhoorkamer was duister en stil, vooral stil….Jack hield van het geluid van de stilte behalve als er ene verdachte tegenover hem zat die weigerde iets te zeggen. De overbekende cafébaas tegenover hem liet alleen een flauwe glimlach zien en zodra Jack hem iets vroeg, begon hij over de advocaat die naast hem plaats zou moeten nemen.

Het was opzet. Bottinga, de ervaren inspecteur liet hem met opzet even alleen modderen omdat onervarenheid soms handelingen voortbrachten waardoor een verdachte soms heel ongerust werd. Jack meende die groeiende onrust trouwens ook bij zijn opponent wel op te merken. De man greep steeds naar zijn sigaretten en aansteker terwijl hem verboden was te roken. Elke keer weer bedacht hij zich en liet hij zijn spoullen weer zitten….maar dat gebeurde wel steeds vaker achter elkaar.

Jack beschouwde het als een voordeel voor zichzelf dat het zo duister was in de verhoorkamer. Op die manier kon hij dingen doen die de verdachte niet zag maar die ook van achter het grote spiegelraam nauwelijks waar te nemen waren. Langzaam en haast onopgemerkt wurmde hij zijn “foon”  naar boven uit zijn broekzak en met behulp van zijn blackberry begon hij informatie in te winnen. Niet dat er echt iets interessants stond maar zo nu en dan fronste hij zijn wenkbrauwen en dan trok hij ze weer op. Tussen door keek hij even grijnzend naar de verdachte.

” Is het interessant?”  vroeg deze nadat Jack hem een paar keer vanonder zijn wenkbrauwen had aangeloerd. Jack haalde zijn schouders op, snifte zijn neus en antwoordde niet. Het duurde niet lang en hij fronste opnieuw zijn wenkbrauwern, hererl diep deze keer. ” Wacht even”, zei ghij achteloos tegen de man tegenover hem. ” Dit moet ik even aan mijn baas melden. Die houdt van dit soort details.” Terwijl Jack de verhoorkamer uitliep, glipte een agente naar binnen om op de verdachte te letten. Ze sloeg haar ogen neer vanwege de indringende blikken die de man haar toewierp. Ja, dat hadden ze haar op de opleiding niet geleerd. Mannen met prikkelende blikken.

De verdachte bleef intussen scherp naar de deur kijken. Het plotselinge vertrek van Jack had hem onrustig gemaakt. Dat was vanaf de observatiepost heel duidelijk te zien. Opnieuw greep hij naar sigaret en aansteker en op het laatste moment verplaatsten zijn vingers zich naar de tafelrand. Daar begonnen ze hevig te roffelen. ” Heeft u een kop koffie voor me?”  vroeg hij nu aan de jonge agente bij de deur maar deze reageerde niet.

Voorzichtig sloop Jack de verhoorkamer weer binnen, even achterom kijkend alsof er nog iemand zou volgen maar dat was niet zo. De agente verliet de kamer weer en Jack nam weer plaats op zijn stoel. “Wat was er nu zo interessant?”  vroeg de verdachte plotseling terwijl jack hem niet of nauwelijks aankeek. Hij hief alleen even z’n hand op en bleef naar het scherm van zijn foon kijken terwijl hij zijn hoofd schudde. Twee tellen later gaf hij pas antwoord. ” Dat kan ik helaas niet zeggen, we doen hier altijd voor wat, hoort wast…” zei hij langzaam. ” Dus als u iets zegt over de moord op de bode in het stadhuis, dan vertel ik iets over de informatie op mijn foon.”

De verdachte boog zijn hoofd maar meteen keek hij weer op toen hij hoorde hoe de deur met een ruk werd opengedouwd. Deze keer was het inspecteur Bottinga zelf die een plekje opzocht, aan het hoofd van de tafel. ” Zo, eens even kijken, zwijgen betekent in dit geval het tegenwerken van het onderzoek”, zei hij botweg. ” Dus dat levert behoorlijk wat extra tijd in de cel op…” De verdachte kijkt de inspecteur spottend aan. ” Gaat u me nu bang maken?”  Bottinga schudt zijn hoofd, “nee hoor, ik laat u zien hoe de vork in de steel zit.”

Het werd weer stil in de verhoorkamer. De verdachte leek niet onder de indruk van Bottinga’s woorden. “Kijk”, zei de inspecteur eindelijk, ” we kunnen stommetje gaan spelen en dan laat im je echt lange tijd opsluiten voor het blokkeren van de rechtsgang. Je kunt ook praten, misschien dat je me er nog van overtuigd datje een brave jongen bent, maar…”  en hij tokkelde even met zijn vingers op tafel. ” Dan moet je wel van goeien huize komen.” De man klemde nu zij kaken keihard op elkaar maar die spanning had hij nodig om zijn mond vervolgens weer te openen. ” Okee, ik zal praten.”

Jack keek niet op of om maar schoof uitsluitend zijn stoel wat dichter naar de tafel om het opname-apparaat aan te zetten. Zachtjes sprak hij de namen van de aanwezigen in. ” We zijn er klaar voor”, zei hij eindelijk.

59. Was het de regen, was het de zon of was het snelheid waarmee ze elkaar afwisselen? Jack kon het niet precies zeggen en misschien lag de oorzaak van  zijn depressieve gevoel ook wel veel meer aan alle gebeurtenissen van de laatste dagen.De dood van zijn vader liet hem niet meer los, vooral ‘s nachts niet. Het leek wel of de ouwe keer op keer kwam spoken maar wat hij precies zei of vroeg, was hem niet meer duidelijk.

Het kon ook zijn dat het onderzoek naar de moorden nog geen meter was opgeschoten en dat die wetenschap hem depressief maakte. Het leek wel of Bottinga van alle informatie niet in staat was een samenhangend verhaal te maken. En…misschien kwam het ook wel doordat hij dag in dag uit tegenwoordig even bij zijn moeder langs ging en daar werd hij niet vrolijker van. Het werd hem steeds duidelijker dat zij haast uit gewoonte bij haar man was gebleven en niet omdat ze van hem hield. Misschien zelfs wel uit angst nooit meer menselijke contacten te kunnen onderhouden als ze alleen zou zijn. Wat het ook was, en bron van vreugde was zijn moeder niet geworden nadat ze ” bevrijd”  was door de dood van Jack’ s vader. Aan de andere kant, elk nadeel hepse voordeel zei ooit een voetballer, voelde hij dat hij veel voor haar betekende. Dat ze bij haar zoon haar sombere gedachten kwijt kon, dat deed haar goed en hij wist dat het nu zijn taak was…hij wilde het ook niet missen.

Intussen zat hij nog weel steeds met het spook dat zijn vader was. Dat spook dat steeds terugkwam  en dat kennelijk om een antwoord verlegen zat maar de vraag niet kon stellen. Marijntje had hem al eens gevraagd naar de woorden die zijn vader gebruikte en het gezicht dat hij erbij trok maar vooral dat laatste was moeilijk. Het was alsof het gezicht van zijn vader zich verschool achter een wolk die er eerder niet was geweest. Hij kon haar eindeloos vertellen over de achtervolging die zijn  vader klaarblijkelijk op hem had ingezet. Van tijd tot tijd spoelden de beelden zelfs door zijn gedachten op een moment dat hij achter zijn bureau zat. Dan had hij moeite met concentreren en moest hij opstaan, uchtend en zwetend…Ja, daarover gingen de gesprekken met Marijntje tegfenwoordig.

Nou ja, soms was er ook nog gewoon iets leuks, iets over fietsen door de polder, konijnenkijken in de duinen en zoeken naar een duinpan om heerlijk en ontspannen tweezaam te kunnen zijn En soms was er de bioscoop en het theater, dat ” elite-instituut”  waar alleen maar de dikkestrotadel kwam! Nou, hij wist wel beter….

Hoofdschuddend  boog Jack zich weer over de documenten. Het begon hem steeds duidelijker te worden dat het de hoogste tijd was o verdachten op te gaan halen, huizeoekingen te houden en buurtonderzoeken uit te voeren. Er was nu toch voldoende materiaal in de richting van enkele individuen. Waar was hij dan zo depressief over? Starend keek hij naar de overkant van zijn bureau waar vroeger een collega had gezeten maar die was wegbezuinigd. Ze noemden het in het korps ook wel ” de straat op bezuinigd” . Dat betekende niet dat er meer agenten bij kwamen maar dat de bestaande mankracht steeds meer gebruikt werd voor diensten op straat. Daardoor zou de burger zich veiliger gaan voelen.

Jack grijnsde. Voorlopig was er nog helemaal geen aanwijzing voor een gevoel van meer veiligheid onder de burgers. Als hij er goed over nadacht had dat ook niets te maken met politie op straat maar veel meer met innerlijke onzekerheid van de mensen. Hij had daar mee aanwijzingen voor, al dat geroep over “toch?”  en “zeg maar”  en zo, allemaal onzekerheid….

Jack keek weer van de kale muur aan de overkant in zijn documenten. Hij zou ze eens in de juiste volgorde gaan leggen zodat hij een ordelijk verhaal kon houden bij Bottinga. Een verhaal dat duidelijk in de richting van drie of vier mensen liep, vier mensen die allemaal redelijk moordzuchtige boter op hun hoofd hadden.  Uit dat verhaal en de documenten en aanwijzingen zou Bottinga een sluitende bewijsvoering kunnen halen. Dan mensen naar de verhoorkamer, bekentenis en huppekee…

Een bekentenis aan zijn vader doen? Daar was het nu toch redelijk laat voor. De man was dood en kon hem niet meer horen. En toch…zou het helpen als hij, zoals Marijntje hem aan had geraden, eens hardop toegaf dat hij doodeenvoudig te koppig en te stug en te eigenzinnig was geweest om naar zijn vader toe te gaan en zelf een smet ene goed verhaal aan te komen dragen? Zelf eens de deur naar een betere verhouding open te zetten. Het was toch al te gemakkelijk om zijn vader alleen maar met verwijten te overstelpen?

Nee, vandaag zou hij de documenten niet aan Bottinga aanbieden. Daar was hij nu niet voorin de juiste stemming…

58. Jack voelde zich misselijk worden , misselijk en duizelig….of duizelig en misselijk….bij het opstaan had het hem al geplaagd en hij vroeg zich af waar het gevoel vandaan kwam. Honger? Ja, dat zou kunnen maar waarom had hij dan zo’n godsgruwelijke honger? Er moest nog iets anders zijn dat zijn voedingsstoffen en energie wegbrandde. Van de drank kwam het niet. Dat wist hij zeker want hij had gisteren uitsluitend aan de cola light gezeten. Niet dat hij die lekker vond maar er was niets anders in de koelkast van zijn moeder. Moeder zelf had alleen maar thee gedronken, met tranen in haar ogen toern ze eenmaal had ontdekt dat ze toch wel verdriet had over het sterven van haar man…of verdriet…eigenlijk was het meer een onvervuld en nu onvervulbaar verlangen. Een verlangen dat er steeds was geweest en dat nooit bevredigd was. Een verlangen naar warmte en troost, naar begrip en levensgeluk.

Jack bleef op de rand van zijn bed zitten en wreef zijn ogen nog eens uit. Opnieuw probeerde hij op te staan. Deze keer ging het iets beter hoewel de misselijkheid bleef, evenals de grote vraag waaraan hij die had te danken. Pas onder de douche begon het hem enigszins helder te worden. Er was kwaadheid in hem. Kwaadheid dat het zijn vader weer was gelukt om aan de diepste wens van zijn zoon te ontsnappen: een goed gesprek, een goede verhouding, begrip voor elkaar… Het maakte hem boos, al weer boos op zijn vader hoewel dat al bijna ene gewoonte was geworden. Die boosheid was zó gewoon dat hij haar nauwelijks nog voelde.

Misschien had hij juist daarom wel de hoop gehad dat het tot ene goed en open gesprek zou komen. Dat vader en zoon elkaar zouden ontmoeten, juist om die ongevoelde boosheid weg te halen want ook als ze niet wordt gevoeld, zit ze er nog steeds en dan brengt ze schade aan. Ze maakt koud en hard, ongevoelig voor andermans noden. Ze remt het vermogen tot empathie af, ja blokkeert het… Jack krulde zijn onderlip naar beneden en zijn mondhoek trokken haast vanzelf naar beneden…als een soort tic…onbeheersbaar…

Boosheid, ongevoelde boosheid, gestapelde boosheid en nu was het zeker zaak om daarvoor iemand aan te wijzen. Even hoopte hij dat hij heel erge kiespijn zou krijgen en dat hij in een donkere kast weg kon kruipen… maar ja  Hij had geen donkere kast  en ook geen kiespijn maar boosheid voelde hij wel en zo nu en dan was er een stemmetje dat hem vertelde hoe goedkoop het was om die boosheid op zijn vader af te wentelen. Op zijn moeder dan? Omdat ze nooit actief had geprobeerd vader en zoon bij elkaar te brengen? Omdat ze altijd alles met de mantel der liefde had bedekt? Omdat ze altijd begrip had getoond voor haar man? Zodat hij op die manier het gevoel had gehad steeds weer opnieuw in de ruimte te haken…

Ingewikkeld allemaal zeg…het schoot door zijn hoofd, ja het liet hem niet meer los. Hij zou ook tante Eefie de schuld kunnen geven, dat rare rechtse mens deugde immers toch al niet? Dat was nog eens een goed doelwit voor al zijn ontevreden en woedende gevoelens alleen…ze had natuurlijk helemaal niets te maken met de verhouding die hij al die jaren met zijn vader heeft gehad. Als afvalbak van de negatieve emoties, ja dat kon maar schoot hij er wat mee op?

Inmiddels was Jack opgestaan en keek hij naar zichzelf  in de spiegel boven de wasbak. Oefff…wat een onaangenaam gezicht was dat zeg! Ongewassen, ongeschoren, sjagrijnig en bleekjes met rood doorlopen ogen. Hij zou zo kunnen optreden in een horrofilm. Alleen al dat beeld was ene reden om zich vandaag maar niet te wassen. Hij wilde niet nog langer voor de spiegel blijven staan en zichzelf zien. Hij draaide zich om en besloot deze dag ongereinigd door het leven te gaan. Dat ging allesbehalve gemakkelijk want hij stapte om te beginnen al in de verkeerde pijpen van zijn broeken. Zo zou je alleen kunnen lopen als je echt, heel erge x-benen had, besefte hij. Bij die gedachte brak er weer een soort glimlach door maar dat stimuleerde hem nog steeds niet om opnieuw in de spiegel te kijken.

Tante Eefie…ach ja, dacht hij, die domme gans. En aan de andere kant, was ze niet ontzettend lief voor haar kleine neefje? Moest ghij dat niet in haar waarderen, veel meer dan al dat geblaat over buitenlanders enzo.. Islamisering van de Rijnstreek en zulke klets meer…. Nee, ook tante Eefie was niet de juiste persoon als doelwit voor zijn boosheid leek het. Of misschien kon hij de gemeente nemen of de politie…o wacht even…daar was hij zelf een deel van, ook niet handig. De huisarts dan die altijd te laat was… Het werd er allemaal niet gemakkelijker op.

Eindelijk had hij zijn broek op de juiste manier aan en op den duur gaven ook de mouwen van zijn  overhemd hun verzet op…het bracht hem ertoe om toch nog een keer in de spiegel te kijken. Een diep zucht was het gevolg. Hij besloot zich weer helemaal van kleren te ontdoen en zich toch maar een ste gaan wassen. Misschien was het voor hem tijd om kwaad te worden op zichzelf. Om kwaad te worden op al die argumenten die hij vroeger had gebruikt om geen contact met zijn vader te zoeken…

57. Dood? Jack zat wezenloos voor zich uit te staren en wie hem had gezien, had geen idee gehad over de gedachten die door zijn hoofd gingen. Het leek alsof er niets bewoog maar in werkelijkheid stormde het in zijn hoofd. Hoe kon dit? Zijn leven lang was Jack ervan overtuigd geweest dat zijn vader onsterfelijk was. Een rotzak maar dan wel een onsterfelijke rotzak. En nu ineens dit…

Hartstilstand, zonder schreeuw of waarschijnlijk zelfs maar een zucht. Niemand was erbij geweest en de man had zeker twee uur alleen gelegen temidden van zijn planten en struiken. Het was de doktoren onmogelijk geweest hoe het proces was verlopen maar twee uur zonder hulp en steun bij een hartstilstand, dat gaat niet goed en inderdaad…zijn vader was overleden. Zijn moeder was alleen en wat waren haar eerste woorden tegen hen geweest, of liever haar tweede zin? ” Jongen, ik voel me bevrijd.”   Daarop was het stil geworden. Jack moest daaraan wennen. Bevrijd, voelde hij zichzelf ook zo bevrijd? ” Zal ik naar je toe komen, mam…”  Hij merkte hoe hij aarzelde omdat hij zich afvroeg of zijn “bevrijde”  moeder wel behoefte had aan steun. En inderdaad…

“Ach nee jongen…ik moet zorgen dat hier de boel wordt opgeruimd en we zullenwel een begrafenis moeten regelen…”  Het klonk allemaal zo onderkoeld dat Jack zich begon af te rvagen waarom ze al die jaren bij zijn vader was gebleven. Hij vroeg het niet. het was alsof hij het antwoord al kende en hij had geen zin oude wonden open te rijten…

Echt tot gespreksstof leidde het niet maar na enige tijd kwam de stem van zijn moeder toch terug. “Weet je jongen, misschien kun je helpen bij het uitzoeken van wat rommel. Die man had zoveel rommel waar hij nooit naar omkeek.”  ”Die man”, zo sprak zijn  moeder over zijn vader nu hij dood was. Het werd hem allemaal steeds vreemder. Vroeger had hij steeds gedacht ene goede band met zijn moeder te hebben maar nu hij haar zo hoorde praten…

Natuurlijk , hij had zijn leven lang een hekel aan zijn vader gehad, die bullebak die altijd hèm moest hebben. En toch, hij had het prettig gevonden om op ene goeie manier afscheid van hem te kunnen nemen of in elk geval ene betere band met hem op te bouwen. Het was toich zijn vader en hij had graag iets gehad om met trots naar te kunnen verwijzen. Maar nu…nu was er alleen dat gat, dat diepe gat vol verwijten die stuk voor stuk als monsters naarboven leken te komen, een gat waar hij liever niet naar keek of te dicht bij ging staan. Een gat dat o zo gevaarlijk was voor zijn gemoedsrust.

” Zeg je niets meer jongen?”  De stem van zijn moeder klonk nu schraperig en gedempt…de bevrijding was niet zo hoorbaar meer en plotseling gingen haar woorden over in hevig gesnik. Het was niet het geluid van een bevrijde vrouw… “Stil maar mam”, zei Jack plotseling maar hij hoorde hoe zijn woorden verloren gingen in het gesnik. ” OK, dan niet, ik kom naar je toe. Dit kan echt niet…” Hij wachtte niet tot zijn moeder een antwoord gaf maar sloot meteen af. Het voelde alsof hij van de treden van de trap naar beneden gleed en de laatste drie treden sloeg hij over door een sprong. Het kostte hem niet veel moeite om zijn fiets te vinden en zelden hadden de trappers zo weinig weerstand geboden…hij vloog langs straten en door bochten. Het viel hem op hoe rustig het was op straat, dat zag hij nog net…ja natuurlijk, het was zondag.

Op het erf trof hij zijn moeder aan.  Ze leek op een dolende vrouw, een vrouw die de weg kwijt was. Jack wist nu zeker dat hij er goed aan had gedaan om naar zijn moeder toe te gaan. Terwijl ze over het erf strompelde tussen huis en schuur, legde hij zijn arm om haar schouders. ” Kom mam, laten we naar binnen gaan…”  Maar zijn moeder sleurde hem haast mee met een onverzettelijke  drang naar de schuur. Ze wees de plek aan waar één van de knechten hem had gevonden. Ze bleref maar staren naar de plek en Jack staarde met haar mee. Hoe langer ze staarden, des te meer kreeg hij het gevoel dat er een donkere plek was ontstaan in het cement, een plek waar al zijn lichaamssappen in de grond waren doorgedrongen. Het riep bij hem het gevoel op dat zijn vader al half begraven lag, in zijn eigen schuur…

“Wat gaan we doen mam? vroeg hij…  ” begraven of cremeren?” Moeder keek haar zoon aan. “Begraven, dat wilden zijn goed christelijke ouders altijd maar je vader kende de ondergrond van planten, bomen en struiken te goed. ” Geen wortels in mijn  gezicht”, zei hij altijd.”Nee, het wordt een crematie, dat staat als een paal boven de grond….”  Jack vond het bijna menselijk klinken.

56.. De schoten van die schietpartij klonken nog weken, ja maanden door in de stad. Steeds hadden Alphenaren gedacht dat hun stad een relatief rustige, veilige woonplaats was  en nu haalde de stad alle uithoeken van de wereld. Er waren mensen in een ver gelegen buitenland die eerder op de hoogte waren dan sommige Alphenaren zelf.  Jack was dan wel één van de eersten geweest maar de volledige omvang van de ramp was ook hem pas na een tijdje duidelijk egworden.

Dat moment brak pas aan toen hij zijn eerste stappen deed in het winkelcentrum voor onderzoek. Het korps was in verband met de zaak behoorlijk ontregeld, een groot gedeelte van de medewerkers hield zich bezig met de ramp die de stad had getroffen. Jack had al zijn werkzaamheden rond de moorden opgeschort om zijn collega’s bij te staan in deze moeilijke zaak en hij kwam hondsmoe thuis. Dankbaar was hij dat Marijntje hem opving, opving bij zijn verhalen en opving met heel praktische dingen: eten koken, koffie, de vuilnisbak buiten zetten en het wandelen met de hondjes.

Hoewel, een wandeling met Epi en Hepi deed hem nu juist wel goed. Het verzette zijn zinnen. Het was mooi weer en een wandeling in de frisse lucht zorgde ervoor dat hij zich weer een stuk beter voelde. Dat was vooral belangrijk voor de volgende dag, zondag, als hij zonder twijfel weer paraat moest zijn. Ambtenaren, politie en ambulancedienst waren volop in actie om de gevolgen van de ramp voor de getroffenen zoveel mogelijk te verzachten. Het waren niet alleen de directe slachtoffers van de schietpartij maar er was meer. Zo was het verhaal in dewreeld geholpen dat maar liefst bij drie winkelcentra bommen waren aangebracht. De mensen die boven de winkels woonden, moesten allemaal geëvacueerd en opgevangen worden. De wereld was verbijsterd, de stad was in rep en roer. Nou ja, rep en roer…het was opvallend hoe stil de straten waren op die zondagochtend en eigenlijk de hele zondag door. Het was alsof een deken van stilte en ingekeerdheid over de stad was gevallen.

Intussen groeiden Jack en Marijntje door deze gebeurtenis dichter naar elkaar toe. Juist nu merkte Jack meer dan ooit wat hij aan zijn vriendin had. De steun die ze hem bood, in praktische zin maar ook door gewoon naar zijn verhalen te luisteren. Soms had hij moeite om het verdriet dat hij voelde, de vertwijfeling en de angsten tot uiting te brengen maar het was haar gezicht, haar houding die hem ertoe brachten zich te uiten. En zij voelde zich er completer door, ze had het gevoel een belangrijke plaats in te nemen in het leven van haar vriend. Weg waren de onzekerheden over een lesbische relatie. ~Juist nu voelde ze zo goed waar haar plaats was.

Het bracht Marijntje een vreemd, dubbel gevoel over de verschrikkelijke gebeurtenis want haar eigen relatie met Jack werd juist beter in de nasleep ervan. Ze verzette zich nu tegen de gedachte dat ze zich daarover schuldig zou moeten voelen. “Ieder nadeel hep ze voordeel”, dacht Jack , zonder dat Marijntje het wist, over dezelfde situatie. Het was toch opmerkelijk hoe dicht hij bij zijn vriendin was gekomen, hoeveel minder hij aan haar twijfelde, ja hoeveel meer hij zeker wist dat ZIj zijn ware vriendin was. Bij haar voelde hij zich veilig en geborgen en opgewonden tegelijk.  Het waren die veiligheid en geborgenheid die bijdroegen aan de opgewondenheid die hij ondervond.

En toch kon hij die nacht niet slapen. Jaloers keek hij naar Marijntje die zonder snurken in een diepe slaap weggeduikeld leek. Van tijd tot tijd bewogen haar lippen maar Jack kon niet verstaan wat zij zei. Prachtig, die bewegend lippen, die soepele, vochtige en sensuele contactstripjes…  Met een schok werd Jack nu echt wakker, zodat hij merkte dat hij niet echt wakker was geweest. Hij had gedroomd wakker te zijn maar…Marijntje lach wel naast hem en hij zag haar “contactstripjes”  glinsteren in het maanligt. Hij wist dat zew akker zou worden als hij haar nu zou kussen maar ach…erg zou ze dat vast niet vinden…de nacht naar de maandag duurde zo lang…

55. Sinds de moord op Ada was er veel veranderd in het politiebureau, vond Jack. De mannen en vrouwen van het korps waren rustiger geworden, eensgezinder ook.  De naam “Klotepote”  dook nooit meer op, sterker nog, er kwamen collega’s naar hem toe om problemen te bespreken. Ze waren zakelijker en menselijker tegelijkertijd geworden. Het was alsof er iets was dat ze samenbond, iets voelbaars maar zichtbaar was het niet.

Jack had er een dubbel gevoel over. Het verlies van Ada was, in het diepste geheim, een opluchting voor hem. Alleen met Marijntje kon hij daarover praten. Zij begreep zijn gevoel heel goed. Ada’s gedrag was voor Jack een voortdurend bedreigend gevoel geweest, intimiderend zelfs. Daar stond tegenover dat het hem met afschuw vervulde dat iemand in het hart van het politiebureau een moord kon plegen, onopgemerkt. Bovendien bleef het aanzicht van de vermoorde Ada hem achtervolgen. Een prettig gezicht was het nou bepaald niet geweest. Een enkele keer dook het beeld op en dan moest hij even passief achterover leunen p zijn stoel of uit het raam staren. dan ging het vanzelf weer weg.

Het was zaterdag en zelden of nooit was het zo stil en rustig geweest op het bureau. De bemanning was op niveau, keurig…iedereen die in het rooster ingeschaald was geweest, was komen opdraven. Geen zieken, niemand die te laat was. Het was haast te mooi om waar te zijn, alle surveillances waren op tijd en volgens schema uitgerukt. En…de zon scheen buiten. Dat had voor veel mensen en reden kunnen zijn om niet zoveel haast te maken met de gang naar het bureau. Nee, het was vrediger deze zaterdagochtend op het bureau dan ooit…

Jack boog zich over de bewijzen die zich leken op te stapelen in de zaak “Ada”. Ze wezen duidelijk in één richting en hij wilde vandaag alle bewijzen die hij had verzameld nog een keer checken. Zeker weten voordat hij Bottinga zou vragen om maatregelen, huizoekingsbevelen, arrestaties en verhoren en alles wat er volgens hem nu wel inzat. Hij kreeg steeds meer het gevoel dat in elk geval de moord op de bode en op Ada met elkaar te maken hadden. Als hij dat kon aantonen…

Hij had soms het gevoel dat hij met zijn hersens bijna in de chips van zijn computer zat, zo intensief kon hij daaraan werken. De beeldbuis slurpte zijn bewustzijn dan voor een groot deel op en dat verdween naar het hart van die elektronische machine. Het was eng. Vaak merkte hij het ook als hij ophield met werken. Dan was het net of hij zich met zijn hele wezen uit het apparaat tevoorschijn moest worstelen. Dan duurde het soms wel een kwartier voordat hij uit de virtuele weer in de materiële dimensie terechtkwam.  Gewoon, weer thuis op de bank enzo…

Zo ging het ook vandaag. Hij had wel in het beeldscherm willen kruipen, door de lijnen heen en zelfs via de wireless verbindingen, hij had de muis wel in zijn hoofd willen opnemen. De spanning groeide nu hij zover kwam op de weg naar het eindresultaat. Hij wist zeker dat hij maandag een mooi verhaal zou kunnen voorleggen aan Bottinga.

” We willen even de verbindingen checken”, klonk een stem om de deur. Het was een collega die Jack nu erop wees dat het tijd was om de verbindingen van het vermaledijde C2000 systeem te checken, de elektronica die hen verbond met brandweer en ambulance en die het om de haverklap liet afweten. Jack had ene hekel aan het systeem. Hij begreep ook niet waarom het was ingevoerd want er was van te voren gewaarschuwd tegen  de feilen ervan, méér dan ééns. Een goedc vriend van hem die ICT specialist was, had vanuit zijn halve kennis ook al geroepen dat het een krakkemikkige verbinding zou gaan opleveren. Nu checken…

Het kwam eigenlijk verdomd beroerd uit. Hij liet zich niet graag storen als hij zo intensief bezig was met onderzoek maar…er was weinig aan te doen. Testmoment was testmoment en daar hielp geen lieve kinderen aan. Het kwam van hogerhand en Jack was onder geen beding van plan zich in de ogen van zijn chefs onmogelijk te maken. Hij vewachtte dat er nog vaak genoeg een aanvaring zou komen, die hoefde hij niet op te zoeken. En dus haalde hij zijn apparatuur tevoorschijn en schoof hij de computer van zich af

Natuurlijk, het werd een drama. Verscheidene afdelingen en eenheden konden elkaar niet bereiken. Eigenlijk verliep de test zoals gewoonlijk: belabberd. Het was het zoveelste bewijs dat het systeem niet deugde. Jack vroeg zich af waarom de test eigenlijk steeds weer werd herhaald terwijl hij steeds hetzelfde resultaat opleverde. Er was maar één goede remedie tegen: het hele systeem opnieuw onder handen nemen en grote delen ervan vervangen of…een heel nieuw systeem ontwikkelen. Dat zou heel veel geld gaan kosten maar ja….dat waren in zijn ogen de gevolgen van een voortijdige invoering van nieuwigheden. Kapitaalvernietiging heette dat.

Aan de andere kant…de hulpdiensten moesten wel kunnen beschikking over ene goed en betrouwbaar communicatiesysteem, daar mocht best in worden geïnvesteerd. ” Maar dan wel met verstand”, bromde Jack altijd.

Terwijl hij piekerde , kwam er een melding binnen, een zeldzame noodoproep…een surveillancewagen was al vertrokken naar het dichtstbijzijnde winkelcentrum, De Ridderhof. Melding van een man die in het wilde weg had lopen rondschieten. Jack trok wit weg…een schietdrama? Het horrorscenario van elke politieman?

54..Moederdag, wat een rotdag! Jack voelde zich verplicht om naar zijn moeder te gaan. Het arme mens kwijnde helemaal weg naast die bullebak van een vader van hem. Nu was het de dag om te laten merken hoe hij daarover dacht. Nee, met zijn vader vlotte het nog steeds niet. Die man begreep niets van gevoelens en van zorgen voor elkaar. Alleen stoer zijn, dat was zijn levensvisie.  En dus zette Jack zich puffend van weerzin op zijn fiets, op weg naar het ouderlijk huis.

Om het zichzelf allemaal wat aanvaardbaarder te maken had hij zich de vorige avond een stuk in zijn kraag gedronken. Nu trilde en rilde hij over zijn hele lichaam. Het voordeel was dat hij zijn rotgevoel kon wijten aan zijn kater in plaats van aan zijn vader. Het montrerde hem zelfs op: ik heb een kater en dus voel ik mij beroerd. Ik heb niet eens de tijd om na te denken over die rotzak. Dat laten mijn hersens niet toe. Die zijn namelijk uit stappen.

Ook het rondmalen van zijn benen merkte Jack nauwelijks op want de verbinding tussen zijn onderlijf en hoofd leek vooral geblokkeerd te zijn. Toch zetten zijn benen zich behoorlijk in om de wielen rond te krijgen. Zijn ogen hadden het gevoel dat ze de hele tijd door ene zwembril moesten kijken, er lag een soort waas omheen die zijn ogen beletten om flitsend heen en weer te bewegen en ook om alles even helder te zien.  Die gedachte bleef hem maar bezighouden zodat hij nauwelijks tijd had om op het verkeer te letten. Van tijd tot tijd hoorde hij om zich heen wat piepende geluiden maar hij kon zich niet voorstellen dat het auto’s waren die voor hem remden. Hij zag helemaal geen auto’s.

Zijn vader zei deze keer niets toen Jack het terrein op kwam rijden en Jack zei ook niets…hooguit maakte hij een wat snellere beweging met zijn benen om zijn fiets voorbij te laten gaan aan de vreselijke plaats waar zijn vader stond. Het uitzicht werd langzaamaan weer beter al voelde hij zich nog netzo wazig als een uur tevoren.  Hij kwakte zijn fiets tegen de muur van het woonhuis en rende naar binnen, nog net snel genoeg om zijn vader voor te zijn. Achter het huis zat zijn moeder op het terras in de zon bij een tafel met een levensgrote Moederdagtaart. Jacks mond viel open.

” Je gaat me toch niet vertellen dat papa…” Zijn moeder viel hem glimlachend in de rede..” Maak je geen zorgen, ik heb hem zelf gekocht.” Samen proesten ze het uit. Toen Jacks vader binnenkwam zaten ze nog naar elkaar te grijnzen. “Stukje taart, pas?”  vroeg Jack met een duidelijke joligheid in zijn stem. ” Nou, daar lijkt het me nou niet echt de dag voor”, bromde zijn vader voor zich uit terwijl hij zijn voorhoofd fronste. ” De zaken gaan niet echt heel goed dus moeten we gewoon op zondag aan de slag.”  Jack voelde hoe er ene ruige kriebel vanuit zijn bilspleet, langs zijn rug tot in zijn nek klom. ” Als je nu eens rust nam en lekker ging zitten en gezellig deed, dan zou het er allemaal minder zwartjes uitzien”, zegt hij heel spontaan…

De ogen van zijn vader schieten nu vuur. ” Wat weet jij nou van een bedrijf”, roept hij boos. ” Heb jij je veertig jaar uit de naad gewerkt om deze tent overeind te houden en op te bouwen…?”  ”Zou ik nooit gedaan hebben”, zegt Jack uitdagend. Ik zou veel meer plezier hebben gezocht. Rijk worden is echt niet nodig, genoeg verdienen is genoeg.”  Met grote stappen baant zijn vader zich een weg door de tuin. ” Het wordt nooit wat met jou”, bromt hij weer terwijl hij door loopt. Jack’s moeder kijkt strak voor zich uit. ” Stukje taart Jack? En is dat nou nodig om die ouwe elke keer zo over de rooie te jagen?”  Jack haalt zijn schouders op. ” Taart graag mam, maar ik kan niet aanzien hoe hij jou leeg zuigt.”  Zijn moeder zweeg en sneed een heel groot stuk taart voor jaar zoon af. ” Komt zuslief nog?”  vroeg hij met een mondvol.

Moeder schudde haar hoofd. ” Nee, die is met haar man en kinderen naar zijnmoeder. Die is 89 en zwaar ziek. Misschien haalt ze vaderdag niet eens.”  Jacks moeder besefte niet eens de ironische toon van haar reactie maar Jack schoot in de lach. “Heb ik iets grappigs gezegd?”  vroeg moeder maar Jack besloot het niet uit te leggen. ” Nee, mam, er kwam een rare gedachte bij me op en met zijn vork prakte hij een tweede stuk taart.

Vader liet zich niet meer zien. Die vond natuurlijk dat hij wel weer genoeg had gehoord. ” Maar vanavond gaat hij er tegen mij wel over zeuren hoor”, knipoogde moeder naar Jack. ” Dan gaat hij weer lopen mopperen over je gebrek aan inzicht en je gebrek aan gevoel voor verantwoordelijkheid. Eigenlijk is hij gewoon boos dat jij de zaak niet wil overnemen.”

“Ik denk er niet over”, zei Jack. ” Ik heb hier teveel verdrietige voetstappen liggen. Ik probeer in mijn werk iets goed te maken van de frustraties die pa andere mensen bezorgt.” Moeder zucht. ” Ach jongen, die manheeft toch ook zijn goede kanten,” Op Jacks gezicht verscheen nu ene brede grijns. ” Ja, anders zou je al lang bij hem zijn weggegaan, lijkt me.Maar kun je één van die goeie kanten noemen? Ik zie ze niet. Het bleef lange tijd stil totdat zijn moeder weer begon: “Nou, bijvoorbeeld…. .”  Het werd een lange moederdag.

53. De periode tussen Pasen en Pinksteren was in de ogen van Jack door de jaren heen sterk veranderd. Daaraan merkte hij soms dat hij toch al weer wat ouder begon te worden of misschien had hij stiekem toch teveel naar de woorden van zijn vader geluisterd. Tussen Pasen enPinksteren werd er nog maar 15 jaar geleden altijd keihard gewerkt en nu leek dat ineens voorbij te zijn, die tijd van productie en inzet. En het weer deed daaraan mee want de zomer begon in de `Rijnstreek steeds vaker in maart en vooral april.

Een rare tijd waarin het steeds vaker voorkwam dat collega’s verdwenen omdat ze zonodig op wintersportvakantie moesten. Naderhand zeiden ze dan ook nog doodleuk tegen hem dat ze hem hadden gemist de afgelopen weken. Alsof hij degenen was die weg was gegaan. Uit pure zurigheid had hij zich daarom in het Paasweekeinde maar zo veel mogelijk onzichtbaar gemaakt en zie: niemand had geklaagd. Het leek wel of niemand hem had gemist nu hij echt weg was gegaan, te vroeg naar huis en te laat binnenkomen waren aan de orde van de dag geweest. Niemand, niemand had er iets over gezegd.

Hij besloot er niets over te zeggen. Dat hij trouwens veel thuis had gezeten, had niet betekend dat hij niets aan zijn werk had gedaan. O nee, integendeel . Hij had veel van het werk dat Bottinga hem te doen had gegeven mee naar huis genomen en daar was hij hard mee opgeschoten. De vlek op het jasje van Ada was vrijwel zeker afkomstig van De Violist, een vriendje van de grote cafébaas. Dat leek erop te wijzen dat de moord op de politievrouw uit die hoek kwam en…mogelijk ook de beide andere moorden. Jack had een sterk vermoeden dat ze alledrie met elkaar te maken hadden. Het leek wel of er een reeks van afrekeningen had plaats gehad. Dat betekende dus dat Ada contacten had gehad in het criminele circuit van de stad en ook daarvoor waren sterke aanwijzingen.

Jack was trots op zijn werk en hij had nu de resultaten graag eens door willen praten met Bottinga maar ja…die was op wintersport….veel kwaad kon dat op zich niet want de inspecteur begon een aardig buikje te krijgen. Toch vroeg Jack zich af of zijn baas niet nog veel dikker terug zou komen. Hij hield immers van lekker eten en drinken? En dus bleef Jack maar egwoon even aan zijn bureau zitten zonder iets te doen. Natuurlijk deed hij net alsof hij heel hard aan hetw erk was voor degenen die zouden passeren maar…dit was weer zo’n dag om eerder naar huis te gaan.

Er schoot een vreemde gedachte door zijn hoofd.  Als hij nou toch van plan was om eerder naar huis te gaan, zou hij dan niet even bij zijn ouders langs kunnen gaan? Misschien kon het geen kwaad. Eerder naar huis gaan betekende eigenlijk dat je iets deed in tijd die niet bestond. Dan kon hij dus best even naar zijn ouders gaan want er kon immers niets gebeuren? Die tijd bestond immers niet? Het duizelde in zijn hoofd. Dat filosofische denken had hij vast niet van zijn vader geleerd. De gedachten over zijn vader kwamen weer op gang en de lust om naar zijn ouders te gaan, glipte al weer bijna weg toen hij ineens aan het verdrietige gezicht van zijn moeder moest denken.

Hij fietste langzaam. Voor zichzelf had hij uitgemaakt dat hij gewone tijd thuis wilde zijn, bij zichzelf thuis. Dan zou Marijntje ook komen, tenminste daarover probeerde hij naar te bellen. Zij zou de ellende van de ontmoeting met zijn vader weer uit zijn hersens kunnen wassen. Ja, dat was een goed ideetje, als dat zou kunnen lukken….  Hij bleef langzaam trappen, dat was ook beter zolang hij probeerde te bellen. Marijntje nam niet op. Waarom nou niet? Zijn ongeduld dreef hem ertoe iets sneller te trappen. Dat maakte de kans ook groter dat hij op het juiste moment weer bij zichzelf thuis was.

Het was stil op het erf bij zijn vader, hoorde en zag hij…het leek wel of iedereen de koelte van de schuren had opgezocht. Hij reed het terrein net op toen zijn mobieltje ging. Marijntje…vanavond bij hem eten? Ja, dat was prima natuurlijk. Ze zou er zijn! Dat kikkerde Jack op maar die opkikker zakte meteen al weer in zijn steunzolen toen zijn vader uit een schuur het erf opkwam. ” O ja, wat kom je doen”, riep die met schorre stem. Jack gaf geen antwoord en dus liep zijn vader recht op hem af. ” Wat je doen komp”, zei hij opnieuw. ” Ik kom mama even bezoeken”, bromde Jack half binnens monds terwijl hij zijn mobieltje opborg.

Zijn vader keek hem langdurig en onderzoekend aan. ” Is het uit et dat grietje of heb je wat anders?”  vroeg hij bot. Jack haalde zijn schouders op. ” Ik ken geen grietje”, zei hij snel en ineens schoot het im de gedachten. Over een half uur zou hij hier weer weg zijn. ” Je hebt nog precies vijftien minuten om aardig tegen me te gaan doe, pa, anders krijg je er spijt van.”

ni

52. Mooi weer is het vandaag, het wordt ook steeds mooier al is het nog niet zo warm op Lampedusa. In het goed gekoelde politiebureau merk je daar haast niets van. KJack beweegt zich haast automatisch voort door de wat duistere gangen langs de verhoorkamers. Het valt hem niet eens meer op dat het gebouw een wat somber karakter heeft. Hij haast zich verder door de gangen, op zoek naar Bottinga. Het lijkt wel alsof het onderzoek, alle naspeuringen vastzitten. Dat is toch raar. Zelf heeft Jack het gevoel dat ze maar een millimeter verwijderd zijn van de oplossing van de zaak.

De deur is stijf dicht en op zijn kloppen komt geen reactie. Jack begrijpt er niets van, het is toch een normale werkdag voor de inspecteur, de man die altijd aanwezig is, die met zijn werk is getrouwd? Hij kijkt om zich heen, in de kamer naast de inspecteur. Helemaal leeg, niemand…wat is er aan de hand vandaag? Ergens in de verte, in een heel andere ruimte hoort hij gezang opklinken en handgeklap. Is er een bijeenkomst waarvan hij niets weert en zijn al zijn collega’s daar aanwezig? Zij gebrek aan zelfvertrouwen neemt weer monsterlijke vormen aan en bijna begint hij zijn vader de schuld te geven totdat er een lampje begint te branden. Zijn vader? Wat heeft zijn vader hiermee te maken?

Langzaam loopt hij in de richting van het feestgedruis en het begint nu wel heel opgewonden te klinken. Dit is de vleugel et de kamers van districtschef en haar plaatsvervanger. Hij probeert nu goed op te vangen uit welke kamer het geluid precies komt. Eeen deur, twee, deur, drie deur…ja hoor, de tweede deur, daarachter zat het fesst verscholen. Even blijft hij nu met klopend hart achter de deur staan wachten. De kamer lijkt goed vol te zijn al krijgt Jack het gevoel dat de geluiden tegelijkertijd heel ver weg zijn…voorzichtig duwt hij nu de deurkruk naar beneden…leegte

De kamer van de districtschef is volledig leeg terwijl de deur niet op slot is. In de hoek van de kamer staat een videoscherm waarop beelden te zien zijn van een druk bezocht feest in één van de kroegen van de stad. De bijbehorende geluiden klinken nu wel erg hard op de gang en Jack besluit de deur onmiddellijk weer dicht te doen. Achter zich in dit geval want de onderzoekende geest van de politieman laat hem nooit los. Hoe is het mogelijk dat deze kamer met alle mogelijke, geheime en zeer geheime informatie zo maar open en bloot toegankelijk is zonder toezicht?

Bijna onwillekeurig gaan zijn ogen over het bureaublad van de districtschef. Dara ligt een intern schrijven, een schrijven van het hoofd van de recherche, Bottinga. Jack’s ogen worden zonder dat hij het echt wil naar de tekst van de brief getrokken. Hoe meer hij van de tekst leest, des te aandachtiger gaat hij lezen. Zijn naam wordt in de brief wel heel vaak genoemd. Op zijn gezicht begint zich ene steeds bredere glimlach af te tekenen maar ergens verweg hoort hij gestommel…mensen onderweg?

Zo stil hij kan, sluipt hij weg van de kamer waar hij niet hoort te zijn. Sluipen kan hij goed, hij heeft het vroeger, thuis al geleerd op de dagen als hij probeerde te ontkomen aan zijn verschrikkelijke vader. Zo heeft die man er toch weer mee te maken… Toch kan Jack niet nalaten even op veilige afstand te luisteren, ook al net zoals hij vroeger als kind doet. ” Het heeft zeker voordelen om hem gauw de bevordering tot brigadier te laten maken,” klonk de stem van de districtschef. ” maar laat hem niet al te gauw iets merken. Ik wil eerst wel eens wten of dit allemaal blijvend is, deze alertheid.”  Jack hoorde het instemmende gebrom van Bottinga. ” En latenw e hem dan ook structureel opnemen in de recherche”, merkte de inspecteur op. ” Maar natuurlijk”, was het weer de stem van de districtschef. ” Ik geloof zeker dat daar zijn grootste kracht ligt, in elk geval op dit moment.”

Jack hoorde hoe de twee ” hoge pieten”  van het bureau de kamer van de disdtrictschef binnengingen. De deur werd degelijk en hard dichtgeslagen. Achter de deur gingen de beide stemmen nog even verder. Opgelucht haalde Jack adem. Ze vonden hem goed als rechercheur. Dat bleek dus wel!

Het was duidelijk dat hij voorlopig de inspecteur niet meer te sprerkken zounkunnen krijgen maar eigenlijk hoefde dat ook al helemaal niet meer. Jack had het gevoel dat zijn dag al lang goed was. De boodschap was positief. Nu wel poditief blijven denken , natuurlijk. Kon hij niet zonder Bottinga inmiddels een paar stappen voorwaarts zetten bij het onderzoek? Natuurlijk wel. In de afgelopen tijd waren er meer dan genoeg mogelijkheden gekomen voor hem. Hij moest maar eens even hard aan het werk gaan.

Hij boog zich opnieuw over de uitslagen van de vlekken in de jas van Ada. Het ging niet alleen om de vlek zelf waarin duidelijk lichaamsvocht van een vreemde te ontdekken was. Nee, het ging ook om de vingerafdrukken die in die vlek te vinden waren. Die waren ook van een vreemde, zo te zien van één persoon, waarschijnlijk van degenen die ook de vlek had achtergelaten. Vreemd…de moordenaar had alle moeite gedaan om snel weg te komen en tegelijkertijd had hij of zij zo’n duidelijk spoor achtergelaten. Was er sprake geweest van verrassing door een snel naderend iemand? Had de moordenaar of moordenares geen tijd meer gehad om sporen weg te werken?

Zó aandachtig was Jack aan het werk dat hij niet eens hoorde hoe zijn kamerdeur openging. Pas op het laatste moment werd hij iets gewaar. Hij draaide zich bliksemsnel om en meteen rende een figuur weer zijn kamer uit. Hij zag alleen een lange flodderende jas. Een schreeuw….Jack bewaarde zijn tegenwoordigheid van geest end rukte de noodknop in die alle buitendeuren tijdelijk afsloot voor iedereen.

51. Wat een eiland, dat Lampedusa. Zon, strand, no-flyzone vlak in de buurt en internationaal gezelschap want het eiland wordt dagelijks overspoeld door vluchtelingen uit Afrika. Jack en Marijntje hadden er ene heerlijke tijd doorgebracht in hemelse temperaturen en ze kwamen net op tijd terug om mee te maken hoe het mooie lenteweer zich meester maakte van Nederland. “Niet eens een regenjas nodig, geen sjaal, geen capuchon, gewoon in je polo doorlopen op Schiphol…” Jack knipperde met zijn ogen maar Marijntje zei niets. Ze was stil en tevreden over de vakantie en de heerlijke, luie dagen op Lampedusa. ” En echt helemaal niets gedaan”. lachte ze, ” behalve mijn camera volgeschoten.”  Van Jack had ze een mini video-camera cadeau gekregen en ze had er naar hartelust “shots”  meegemaakt. Het beeld van het leven op het totaal oninteressante eiland zou boeiend worden…

Schiphol…het was eindeloos lopen totdat ze de uitgang van de aankomsthal hadden bereikt en zodra de draaideur was rondgegaan, konden ze buiten de lentezon opsnuiven. Vreemd hoor! De geur was hier echt anders dan op het Italiaanse eilandje en dat kwam niet alleen door de vele kruiden die daar groeien. Marijntje kon niet meteen de geur thuisbrengen die haar stoorde maar toen ze naar de helder blauwe lucht keek, wist ze het zeker. Hier was bepaald geen no-flyzone in de buurt. integendeel, de lucht was er dichtbevolkt met vliegtuigen. Kerosinedorp…Marijntje piekerde er niet te lang over en ze nam niet eens de moeite er met Jack over te praten.

Die had inmiddels een heel ander probleem want hij was vergeten waar de bus van Schiphol naar Alphen, de interliner, ook weer stopte. Dat was vervelend want de koffers en handbagage begonnen zwaar te wegen. Dat kwam vooral door de enorme hoeveelheid absoluut overbodige artikelen die ze op het eiland hadden gekocht. Elke keer, bij elke etalage was het weer ” ach wat mooi…en wat sfeervol….echt Italiaans…”  geweest. In tussen hadden ze zich nooit afgevraagd of het allemaal wel echt Italiaans was en of er nioet ook heel veel namaak Noord-Afrikaabse sopullen tussenzaten. Niet dat het kwaad kon maar toch.

“Pffff”, zuchtte Jack. ” We hebben ons geloof ik als echte grazige toeristen gedragen.” Eeindelijk had hij de juiuste halte gevonden. Daar liet hij de twee koffers en handbagage ploffen in de hoop dat breekbare waar goed verpakt zou zitten. En plotseling wist hij het: hij had zijn bril laten liggen in het vliegtuig, zijn zonnebril. Hoe dat kon? ” Gewoon onoplettendheid”, grapte Marijntje maar Jack leek nieterg te p[orren te zijn voor grapjes. Hij had zich net helemaal ” total loss”  gesjouwd en baalde nu als ene stiere door het verlies van zijn zonnebril. ” Morgen ga je naar Schophol bellen en…de verzekering,” glimlachte ze. ” Je was toch al aan een nieuwe zonnebril toe.”

Ze had gelijk maar toch…juist die laconie van Marijntje maakte Jack wel eens kriegel. Alsof er eigenlijk niemand en niets belangrijk was. Nu hij moe was, irriteerde die laconie hem meer dan anders. Hij wist dat en besloot het maar te laten voor wat het was. Ze hesen zich in de bus en ploften neer op ene bankje vlaknaast de plek waar bagage opgesteld kon worden. Even zat Jack een beetje verdwaasd voor zich uit te kijken. Eigenlijk kon hij niet geloven weer in Nederland te zijn maar al gauw werd het duidelijk…

Met een verbaasd gezicht wees hij op een man met een krant die verder naar voren in de bus zat en samen met Marijntje rekte hij zijn hals uit. In de Telegraaf stond een groot artikel: Moslims op Lampedusa belagen vooral christelijke gebouwen.” Een beetje verbouwereerd keek hij zijn vriendin aan. ” Heb jij daar iets van gemerkt?”  vroeg hij. Marijntje deedhaar ogen dicht maar draaide haar gezicht nog wel naar Jack toe. ” Ik kan me er niets van herinneren, ik heb er ook niets van gezien”, zei zij gapend.  Jack knikte te tevreden en beiden zaktenen ze nu onderuit op hun stoel. Daar vielen ze met de Hollandse zon in hun gezicht in slaap. Het leven was beter dan je je kon voorstellen…

50. Het was mooi weer en hoog in de lucht kringelden de meeuwen al weer rond, meeuwen waren er tegenwoordig altijd in Alphen. Vroeger kwamen ze alleen met slecht weer landinwaarts maar de laatste jaren waren ze er het hele jaar. Jack hield van meeuwen en ook van andere vogels en van alle dieren en ook de planten eigenlijk. Ja, waar hield hij niet van? Van zijn vader misschien. ~Dat was een probleem ja, zijn vader. Eigenlijk dacht hij er nooit over, er was alleen duidelijk dat hij nooit de behoefte voelde om naar zijn vader toe te gaan en vandaag…

Vandaag was alles anders. De winter was voorbij en de zon scheen hoog aan de hemel, de meeuwen waren er en de kleinere vogeltjes ook, de kat van de buren mauwde en kwam niet te dicht bij Epi en Hepi en naast Jack, op de andere tuinstoel die hij had, zat zijn moeder. Haar klagelijke gezicht leek onder invloed van de zon zo nu en dan een beetje tevreden trekken te krijgen. Dat zij zo’n klagelijke uitdrukking op haar gezicht had, had Jack natuurlijk nooit verwonderd. Je zou maar met zijn vader getrouwd zijn. De grote vraag was natuurlijk waarom ze die stap ooit had gedaan.

“Waarom kom je niet weer eens thuis, om te eten en te praten?”  vroeg zij plotseling en meteen trok Jack een wenkbrauw op. ” Wat bedoel je met praten, mama?” vroeg hij. ” Betekent praten dat papa aan het woord is en dat de rest ja en amen zegt? Op het gezicht van zijn moeder kwam nu echt een zure uitdrukking. ” Ik mis je en je vader doet dat ook”, begon ze voorzichtig. ” Je moest eens weten hoe vaak hij de laatste tijd om je gevraagd heeft.” Jack sprong overeind. ” Nou, dat zou voor het eerst zijn. Vroeger was hij alleen maar blij als ik uit het gezicht was.” Zij moeder knikt en kijkt zwijkgend voor zich uit. ” Weet ik, maar hij is zo veranderd. Hij krijgt steeds meer behoefte aan zijn familie”, zegt ze. ” Dat komt denk ik door de leeftijd.Hij wordt ook oud, Jack, denk daar eens aan…”

Jack keek peinzend voor zich uit. ” Maar we hebben elkaar helemaal niets te zeggen. Die man heeft mij z’n hele leven alleen maar belachelijk gemaakt en in de grond getrapt. Er was nooit ene positief woord voor me. Toen ik het huis uitging had ik het idee dat ik helemaal niets kon.”  En nu?”  vraagt zijn moeder langzaam. ” En nu is dat anders, nu ben ik een gewaardeerde politieman, ze hebben me zelfs voor ene groot deel opgenomen in de recherche. Dat is toch ook niet voor niks.” Zij moeder knikt begrijpend. ” Maar is dit wat je wil?”  vraagt ze.

” Ja mam, nu wel. Ik vind het al vervelend genoeg dat jij de hele tijd met die man zit opgescheept. Ik zou niet weten wat ik met hem moest. Of…”  even aarzelt hij voordat hij het eruit gooit. ” Houd je van hem?”  Ineens begint zijn moeder te snotteren. ” Jongen, vraag me dan niet. Je moest eens weten hoe hij veranderd is toen jullie geboren waren. Ineens trok hij zich niets meer van me aan. Het leek net of hij vond dat hij het goed genoeg gedaan had allemaal. Ik had mijn “speeltjes”.   Dat heeft hij ook wel eens gezegd. Hij had ook zijn speeltje, dat was de zaak…denk je dat ik hier voor mijn plezier zit? Ik merk gewoon dat hij wegkwijnt nu hij niet meer in het bedrijf werkt en haast met volop pichtsbesef naar buiten gaat om foto’s te maken, alleen omdat hij met pensioen is… Hij weet nauwelijks nog hoe hij dicht bij me moet komen…”

Deze keer slaat Jack zijn arm om zijn moeders schouders. ” Ja mam, je had gewoon veel eerder weg moeten zijn bij die man.” Zijn moeder schudt haar hoofd. ” O nee, nee, nee, de schande voor de familie en voor mij. Ikke die niet eens een gezin bij elkaar zou kunnen houden. Nee, dat had ik mijn ouders niet aan kunnen doen.” ” Opa en oma?”  vraagt Jack vertwijfeld. ” Maar die vonden er helemaal niets aan dat je bij papa was, dat heeft opa me zelf een keer verteld maar ik mocht er niet over praten…”  Deze keer kijkt zijn moeder hem verrast en egschrokken aan. ” Sprak opa daarover met jou?”

Jack knikt. ” Ja, toen ik een jaar of negentien was, hebben we er ene keer over gepraat. Eerst ging het over mij en mijn vader en toen kwam,en we vanzelf daarop uit. Ik geloof dat opa het er eerder uit had gegooid dan hij zelf door had.”  Jack’s moeder glimlacht: ” Dat kan, opa was een ontzettende flapuit. Maar dat hij daarover iets heeft gezegd…hij heeft het er nooit met mij over gehad.” Jack haalt zijn schouders op:” Misschien respecteerde hij je keuze.”

Jack ziet dat de blik in de ogen van zijn moeder helemaal is veranderd. het lijkt wel of er een wereld voor haar is opengegaan. Is ze al die jaren bij haar man gebleven om haar ouders te plezieren? Kunnen mensen zich zo erg opofferen voor het geluk van een ander? En was dat wel geluk? Het zal moeilijk zijn om daar nog achter te komen. opa is overleden en oma zit zwaar dement in Oudshoorne

49.

Als er één ding was dat Jack dagelijks in zijn hele lijf voelde, dan was het stress. Waar die stress precies vandaan kwam, kon hij moeilijk zeggen. Hij had ene opperbeste relatie met zijn vriendin en meestal had hij plezier in zijn werk. Marijntje had hem wel eens gezegd: ” Maar je bent de hele dag door bezig te bewijzen dat je fantastisch bent. Dat komt natuurlijk door je vader die je altijd als eenstuk vuil heeft behandeld maar het is niet goed. Heus, je bent goed zoals je bent, je hoeft jezelf niet altijd te bewijzen. Ik vind je fantastisch.”  Dan keek hij haar aan en vond hij haar weer zó lief dat hij het niet in woorden kon uitdrukken, dus deed hij dat maar anders.

Stress voeld ehij ook als de dingen goed gingen. Nu hij aanwijzingen had over de moord op de bode in het stadhuis, wqilde hij de zaak ook zelf graag tot ene goed einde brengen. iets in hem zei dat hij de zaak helemaal alleen moest oplossen zodat anderen niet met het succes weg konden lopen. Een andere stem fluisterde hem in dat vooral niet te doen. De kans dat de zaak mis zou lopen als hij alles op eigen houtje deed, was te groot. De ramp zou des te groter zijn en het”Klotepote”  zou niet van de lucht zijn. Sterker nog, zijn baantje bij de recherche kwam dan op de tocht te staan.  Nee, hij moest nu geconcentreerd, tactisch denken.

Terwijl hij zijn  fiets in het hok parkeerde, tikte iemand hem op de schouder. Het was Bottinga. ” We moeten eens uitgebreid praten”, zei de inspecteur. ” Ik heb nieuwe aanwijzingen en we kunne  ju eindelijk tot actie komen.”  Jack schrok. Zou de inspecteur dezelfde aanwijzingen hebben als hij en zou hij met het succes nu al op de loop gaan? De stress kroop al weer heel snel van zijn darmen naar zijn keel  en hij wist uit ervaring dat het nu de kunst was om daarvan niets te laten merken. Hij moest zich nu vooral heel goed concentreren.

In  het kamertje van Bottinga was het meestal heel rustig. Geluiden uit de rest van net politiebureau drongen er nauwelijks door. Dat had iets rustgevends en iets bedreigends tegelijkertijd Alsof de inspecteur een heel vervelende boodschap zou gaan overbrengen. Het kwam er vandaag niet van.

” Ik heb de uitslagen van het onderzoek aan Ada’s ja”, zei de inspecteur langzaam. ” Er zijn heel duidelijke sporen van iemand anders aan te vinden maar we weten nog niet precies van wie. Ik zou graag willen dat jij de uitkomsten eens vergelijkt met de gegevens die we in ons archief hebben. Kijk vooral ook eens in het zwart archief. Het “zwart archief” was het archief van gegevens die volgens de wet al lang hadden moeten zijn vernietigd maar di ergens achteraf altijd bij de politie bewaard bleven. Officieel wist niemand waar dat archief zich bevond maar het was er wel.

Jack knikte…hij aarzelde even om te vertellen over zijn ontmoeting van gisteren. Toch leek hem het beter om er maar meteen over te praten. De kans was groot dat het hele verhaal anders via een andere weg bij de inspecteur terecht zou komen. In één vlotte en doorgaande stroom van woorden vertelde Jack nu wat hem gisteren was gebleken. Bottinga luisterde van het begin tot het eind en trok een steeds meet geïnteresseerd gezicht. ” Dit is werkelijk heel goed nieuws”, zei hij na een tijdje. ” Hier kunnen we goed verder mee. Zoek jij dat maar eens verder uit maar vergeet mijn eerste opdracht niet”, zei hij.

De stress zakte nu weer snel weg maar verdween niet helemaal. Natuurlijk was Jack van plan van beide opdrachten iets moois te maken. Hij had het gevoel een enorme stap voorwaarts gemaakt te hebben nu de inspecteur hem beide opdrachten had gegeven. Dit zou hem gaan helpen bij de rest van zijn carrière”, zo fantaseerde hij een beetje, in een vrolijke bui. Op de achtergrond hoorde hij Marijntjes stem: ” Loop nu niet te hard van stapel en draaf niet door.”  Ze had vaak gelijk maar het was zo jammer dat ze hem uit zijn dromen wakker maakte.

Het zwarte archief had een omvang die vele malen groter was dan het officieel archief. Toch nam het veel minder plaats in beslag doordat alle gegevens elektronisch waren opgeslagen op een zo klein mogelijke drager. Jack legde de gegevens over de jas nu zo voor zich neer dat hij alle details probleem loos kon raadplegen. Intussen daalden de gegevens uit het zwart archief voor hem neer, ze kropen voorbij. In de eerste plaats zocht hij naar politiemensen die in het verleden ernstige vergrijpen hadden gepleegd en daarna naar burgers die in hun optreden een bijzondere brutaliteit aan de dag hadden gelegd. Zo koerste hij van mogelijke dadersgroep naar dadersgroep om niet te verdrinken in de onafzienbare vloed van gegevens.  Op de deur van zijn kamer had hij het bordje ” niet storen” gehangen dat eigenlijk was voorbehouden aan inspecteurs en hoger. Hij wilde nu niet worden onderbroken…

De oude man op het bankje had zeker al anderhalf uur vrijwel onbewegelijk voor zich uit zitten staren. In de tussentijd had hij alleen een sigaret of drie weggewerkt maar voor de rest had hij alleen maar zitten kijken. Hij begon zich op den duur af te vragen of niet iemand in de buurt bedenkingen zou krijgen bij zijn eenzame actie op het bankje. Hij was tenslotte geen bekende in de buurt en hij kende de buurt zelf ook niet. Reden genoeg voor menige wenkbrauw om opgetrokken te worden. Maar nu…nu kwam er dan toch beweging in hem. Hij reageerde op de jongeman die aan de overkant van de straat de hoek om kwam rijden ren die de oude man kende als een politieman.Hij had ook wel eens met hem gesproken en het leek hem wel een aardige jongen. Zo’n contact was beter dan zo’n koud politiebureau  waar je misschien recht tegenover een vreemde kwam te zitten. ” Meneer, euh, Jack geloof ik”, riep hij en hij zwaaide hevig met zijn armen. Jack remde hard en viel bijna om met zijn fiets. “Moet u mij hebben?” De oude man knikte. ” ik moet u iets vertellen en iets laten zien, iets dat u heel interessant zult vinden.”

Samen liepen ze terug naar Jack’s huis want de man had inmiddels verteld dat hij zo goed al allergisch was voor politiebureau’s. ” Dat is nog van vroeger”, ging hij verder. ” Mijn vader maakte ons altijd heel bang met de politie en eén keer heeft hij ons door een agent laten meenemen, alleen maar om te laten zien hoe verschrikkelijk het daar was. Als ik een politiebureau zie, krijg ik het nog steeds benauwd. Maar ik ben wel een nette Alphenaar, hoor.”  De laatste woorden kwamen er half lachend uit.

Ook op Jack’s gezicht kwam nu een glimlach. ” Daar twijfel ik niet aan”, zei hij op zijn allercharmantst. Soms had hij dat al verbaasde hij zich er zelf over. Een maal binnen nestelde hij zich tussen Epi en Hepi en de oude man tegenover hem kreeg een plekje in de beste stoel die hij had. Twee dampende koppen koffie met stroopwafels van vorige maand erbij en het feest kon beginnen. ” Zegt u het eens”, zei Jack . De man gooide haast achtetrloos twee foto’s op tafel…kent u deze man?”  vroeg hij. Het was haast de omgekeerde wereld maar Jack had toch het gevoel dat het belangrijk was. ” Ja, dat is de vermoorde bode in het stadhuis.” De oude man knikte tevreden. ” Nu moet u eens goed kijken naar de achtergrond, misschien heeft u er een vergrootglas bij nodig”  Uit zijn binnenzak haalde hij een handmicroscoopje. ” Kijkt u eens goed…”  Jack boog zich voorover en schoof wat met de foto’s zodat er zoveel mogelijk licht op zou vallen. De microscoop maakte inderdaad details op de achtergrond duidelijk maar toch duurde het even tot hij merkte wat er te zien was.

” Wel potver…”, fluisterde hij eerst. ” Dit zal toch niet waar zijn?”  Op de achtergrond ontdekte hij Ada, Puck, Eefie en een paar onbekende vrouwen. Verder was er ook nog heel schimmig Simon de Violist te zien, op de tweede foto kwam die trouwens veel duidelijker naar voren terwijl hij een onbekende vrouw stevig bij haar arm vasthield.  Wat was dit? Vragend keek hij de oude man aan. Deze glimlachte bijna verlegen en toch ook wat triomfantelijk. ” Weet je, het voordeel van de man die het bier komt brengen, is dat niemand hem verdenkt. In werkelijkheid heb ik gewoon speels wat fotootjes lopen maken. Ja, onopvallend natuurlijk. Dit is het gebouw aan de Prinses Margrietlaan, vlakbij de sportzaal…ernaast eigenlijk. Daar gebeuren dingen die het daglicht niet kunnen zien.”  Jack moest lachen om die laatste uitdrukking. Die hoorde je de laatste tijd niet meer zo…  ” Mag ik die foto’s meenemen?’ vroeg hij langzaam terwijl hij er og een nadenkend naar keek. ” O, maar natuurlijk. Ik heb er thuis nog meer”, glimlachte de oude man. ” Nog één ding, ik wil graag uw naam opschrijven”, zei hij. De oude man knikte. ” Zeker, Roel…” En nog voordat de oude mande achternaam had uitgesproken riep Jack…” het is niet waar, dezelfde naam als de vermoorde man!”  Ineens herkende hij de trekken van de vermoorde in de oude man. Deze knikte. ” Ja, zeker, het is de gewoonte in onze familie dat de oudste zoon de naam van zijn vader voortzet”, zei hij plechtig. Ik ben de vader van ddie jongen.”  Op dat moment hield de oude man het niet meer en barstte hij uit in huilen. ” Wat moest hij daar toch, wat heeft hij toch gedaan”, riep hij vertwijfeld.

Het werd een moeilijke middag, vol van verhalen over de vermoorde jongen en hoe langer Jack de verhalen aanhoorde, des te beter ging hij begrijpen hoe Roel junior steeds verder van het rechte pad was afgedwaald. Weliswaar had hij een eerbare aan als bode maar in de familie werd dat toch gezien als een wat mindere betrekking. De andere zoons en ook vader zelf, waren ondernemer, soms met een eigen bedrijf, soms bij een ander in dienst. Had Roel het ondernemen niet kunnen laten maar had hij gekozen voor de wat ” creatieve” vorm van bedrijfsleven? Had hij daarom contact met Bertus gezocht en wat had hij dan precies gedaan?

Pas tegen het einde van de middag was de oude man weer zover dat hij op zijn fiets kon stappen om naar huis te gaan. Ze namen haast als vrienden afscheid. Jack had het gevoel dat hij de man al zijn hele leven kende. Zo hoorde een vader te zijn en dan toch…hij dacht aan zijn eigen ouderlijk huis en zijn vader en hoe hij dan toch nog veel beter dan Roel terecht was gekomen. ” Je bent hier altijd welkom”, zei hij bij het afscheid en hij wuifde de oude man nog uit tot aan de hoek van de straat. Daarna ging hij snel naarbinen…er was werk aan de winkel…

47. Ze waren herkend! Voor een moeilijk gesprek had Marijntje met haar collega een plek gezocht in het poldergebied rond de stad. Op het terras van een restaurant aan een grote plas, had ze met haar oudere collega een plekje gezocht. Allemaal in de hoop dat niemand ze zou ontdekken. Wel dus…precies op het moment dat haar collega haar een zoen op de mond gaf, was ene tweetal verzorgsters van de Bruggen gepasseerd. “Hé Marijntje”, klonk het vrolijk. Meteen had zij zich losgeworsteld maar het kwaad was al geschied. De twee collega’s verdwenen om de hoek. Ze wist nu precies wie het waren en dat was alleen maar des te erger want ze durfde nu niet meer onder ogen te komen van de twee. Dier zouden haar in het vervolg zien als een onverbeterlijke lesbo en dat wilde ze niet…nog afgezien van de mogelijkheid dat ze alles zouden verklappen aan Jack.

“Ik wil dit niet”, zei ze met stemverheffing. Ik had deze afspraak juist gemaakt om je dat te zeggen. Intussen gooide ze de arm van haar collega van haar schouder en schoof ze haar stoel ene eind van haar vandaan. ” Je wilt het wel”, zei de ander nu kalm zonder te bewegen. Je schrikt ervan maar je wilt het wel. ” Als mij n hand over je borsten streelt, heb je geen middel meer om je te verzetten.” Marijntje reeg ene ontevreden trek om haar mond en ze poetste met haar mouw hevig over haar lippen. ” Ik ga, ik wil hier niets meer mee te maken hebben”, sputterde ze maar haar “vriendin”  grinnikte: ” je komt bij me terug en dan zal ik je zachte dijen strelen.”

Ze voelde zich moe en toch maalden haar benen snel in het rond. Van tijd tot tijd keek ze achterom of haar collega achter haar aankwam maar daarvan was niets te zien. plotseling bedacht ze zich dat ze vergeten had te betalen. Ze voelde er niets voor om terug te gaan. Dat betalen liet ze graag aan haar collega over!  Nog harder trapte ze. Haar kwaadheid gaf haar energie. Intussen voelde ze hoe een onzekerheid zich steeds meer van haar meester maakte. De hand van haar collega om haar schouders en middel, de zachte, knalrode lippen op haar mond, ze hadden haar wel een speciaal gevoel van opwinding gegeven. Zou ze  ”bi” zijn, zou ze van mannen en vrouwen houden en hoe moest dat dan verder?

Langzaamaan merkte ze hoe ze minder snel fietste. Het leek of de energie die haar hoofd nu nodig had, uit haar benen weg ging. Eerst had ze zo ver mogelijk van die vreselijke vrouw willen zijn, nu zag ze in dat het probleem eigenlijk in haar zelf lag. Ze was onzeker over haar seksuele voorkeuren, ze wist niet of ze wel “normaal”  was en zelfs wist ze niet of dat wel nodig was. Moest je wel “normaal”  zijn? Zo vaak had ze gelezen en gepraat over de gedachte dat normale mensen niet bestonden en als ze wel bestonden, moesten ze wel uiterts vervelende wezens zijn.  Maar ja, dat was totnogtoe allemaal een beetje theoretisch gezwam geweest. Nu kwam het allemaal wel heel erg dichtbij, dicht bij haar eigen grenzen…

De stad kwam weer in zicht  nog ene brug over en dan was ze zelfs al weer bijna thuis en dan…ze wist niet of ze nu zo snel mogelijk naar Jack wilde of dat ze alleen maar in een donker hoekje weg wilde duiken. De plofte haar fiets in de heg die de tuin scheidde van de tuin van de buren, vergat het ding op slot te doen…ging naar binnen en kroop met haar knieën onder haar kin op de bank. Zo zat ze een kwartier voor zich uit te staren. Een chaotische stoet aan gedachten passeerde terwijl ze die allemaal netje in rijtjes probeerde te rubriceren.  Daarna gooide ze de ene na de andere rubriek weg totdat ze er één over hield. Dat was het. Ze was geen vrijheidsmens, ze hield van knus en gezellig en onverbrekelijk aan elkaar verbondcn en daarvoor kwam er maar één in aanmerking: Jack.

Zonder aarzelen belde ze hem op. ” Kom je vanavond bij mij eten?”  vroeg ze haastig. Het antwoord liet even op zich wachten maar dat kwam doordat Jack net bezig was een grote peer te verslinden. ” Vanavond”, bromde hij. Lijkt me een goed idee. Valt er wat te vieren?”  De laatste woorden sprak hij wat sneller uit dan de rest maar Marijntje pikte ze meteen op. ” Ik denk het wel”, zei ze, ” ik denk het wel…”  Nu was het zaak om héél snel boodschappen te doen en het moest nog iets bijzonders worden ook. Echt iets mooi culinairs, dat je niet dacht…was ik maar nooit aan die maaltijd begonnen, dan had ik misschien nog zin in de liefde gehad. Ging de liefde van de man echt door de mond?

Nu was ze blij dat ze haar fiets buiten had laten staan. Haar hoofd was nu leeg. Alle problemen en vragen waren weg, ze wist precies waar ze naartoe moest…het winkelcentrum. Intussen bedacht ze het menu voor die avond…niet te zwaar in elk geval. Ze zat te denken aan een combinatie van vis en vruchten en dan een klein beetje rijst. Langzaamaan rijpte er iets in haar hoofd en ja…ei moest er ook bij maar onzichtbaar. Als Jack kwam, kon ze die testosteronbom niet weglaten! Haar mondhoeken begonnen nu haar oorlelletjes te raken. Laat dat mens toch opzouten, klonk het in haar hoofd. Zingend liep ze de viswinkel in…

46. Als er één man in Alphen was waaraan tante Eefie een bloedhekel had, dan was het Martijn van de Kasteele wel. Nietalleen stond zij  Vlaamse accent haar tegen maar ook zijn voortdurende gehark naar seks, seks en nog eens seks. En het gekke was dat ze hem precies om die reden niet kon missen. De man was onverzadigbaar en bereid alles,z elfs het mooiste interview, opzij te zetten voor een vrijpartij mat Eefie. Dat streelde haar zelfgevoel. Ze voelde zich ook altijd helemaal vrouw bij Martijn…zoveel vrouw. Geen oud wijf maar gewoon een echte vrouw. Dat deed haar goed.

Dat was ook de reden waarom ze nu zenuwachtig en gespannen voor zijn voordeur stond te wachten totdat hij open zou doen. Ze wist bij voorbaat waar het op uit zou draaien. Het duurde lang…te lang voor de ongeduldige hersenroerselen van Eefie. Was die man nu weer eens niet thuis? En ze hadden toch afgesproken? Ook zoiets, Martijn liet zijn manlijke superioriteit altijd het liefste merken door op elke afspraak te laat te komen. Het meest in zijn aard lag om nu, op dit moment een jongedame de deur uit te laten lopen. Alsof hij een veelgezochte gigolopraktijk had en…

De deur ging open en met een valse maar allervriendelijkste glimlach die nog echte liefde leek uit te stralen ook liet Martijn zijn lippen de hare beroeren. Nog voor ze gemopper kon laten horen. Hij smoorde haar opstandigheid in de technische volmaaktheid van zijn zoen. Hij hield aan en aan…daar was hij meester in. lang zoenen. Pas toen hij zeker wist dat het obstinate gedachtengoed uit Eefie hoofd was vertrokken, liet hij haar weer los. “Hoi”, zei ze zachtjes, ” ik ben zo blij dat ik er ben.”  Martijn grijnsde, deze grauwe zondag begon er zonnig uit te zien.

Je kon niet zeggen dat het tweepersoons bed van Martijn aan de grote kant was maar het besloeg wel de helft van de zolderkamer. Daarnaast stonden er twee antieke apparaten om kleren op te hangen en stond er een brede kleerkastmet op de derde plank een platbeeld tv.  Soms zette Martijn die tv aan terwijl hij lag te vrijen want ja…het beeld moest toch helder blijven. Méér dan eens had hij oop het hoogtepunt gezien hoe het Journaal aanging met de mededeling dat er weer schokkende ontwikkelingen plaats hadden gehad. Dat leverde altijd een brede grijns op. Eefie overzag het grote bed deze keer en ineens bekroop haar een gevoel van eenzaamheid.  Dat grote bed, dat straalde geen warmte, geen knusheid uit. Met verlangen dacht ze aan haar eigen , kleine bedje waar net iets meer ruimte was dan voor één persoon. Dat was lekker.

Zonder kik te geven en in een soort roes liet zij zich meeslepen door Martijn die inmiddels een hele reeks onverkwikkelijke en niet te herleiden geluiden uitstootte.  Bij Eefie kwam het over als een neushoorn met kriebel tussen de tenen. Ze merkte dat die neushoorn steeds grotere vormen aannam in haar gedachten terwijl ze met Martijn van de en naar de andere kant van het bed rolde. Het was alsof ze in een soort roes zat en nu wist ze het weer…juist die roes vond ze bij ~Martijn altijd zo leuk. Ze dacht niet aan hem maar aan ooievaars, wasdrogers, briljantringen en nu dus aan ene neushoorn. Ja, hij zou het eens moeten weten!

Vermoeiend, ja dat was het wel. Zonder het te merken was Eefie in slaap gevallen en het begon al donker te worden toen ze weer wakker werd. Naast het bed stond voor haar een glas tomatensap. Ze was er gek op, vooral na de seks en dan met peper. Dat was beter dan een glas wijn of een borrel. Terwijl ze de tomatensap wegklokte begon ze het leven opnieuw door zich te voelen stromen. Ze wist nu zeker dat ze nog leefde. Zachtjes rioep ze Martijn maar er kwam geen antwoord. Er was zelfs kans dat hij even de deur uit was om een boodschap te doen. Eefie wist het, zo was het leven van Martijn…vol oppervlakkigheid.  Alleen tijdens een vrijpartij ging hij wel eens diep op de zaken in.

Langzaam begon ze haar kleren weer aan te trekken en net had ze haar bloesje dichtgeknoopt toen Martijn de kamer binnenkwam. Gevulde dadels en cognac…kijk, dat had hij dan wel weer goed gezien, vond Eefie. Ze liet zich maar al te rgaag haar hele mond volproppen om er meteen een stevige slok cognac achteraan te doen. Dat ging erin en voor de tweede keer wilde het ook nog wel lukken. Ze kon er niets aan doen maar moest gewoonweg Martijn tussendoor zo vreselijk op zijn mond zoenen en de dadels eruit zuigen dat ze tegelijkertijd in lachen uitbarstten. De muur bij het hoofdkussen en een deel van het plafond zaten nu onder de gevulde dadel. ” Dat ruimen we morgen wel op”, lachte `Martijn terwijl hij bovenop Eefie dook en haar mond volpropte met dadeltapenade…of zoiets…

Ze was blij dat ze op de fiets was gekomen. Met de auto had ze vast brokken gemaakt. De frisse buitenlucht streelde de binnenkant van haar neus. Van tijd tot tijd moest ze hard niezen waarbij de stukken dadel uit haar neusgaten tevoorschijn  kwamen maar dat was dan ook alles… het was een mooie zondagmiddag geweest. Wie had zoiets? Met pretlichtjes dacht ze ana haar neef Jack die nu waarschijnlijk slappe thee zat te drinken bij zij vriendinnetje…fatsoenlijke mensen! Gillend van het lachen zette ze haar fiets wat sneller in beweging…

45.

Het viel Jack helemaal niet mee om tegen de wind in te komen op zijn zojuist herwonnen fiets, zeker niet met de trillende zeepbeentjes die hij had overgehouden aan een zware griepaanval. Die was gepaard gegaan met een hele reeks kostemmers en hoestaanvallen maar uiteindelijk had hij geen slijm meer in zijn lijf gehad en had de griep het onderspit gedolven. Het had hem allemaal wel veel kracht gekost en de vorige dag had hij daarom nog een hele zak gomballen leeggevroten om maar voldoende suikers binnen te krijgen. Toen hij daarna niet opnieuw buikpijn kreeg, was hem gebleken dat hij beter was. En toch…die storm viel niet mee.

Had hij zin in het werk vandaag? Och, dat was eigenlijk het minste van zijn problemen. Veel drukker maakte hij zich om het feit dat één van de hondjes, Hepie, steeds meer kale plekken begon te vertonen. Het werd tijd om een bezoekje bij de dierenarts te plannen. Het andere probleem dat hem bezighield waren de strubbelingen in zijn hoofd over een homoseksuele verhouding, die bleven hem maar overvallen en…in de derde plaats waren er de moorden. Bottinga begon hem nu wel steeds meer serieus te nemen maar hij vertrouwde hem toch nog erg weinig toe. Vooral in de zaak rond Ada liet hij Jack niet graag alleen opereren. ” Je had zo’n hekel aan haar dat ik denk dat je er niet voor gaat inzetten”, zei hij vlakjes, de laatste keer dat ze elkaar erover spraken. ” Ik zeg niet dat het je niets interesseert maar onbewust zul je er minder goed moeite voor doen.” Jack had het met stijgend verbazing aangehoord maar hij kende Bottinga en zijn stem nam een bepaalde klank aan als hij van iets overtuigd was en geen plannen had zich van zijn mening af te laten brengen. Die klank had hij nu ook gehoord.

Opnieuw stalde hij zijn fiets op de plek in het hok waar hij hem altijd had neergezet. precies dezelfde plek, zoals elke dag. ook de plek dus waar Bottinga hem ooit had meegenomen. Dat was toch wel het minste wat hij doen kon om te laten merken dat hij de inspecteur niets kwalijk nam. Terwijl hij daarover nadacht schootr hem ineens de naam ” Klaas” te binnen die op twitter steeds onverhoeds opdook als de schrijver Dijxhoorn voorbij was geweest. Het geklets over Klaas had hij nooit begrepen maar, hij moest het toegeven, het trok wel de aandacht. Het werkte als reclame: aandacht door irritatie.

Waarom hij met gedachten aan zoiets onbenulligs het hureau binnenkwam, kon hij zich niet voorstellen of…plotseling schoot hem iets te binnen. Aandacht! Was de moordenaar van Ada niet doodeenvoudig uit geweest op aandacht? Maar waarvoor dan, voor zichzelf? Dat zou betekenen dat ergens duidelijk aanwijzingen te vinden moesten zijn over de dader.  Terwijl Jack zich naarbinnen wortelde door de achterdeur van het politiebureau voelde hij hoe die opwindende gedachte bijna bezit van hem nam. Misschien was er wel een heel opvallende aanwijzing te vinden die iedereen juist daardoor over het hoofd zag. Te opvallend…  Hij nam zich voor deze dag nog eens door de spulletjes van Ada te snuffelen…

En daar stond dus Bottinga…de inspecteur keek hem met wijd open mond aan. ” En wat komt de heer Streng hier doen?”  vroeg hij op een verdacht ironisch toontje. Jack voelde zich sterk en gaf hem meteen terug: ” De heer Streng is hier omdat hij iets heeft bedacht over de aandacht die ene moord in ene politiebureau krijgt”, zei hij snel. ” Je doet op zo’n plek alleen maar een moord als je wil vluchten of…als je aandacht wil. Nou, er is niemand gevlucht dus gaat het om aandacht.”

” Kijk eens aan”, grijnsde Bottinga. ” Ben je al aangenomen op de inspecteurscursus”?”  Het klonk sarcastisch maar in werkelijkheid moest de inspecteur zich op zijn onderlip bijten om niet een veel feller toon aan te slaan. Het begion erop te lijken dat die jongen talent had, analytisch talent ook nog… ” heb ik gelijk of niet?”  vroeg Jack meteen zonder op het kleinerende toontje van de inspecteur te letten. De inspecteur boog zich over de kledingstuken die voor hem lagen. ” Kom een shier…” zei hij langzaam terwijl hij niet meer naar de agent keek.

Samen bogen ze zich nu overdelen van Ada’s uniform en inderdaad…het was onmiskenbaar…er zat roos op haar blauwe jas maar die kon niet van Ada zijn, die had geen roos. De witte sneeuw op het jasje moest een aanwijzing vormen voor de laatste met wie de voormalige brigadier het laatste in contact was geweest.  ” Zullen wij daar eens een prachtig DNA-monster van laten nemen en dan in de boeken gaan neuzen?” fluisterde de inspecteur. Meteen daarop sloeg hij Jack op zijn schouders. ” Je wordt mijn permanente assistent”, zei hij.” Je bent perfect voor dit vak.” De twee mannen onderzochten de kleding van Ada verder steeds nauwgezetter en langzaam aan begon er op Bottinga’s wangen een blos te komen. ” Wel heb ik ooit, het hele raadsel zit hier in!” riep hij uit.

Jack keek de inspecteur eerst met opengesperde mond aan maar dat duurde niet lang. Meteen boog hij zich opnieuw over het jasje en haast onzichtbaar toonden zich aan hem wat vlekken, aan de buitenkant maar vooral in de voering. Vlekken die ook hem aam het denken zetten. ” We gaan die hele jas zeker eens hartgrondig uit elkaar kammen”, fluisterde hij.  Weer gaf Bottinga hem een dreun op zijn schouder. ” Jij begrijpt het helemaal. We maken eerst even een lijstje naar de punten waarop ze onderzocht moet worden”, zei hij.

De dag was moeizaam begonnen op de fiets maar ze sloeg nu de juiste paden in…er begon een stem te zingen in Jacks hoofd…het leek Marijntjes stem…

44.

Jack had het gevoel dat de wereld had stilgestaan. De diefstal van zijn fiets was een onwezenlijke gebeurtenis geweest. De terugkeer van inspecteur Bottinga en de moord op Ada, het waren allemaal wonderlijke gebeurtenissen in een keten van ontwikkelingen die de wreeld op zijn kop zetten.

Die ochtend kwam hij in gedachten aan op het bureau. Zijn fiets had hij nog steeds niet terug want het ding was ” onderwerp van onderzoek”! Hij moest er vooral om grijnzen hoewel  hij dagelijks last ondervond van de afwezigheid van zijn fiets. Het was vreemd om te zien hoe het ding daar in de fietsenstalling stond terwijl hij het niet mocht meenemen. Zoiets als een hondje dat je achterlaat in een dierenhotel.

Een rare vergelijking trouwens want een hond was geen fiets al dachten sommige mensen er wel zo over. Er waren zelfs mensen die dachten dat zij hamsters mochten gebruiken voor een kunstwerk en de rechter vond dat nog goed ook! Bespottelijk! Ze zouden die rechter een sin een tredmolen moeten stoppen.

Had hin de recpetioniste nu bij het binnenkomen gegroet of niet? Hij wist het niet eens meer. Een razendsnelle blik op haar gezicht verried hem niets van haar gevoelens of gedachten. Ze leek vooral aandacht te hebben voor het boekje dat voor haar lag.  Jack schudde zijn hoofd een paar keer wild heen en weer zodat hij zich wakker voelde worden. Bijna automatisch brachten zijn voeten hem naar de deur van de kamer van Bottinga. Zijn hersens kwamen een tijdje later pas aan. Wat moest hij hier? O ja, hij had een idee over de moord op Ada. Maar kon hij daarmee nu wel aankomen, het was inmiddels de derde onopgeloste moord in de gemeente en ze schenen niet erg veel op te schieten. Onwillekeurig moest Jack aan zijn twee hondjes denken die  wel eens ruzie maakten bij de etensbak totdat ze zo moe waren dat ze gingen slapen. Zou hij Bottinga ook eens aanspreken met “Hepie”?

Hij klopte aan en het duurde even voor er antwoord kwam. Intussen keek Jack de lange, donkere gang af. Het was raar. Van tijd tot tijd ging er een schok door hem heen omdat hij bang was dat Ada om de hoek zou verschijnen. Hoe erg hij dat mens ook verafschuwde, het zou toch raar zijn om haar nooit meer tegen te komen. Voor hij het wist, werd hij gestoord in zijn overpeinzingen door een deur die openging en een inspecteur Bottinga die verscheen. ” Kom binnen”, zei de inspecteur somber.  Met slepende stap ging Jack de kamer binnen en zonder een uitnoding af te wachten ging hij zitten. De inspecteur bleef een beetje onhandig staan draaien achter zijn bureau. ” Om te beginnen moet ik je mijn excuses aanbieden voor het gebruik van je fiets. Ik kan je niet precies uitleggen waarom ik uitgerekend die nodig had maar het spjt me.” Jack glimlachte wat verlegen. ” Nou ja , ik heb…”  ” Je hebt er last van en ik zal zorgen dat je hem vandaag weer gewoon kunt gebruiken”, viel de inspecteur hem in de rede.

” Ik denk dat ik een oplossing heb voor alle drie de moorden”, begon Jack aarzelend. ” Ze hangen met elkaar samen.” Bottinga keek zijn jonge assistent met geveinsde verrassing aan.  ” O, denk je dat? Ik dacht dat we net tot het inzicht waren gekomen dat ze alle drie helemaal niets met elkaar te maken hadden. Ze lijken niet op elkaar en een verband tussen de drie slachtoffers is niet aan te geven.”  Jack grijnst alsof hij ene groot stuk biefstuk op zijn bord ziet liggen. ” Nou. ik dacht het wel”, zegt hij dit keer niet eens zo bescheiden. ” Ik denk wel dat ze op elkaar lijken, in elk geval de twee laatste.” Bottinga trekt zijn linker wenkbrauw nu hoog op. ” Wat weet jij dat ik niet weet?” ” We weten allebei hetzelfde”, zegt Jack nu en hij buigt zich voorover over het bureau terwijl de inspecteur eindelijk gaat zitten. ” Maar we hebben weinig aandacht besteed aan het moordwapen omdat de overeenkomsten op het eerste oog niet zo opvallen. Ik heb echter vanmorgen nog navraag gedaan bij het Forensisch Instuuut.”  Bottinga laat zijn stoel nu helemaal naar achteren hangen en legt zij voeten op zijn bureau, vlak voor Jacks neus. ” Wie is hier nu de boerenlul?”  denkt de agent maar hij zegt niets al gaat hij wel weer een beetje rechter overeind zitten.

” Kijk, het mes waarmee Ada’s hals is doorgesneden, is ook gebruikt bij het uitbenen van de mevrouw in het busje”, Jack denkt bij zijn uitspraken niet altijd even gevoelig na. Hij merkt het pas nu zijn woorden eruit zijn. Bottinga slikt even moeilijk. ” Je vader is toch kweker, geen slager?”  vraagt hij. ” Och, dat weet ik nog zo net niet”, flapt Jack er nu heel vlotjes uit.

De twee mannen kijken elkaar nu nadenkend aan. Het is Bottinga die de stilte het eerste verbreekt.” Het is een aanwijzing maar ze brengt ons niet direct dichterbij de oplossing. Het zou geen gek idee zijn als je op dat spoor eens verder ging maar laat het me wel onmiddellijk weten als je iets nieuws ontdekt in dat opzicht. Je mag me altijd mobiel bellen.”  ” Ook als u in vergadering bent?”  wil Jack nu weten.  De inspecteur knikt. ” Ook als ik in vergadering ben, ik geef jou nu absolute voorrang.” Jack staat langzaam op, hij kan zijnoren niet geloven. Het begint erop te lijken dat de inspecteur hem serieus neemt…

Altijd waren het de ogen die Jack uitdaagden en ook nu weer. De Prins stond op nog geen twee meter afstand van hem en voorzichtig probeerde hij zijn ogen af te tasten. ” De ogen zijn de spiegels van de ziel”  was hem ooit eens verteld door een klasgenoot op school. Waar die jongen de wijsheid vandaan haalde, wist hij ook niet maar het klonk wel boeiend. Nu dus de ogen van Zijne Koninklijke Hoogheid, maar het leek erop dat zijn ogen die zoektocht niet toestonden en alsof zij elk moment gevaarlijk, giftig opzij zouden kunnen schieten om hem vervolgens helemaal tot de allerdiepste schaamte te doen gaan.

Jack voelde zich na een paar seconden al een gluurder en besloot haastig de andere kant op te kijken maar hij had ook het gevoel dat zijn pogingen inmiddels al waren waargenomen. Op de toppen van zijn zenuwen draaide hij zich om en probeerde hij ene ander, spannend beeld van de omgeving te krijgen. Tante Eefie was nu vlak naast de man met Jack’s fiets gaan staan en het zag ernaar uit dat ze de man iets in zijn oor probeerde te fluisteren.  Wat zou ze zeggen? Jack wist dat zijn tante de boodschap behoorlijk dwingend kon overbrengen en dat ze er niet tegen op zag wat bedreigingen over rondlopende kleerkasten in de directe omgeving te maken.Haar bewegingen telde nog al wat manlijke krachtpatsers en gewichtheffers dus moeilijk kon dat niet zijn. De man naast haar verbleekte of verbloosde niet maar maakte wel aanstalten om op zijn fiets te stappen stappen maar zoiets zou Eefie zich niet laten gebeuren. Ze pakte de bagagedrager stevig vast en tilde het achterwiel hard om hoog, zo hard dat de man een wat ongelukkig gevoel in de onderbuik kreeg en ene schreeuw slaakte. Eefie grijnsde en ze lachte nog harder toen twee van haar ” lijfwachten”  de man vastpakten en hem van de fiets trokken.

Deze keer zag Jack iets van het karakter van de Prins tevoorschijn komen. Met de herinnering van een aanslag in Apeldoorn in zijn achterhoofd, vulden haar ogen zich met angst maar vooral met woede, zo merkte hij op. Het leken nu de ogen te zijn van een tijger die zijn tijgerin bedreigd ziet worden. Klaarblijkelijk kon de Prins slecht tegen het gebruik van geweld in haar directe omgeving. Met haast vuurspuwende ogen keek hij in de richting van de man met de fiets en Eefie.  Hij fluisterde een paar woorden tegen burgemeester Griffioen. Deze glimlachte en wees zijn gast met aandrang de weg naar de entree van het stadhuis. Jack keek nu beurtelings naar de Prins en de handelingen van Eefie en haar volgelingen. De strijd om de fiets was zo goed als beslecht toen twee van zijn collega’s zich in de vechtpartij gingen mengen. Of het hele gezelschap maar even mee wilde komen naar het politiebureau. Eefie wees op Jack maar daar trokken de beide agenten zich weinig van aan. Ze sommeerden het gezelschap opnieuw mee te komen naar het bureau. Jack grijnsde, één ding wist hij nu zeker, zijn fiets zou zo meteen weer op het politiebureau staan.

De Prins was nu het stadhuis ingegaan en het hele gezelschap begaf zich via de trap naar boven, naar de kamer van de burgemeester. Ook een horde journalisten was naar binnen verdwenen. Alleen hij en zijn collega’s moesten weer buiten blijven. Dat stak hem, nooit kwamen zij eens aan de beurt om kennis te maken met de leden van het koninklijk huis. Altijd bleven zij er ver vandaan omdat zij veiligheid moesten bieden. Jack keek somber, nou het was allemaal weer niet best gelukt vandaag.

Veel tijd om de ellende te overzien had hij niet. Hij had nog maar net een strategische plek onder het publiek ingenomen of een collega tikte hem op de schouder. ” Ik kom je plek overnemen. Of je maar even snel naar het bureau wilt komen, daar schijnt iets aan de hand te zijn. Iets met je tante.”  Jack grijnsde, hij had niet gedacht dat er zo snel actie ondernomen zou worden. Eerder had hij gedacht aan een proces verbaal, een man die de fiets achter moest laten en later nog eens terug zou moeten komen. Kennelijk wilde iemand op het bureau alles even snel afhandelen. Ook goed… hij knikte en zuchtend verliet hij zijn post. ” Dan moet jij me vanmiddag eens vertellen wat de Prins doet als je hem strak in de ogen kijkt”, fluisterde hij. Zijn collega keek hem niet begrijpend aan maar voor het gemak knikte hij maar even. Het zou wel weer Klotepote-onzin zijn.

Het was er een heel geschreeuw en gedoe. Met Eefie erbij wist je altijd zeker dat de emoties goed loskwamen. Zijn tante zat nu krijsend en met tranen in de ogen in één kamertje, de twee kleerkasten ieder apart in andere kamertjes en de ” fietsendief”  in een voerde kamertje. Brigadier Jan Zandstra, de opvolger van Ada, wees hem de kamer met de fietsendief. ” Ga maar eens met die man praten, ik ga met je mee. Er komt een onsamenhangend verhaal uit”, zei hij. ” Of eigenlijk, een bizar verhaal.”

Het was bizar. ” Kijk eens”, zei de man, ” ik heb die fiets vanmorgen gekregen van mijn buurman, inspecteur Bottinga. Hij vroeg mij om de fiets naar het politiebureau te brengen omdat hij daartoe zelf niet in staat was en die fiets aan een collega van hem toebehoorde. Hij wist zeker dat zijn collega de fiets erg zou missen. Ik ben dat dus gaan doen omdat we wel vaker klusjes voor elkaar opknappen. Halverwege kwam ik in de drukte bij het stadhuis terecht en toen dacht ik even te gaan kijken naar de aankomst van de Prins. Nou, dat doe ik dus ook nooit meer. Wat een drama vandaag zeg!”

Jack zat hem met open mond aan te horten en wist evenniet goed wat hij zeggen zou. Diep in zin gedachten speelde de zin ” wat een rotsmoezen bedenk jij zag, als je een fiets steelt”, maar hij begreep dat hij daarmee niet zo maar voor de dag kon komen. ” Vertelt u mij eens~” begon hij. ” Waar woont u?”

De man lachte. ” Dat heb ik net gezegd, naast inspecteur Bottinga, aan de Zuiderkeerkring. Moet ik het aanwijzen op de kaart?” Jack wilde bijna “nee” zeggen maar de brigadier dacht er anders over. ” Ja, doet u dat maar eens” zei hij.  Jack zag de schrik op het gezicht van de man toen de brigadier de kaart tevoorschijn haalde…

42

Het was Jack helemaal ontgaan maar deze maandag was een bijzondere maandag. Maar ja, hij was nog maar net twee dagen terug uit Andorra en het drukke après-ski met Marijntje. Dit was een bijzondere dag voor de gemeente. Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem-Alexander zou op bezoek komen met zijn echtgenote Prinses Maxima. Het was eensoort tour de charme, voorafgaand aan de kroning tot koning. Jack moest glimlachen. Hij had een pagina groot artikel in de krant gelezen over de voorvader Willem III in de krant. Die man was op het einde een beetje geestelijk in de war geëindigd vol van frustraties. Het zou jack benieuwen of de nieuwe koning iets van zijn voorvader had geërfd en sjagrijning zou worden van alle gedwarsboomde projectontwikkelingsplannetjes.

Hoe dan ook, vandaag was het feest en de stad was vol vlaggen. Alphenaren stonden langs de kant van de weg, het was er niet overvol maar toch, druk was het wel. Voor het stadhuis had de gemeente een heel netwerk van dranghekken opgericht om de prins onbelemmerde doorgang te kunnen geven. Jack had zichzelf een goed plekje beloofd. Als politieman in burger moest hij onverwachte, rare bewegingen goed in de gaten houden. Sinds de moord op het stadhuis was de waakzaamheid van het gemeentebestuur hier verdubbeld. Jack was er blij om, eindelijk kon hij eens ene glimp van de prins van echt heel dichtbij opvangen. In hem broeide de gedachte om ervaringen met de prins als skiër uit te wisselen. Het was immers het eerste bezoek van Zijne Koninklijke Hoogheid sinds terugkeer uit Lech en Jacks eigen ervaringen in Andorra stonden nog vers in zijn geheugen gegrift. Maar ja, het zou wel niet zo ver komen. Er waren er wel meer die zich om de prins verdrongen en echt helemaal vooraan stond hij nu ook weer niet. Hoewel, hij mocht wel mee tot in de afgesloten eenheid van het stadhuis en tot voor de kamer van waarnemend burgemeester Stian Griffioen.

Een muziekkorps had plaatsgevat op het plein voor het stadhuis en mannen en vrouwen met belangrijke gezichten liepen aan en af. Daaronder waren veel oversten, officieren met een balk en twee sterren, meestal halfadjudanten van het hof die net niet alles te vertellen hadden. Een politieman met veel kriebels op de pettenklep mocht ook al vast naar binnen en verder heel veel vrouwen in bontjassen en mantelpakjes. Ze trokken een strak gezicht omdat ze eigenlijk zichzelf een beetje geneerden voor al dat publiek, zo dacht Jack. ” De spanning op de billetjes zal wel heel groot zijn”, zei zijn vader altijd bij zulke gelegenheden, een van de opmerkingen die Jack nu weer wèl kon waarderen. Bijna schoot hij ongecontroleerd in de lach maar hij besloot zijn mondhoeken nog net op het laatste moment naar beneden te trekken. Nu had hij waarschijnlijk net zo’n sjagrijnig gezicht als al die belangrijke mennen en vrouwen, bedacht hij, en dus liet hij weer iets meer krullen toe. Het was de kunst om er zo ontspannen mogelijk bij te staan, alsof je elke dag dit soort dingen meemaakte. Hij kon er niets aan doen dat zijn tenen zich toch krulden.

De rij belangstellenden bij de dranghekken begon aan te zwellen en het muziekkorps begon te spelen. Het begon al een beetje op een feestje te lijken. Een feestje dat zou bestaan uit een gesprek met de waarnemend burgemeester, een bezoek aan het sociale restaurant waar je voor 5 euro een driegangen diner kon krijgen, een bezoek aan een van de meest “gemengde”  wijken van de stad en een rit door de twee kleine kernen. Daarna zou de prins eenbezoek brengen aan de aangrenzende gemeenten Boskoop en Rijnwoude om ten slotte in restaurant Alfreds Diner een maaltijd te genieten met de drie burgemeesters en de minister-president. Daarna, als afsluiting, zou het prinselijk echtpaar hij een voorstelling in Theater Castellum bijwonen.  De prinses zou een bezoek brengen aan het ziekenhuis, De Bruggen en een instelling voor mensen met psychische problemen. De maaltijd zou zij ook bij Alfred’s Diner genieten.

Een zwaar programma maar toch leuk. Stiekum hoopte Jack dat hij aan het gezelschap van de prinses zou worden toegewezen. Hij vond haar knap en leuk en ze leek op zijn Marijntje dus…bovendien zou hij op die manier misschien nog even bij zijn vriendin op bezoek kunnen. Zij was de hele dag aan het werk.

Barend Griffioen kwam met opgepoetste en schitterende ambtsketen naar buiten. Hij voelde of zijn jasje helemaal recht zat en of de vouwen in zijn broek echt zo scherp waren als ze vanmorgen hadden geleken. Het kon nu toch echt niet lang meer duren! Zelfs de zon was op tijd langsgekomen want ze stond, zij het enigszins bleekjes, aan de hemel te schijnen. Dat kon niet verhullen dat er een wind woei die bij tijd en wijlen behoorlijk koud was en in de verte hingen wolken in de lucht die ene hele vracht sneeuw leken te gaan brengen. Jack haalde zijn schouders op. Wat zou het? Voorlopig werkte alles en iedereen mee.

De burgemeester ging weer naar binnen terwijl hij nee schudde tegen de overste die naast hem liep. Wat was dat nu? Was de prins vertraagd? En hoelang ging dat allemaal wel niet duren? En moest hij. Jack, dan de hele tijd hier buiten blijven wachten? Het was ook altijd hetzelfde met dit soort bezoekjes, nooit konden die hoogheden de hoffelijkheid opbrtengen om precies op tijd te zijn, schoot het door Jacks hoofd. Zoiets zou hij eens moeten proberen! Plotseling viel zijn oog op een van de bezoekers die zich niet al te ver van de vlaggenstok van het stadhuis had opgesteld. Het was niet zo zeer de man als wel het vervoermiddel dat Jack opviel. Die man had zijn fiets in handen! Jack begon te merken hoe een flink stuk stress vanuit zijn voeten helemaal naar boven klom. Waarom moest dat nu precies vandaag? Wat moest hij daaraan doen? Hij kon zijn post toch niet verlaten?

Zijn  ogen speurden het hele gezelschap van het bezoekerspubliek af en gelukkig: daar stond tante Eefje. Als zij n ou eens…voorzichtig probeerde hij haar aandacht te trekken. Eerst leek het erop alsof ze hem expres niet zag maar plotseling zag ze hem en ze begon uitbundig naar Jack te zwaaien en te roepen. Dat had nu ook weer niet gehoeven maar…ze kon hem nu wel van dienst zijn. Eerst eens zien dat ze met elkaar in gesprek raakten. Intussen hield hij de bezoeker met zijn fiets stevig in de gaten…

41

Bottinga was niet erg onder de indruk van zijn betoog geweest. De inspecteur vond het verhaal verre van helder en Jack begreep in het begin niet zo goed waarom de ervaren politieman er zoveel moeite mee had. Terwijl hij de trap afdaalde begon er een gedachte bij hem post te vatten. Had hij zich misschien teveel laten leiden door de argumenten in het politieverhalen met de dierkarakters? Als je data niet aan zo’n man uitlegde, kon hij er niet veel van begrijpen natuurlijk. Maar ja, aan de andere kant, de berichten op manbfthond  lieten toch ook niets te raden over? Hij was nu zo diep in gedachten dat hij bijna over zijn veters struikelde op de trap. Met ene grote zwaai vloog hij drie treden af en hij kon nog net op het laatste moment zich vasthouden aan de trapleuning. Natuurlijk kwam op dat moment net De Hondt de trap op. Het schoot door Jacks hoofd dat het helemaal niet erg was geweest als hij was gevallen. Het stootkussen kwam hem tegemoet. Een vluchtig grimlachje van beiden kon er nog net vanaf. Snel gingen beiden weer verder.

Het voelde alsof hij in de achtbaan zat en in een doorgaande beweging buiten op straat belandde. Daar herinnerde hij zich dat het tijd was om naar huis te gaan en daar had hij eigenlijk best zin in. Borrel, hondjes, hij had er trek in. Onwillekeurig liep hij in de richting van zijn fiets die…weg was! Jack kreeg het gevoel dat hij nu pas wakker werd. Wat was er NU gebeurd? Hij  wist heel zeker dat hij zijn fiets in het hok , op slot had gezet. Ze gingen hem toch niet vertellen dat er een fiets uit het hok van het politiebureau was gestolen? Zijn ogen speurden het hele hok af maar zijn fiets was nergens te bekennen. Hij keek omzich heen en onderzocht alle hoeken en hoekjes op het binnenterrein. Niets!

Woedend keerde hij zich om en met grote stappen ging hij weer naarbinnen. De receptioniste in de hal liep hij voorbij met een korte grauw. Hij vroeg zich af of de mensen die het oog op het gebouw zelf hielden wel hadden opgelet of dat daar aalleen maar werd geslapen. De drukte binnen leidde meteen zijn gedachten weer af.  Er was nog al wat opwinding onder de collega’s merkte hij maar er was niemand… Een jonge politieman met ene bleek gezicht  versperde de doorgang bovenaan de trap. ” Waarom is iedereen zo opgewonden?”  vroeg hij haastig aan de jongeman. De jongen trok nog witter weg dan hij al was. ” De brigadier…de brigadier…”, hij verslikte zich bijna in zijn woorden. ” Ze is van de trap gevallen, dood….”, Even had Jack moeite om geen grijns op zijn gezicht te laten komen maar de jongen was nog niet uitgesproken. ” Vermoord!” Deze keer slikte Jack ook moeilijk.

Het vette lijf van de brigadier lag onderaan de trap en had weliswaar de val gebroken maar al het andere ook. Waarschijnlijk waren de ribben ingedrukt door de last van de vetkwabben die door de val extra zwaar op haar hadden gedrukt. Dat was vermoedelijk ook de doodsoorzaak geweest, al kon een gapende wond op haar achterhoofd niet worden ontkend. Jack had er weinig gevoelens bij. Hij vroeg zich alleen af of er nog iemand zou zijn die belangstelling had voor zijn verdwenen fiets. ” Hoe is het gebeurd?”  Jack probeerde zijn vraag professioneel te laten klinken maar aan de blikken van zijn collega’s kon hij zien dat de boodschap niet goed overkwam. De ogen van de anderen stonden allemaal wagenwijd open, van schrik. Moord in het politiebureau, hoe was dat mogelijk?

De arts die de brigadier nog aan het onderzoeken was, gaf uiteindelijk uitkomst. ” Iemand heeft haar hals van oor tot oor doorgesneden. Het moet razendsnel zijn gegaan.” Jack voelde een hevige lachbui in zich opkomen. Natuurlijk was het snel gegaan! Niemand zou zo gek zijn voor een moord in het politiebureau eens even rustig ervoor te gaan zitten!   Misschien waren het wel gewoon de zenuwen die hem prikkelden tot een lachbui maar als hij nu in lachen uitbartstte zou hij altijd bekend staan als de man die op het verkeerde moment lacht. Hij beet dus maar eens stevig op zijn onderlip. “Is Bottinga er al?”  vroeg hij maar een van de agenten schudde zijn hoofd. ” Nee, de inspecteur is nergens te vinden.”  Jack haalde verbaasd zijn wenkbrauwen op. Hij had toch net nog met zijn chef gepraat?

Jack keek om zich heen of er iemand was die speciaal op hem lette maar dat was niet zo. Kennelijk was er geen behoefte aan een rechercheur. Misschien zou er ook wel iemand komen van de rijksrecherche. Het was ten slotte ene misdaad in politiekringen. De dader zou best een van de collega’s kunnen zijn. …Het was wel een sin hem opgekomen, hoe gemakkelijk het leven zou zijn zonder Ada maar  moord…nee.

Deze keer besloot hij maar lopend naar huis te gaan. Naar huis moest hij toch en hij had helemaal geen zin om uit eigen beweging de moord op de brigadier te gaan onderzoeken. Hij merkte dat het alleen maar positieve gevoelens bij hem opleverde. Ada weg, dat zou toch ene heleboel last kunnen voorkomen in het vervolg. De eeuwigdurende, vervelende discussie met dat mens over zijn vaardigheden als rechercheur. Het zinde hem niet. Hij stak de weg over en merkte nauwelijks de fietser op die hem bijna van de sokken reed. Zoals later zou blijken, was dat maar goed ook. Alleeen zijn linker enkel verstuikte hij doordat hij op het laatste moment merkte dat hij in moest houden. Hij brulde nog een scheldwoord maar keek verder niet op.

De wandeling naar huis ging sneller dan hij had gedacht. Hij maakte onderweg nog een stop in een barretje aan de Van Boetzelaerstraat en liet zich de capuccino en slagroomsoes goed smaken. Het leek vandaag wel ene feestdag de enige domper was zijn fiets die was verdwenen. Verder voelde hij zich bevrijd en feestelijk van binnen. Nooit eerder had hij zo’n vrolijk en vreugdevol gevoel gehad bij de dood van wie dan ook. De eerdere moorden hadden hem alleen maar met afschuw vervuld. En nu…was het feest. Had Ada zo erg zijn gedachten en gevoelens in beslag genomen, al die tijd? Zingend ging hij verder. Hij kwam langs een winkel met sieraden en besloot zichzelf een nieuw paar manchetknopen van goud aan te schaffen. Het zou voor altijd een bijzondere dag worden!

Waarom was Hero Fluitmans die middag bij hem op bezoek geweest? Zeker, hij had een mooi boekje opengedaan over de handel en wandel van Bertus maar een bewijs had hij er niet bij gegeven. Was hij alleen maar interessant komen doen om een aanleiding te hebben contact te zoeken? Jack kreeg weer een vieze smaak in zijn mond hoewel hij moest toegeven dat hij erachter was gekomen dat hij sommige jongens aantrekkelijk vond. Misschien was het maar het beste om de zaak helemaal te vergeten en nooit meer over te praten. Toch zou die gedachten altijd weer bij hem bovenkomen als hij Hero zag en die kans was groot. Hero kon wel eens het begin zijn van een opening in de twee moordzaken waar Bottinga en hij nu mee zaten. Hij moest erkennen dat beide zaken hopeloos vast zaten. Het was alleen maar dat het om een moord ging, anders was de zaak misschien allang op een laag pitje gezet. Deze beide moorden,  waarvan  er een toch wel heel wreed was uitgevoerd, moesten opgelost worden. De plaatselijke media schreeuwden al moord en brand dat de betrokken politiemensen niet capabel zouden zijn om de zaken op te lossen. Dat ging helemaal de verkeerde kant op.

Plotseling schoot Jack het detectiveverhaal met de dierfiguren weer in gedachten en terwijl hij het hele verhaal nog eens doorliepen dacht aan het gesprek met Hero, maakte zich een zekere opgewondenheid meester van hem.  Het was net of de twee verhalen op elkaar pasten en de namen van daders en medeplichtigen er bijna automatisch uit kwamen rollen. Dit kon toch niet waar zijn? Jack besloot nog eens te checken of er op http://www.manbfthond.nl  niets te vinden was over de hoofdpersonen die in zijn nieuwe verhaal opdoken. Gespannen en nerveus haalde hij zijn laptop tevoorschijn.

Het was waar, hij had veel te lang niet op de site gekeken. Er ontvouwde zich voor hem een wekenlang, nieuw verhaal waarvan hij de inhoud helemaal niet kende. Hij last niet alleen de teksten maar vooral ook alles wat er niet werd gezegd. Dat had hij de laatste jaren goed geleerd. Gespannen las hij de tekst en deze keer ging zijn hart inderdaad steeds sneller kloppen. Wat hij nu las, kwam helemaal overeen met de theorie die hij de laatste dagen had opgebouwd. Hij moest Bottinga zover zien te krijgen dat ze mensen gingen oppakken, niet alleen dat ene meisje, nee er zat een hele organisatie achter. Georganiseerde misdaad en hij, Jack Klotepote, was er de ontdekker van!

Het zou nog een hele hijs worden om Bottinga te overtuigen van het verhaal. Jack piekerde erover. Het was nu zaak ene sluitende theorie te maken en die aan de inspecteur voor te leggen. Hij moest ook de stukken uitprinten en in de juiste volgorde aan zijn chef voorleggen zodat ze als ondersteuning voor zijn verhaal konden dienen. Met ene beetje geluk was HIJ straks de man die de oplossing van twee moordzaken dichterbij bracht.

Toch twijfelde hij nog. Het leek nu net alsof beide morden iets met elkaar te maken hadden en dat wist hij bepaald niet zeker.   Het verband tussen de twee moorden was niet helemaal aantoonbaar maar hij had wel voor beide moorden een oplossing vanuit dezelfde bron, dezelfde achterklap en interpretatie. Misschien hadden ze echt niets met elkaar te maken maar wisten wel dezelfde mensen van de achtergronden af.

De bel ging en Jack wist precies wie het was. Marijntje belde aan. Meteen moest hij weer denken aan de manier waarop Hero bij hem was geweest. Hij moest het echt vergeten en vooral Marijntje er niet mee lastig vallen.

Ze keek verlegener dan anders, net zoals de eerste keer dat ze voor zijn neus had gestaan, alsof er iets was waarover ze zich niet zeker voelde. De zoen voelde ook anders dan anders, onzekerder, alsof ze van ene grotere afstand kwam. Jack besloot er niets over te zeggen omdat hij bang was dat dan onbedoeld het hele gedoe met Hero naarboven zou komen. Hij sloeg zijn arm stevig om haar schouders en drukte haar hard tegen zich aan. Terwijl ze de kamer inliepen, fluisterde ze: ” Ik moet je iets belangrijks vertellen…” Hij reageerde niet meteen maar zijn gedachten gingen op de loop. Zou ze zwanger zijn?

Marijntje deed haar verhaal uit de doeken. Hoe er ene oudere collega was die gek op haar was en met de hoop rondliep dat ze een lesbische relatie zouden beginnen. Dat ze er eerst om had gelachen en had gezegd dat ze een vriend had en dat ze geen behoefte had aan zo’n verhouding. Dat die andere toen weer had verteld ober haar eigen man die mogelijk een relatie had met weer een manlijke collega en zo ging het maar door. ” Ik wil dit niet”, zei ze eindelijk . ” maar ik zie haar elke week en ze komt er vast ene keer op terug.”

Jack voelde de adem in zijn keel stokken. Was het toeval dat ze in dezelfde periode met hetzelfde te maken kregen? Ieder op een heel eigen manier maar toch…hetzelfde? ” Kun je je niet laten overplaatsen zodat je haar niet steeds weer tegenkomt?”  vroeg hij voorzichtig maar niet voorzichtig genoeg.  ” Overplaatsen?”  herhaalde Marijntje  met trillende stem. ” Dan zou ik mijn pupillen in de steek moeten laten. Dat gaat niet zo maar.”  Jack keek zwijgend voor zich uit. Als je voor een ander moest beslissen leken de dingen altijd veel eenvoudiger dan voor jezelf maar nu kwam er toch een probleem om de hoek kijken. ” Ja, dat is natuurlijk ook weer waar”, hij probeerde die woorden begripvol te laten klinken maar eigenlijk vroeg hij zich af of hij nu ook niet met zijn eigen verhaal naar voren moest komen.

39.

Hoofdpijn, dat was het eerste wat Jack die ochtend voelde, nog voordat hij wakker was, wist hij zeker dat het hoofdpijn was. Gek eigenlijk want hij was de avond tevoren helemaal niet aan de ” zuip”  geweest en normaal was dat het enige waarvan hij hoofdpijn kreeg. En van het naenken over zijn vader, of over zijn ouders maar dat had hij al heel lang niet meer gedaan. Misschien, misschien was hij verkouden en had hij last van de griep die  de laatste weken wild om zich heen sloeg. Eigenlijk was hij van plan geweest om vandaag Marijntje op te zoeken maar hij vroeg zich af of dat vandaag wel zou lukken. Toch was het belangrijk. Het leek wel of ze de laatste tijd wat kortaf tegen hem was en hij begreep er niets van. Misschien moesten ze iets uit praten.

Tegelijkertijd zat hem iets anders dwars. Hero Fluitmans was bij hem langs geweest met een heel verhaal over de moord op de bode in het stadhuis. Het zou iets met vrouwenhandel te maken hebben maar heel duidelijk werd het allemaal niet. Maar er was meer. Die Fluitmans was ook wel een beetje opdringerig geweest en Jack had het gevoel gekregen dat hij vooral heel erg veel van jonge mannen hield. Hij rilde nu in bed en wist niet goed of het van de kou kwam of van de gedachte aan de herenliefde…niks voor hem..dacht hij zo. In het politiekorps was er sowieso weinig waardering voor masar dara ging het niet alleen om. Hij zag zich zelf nog niet bestreeld door een paar van die brede mannenhanden.  En dan…moest je zeker ook op straat gaan lopen zoenen. Allen het idee al en dat zijn vrienden hem dan arm in arm met een andere man zouden zien. Brrrrrr….nee het beeld trok Jack helemaal niet aan.Misschien zou hij er eens over moeten praten met Marijntje. Hoe zou die over homoseksualiteit denken?

Nou ja, niet dat hij iets tegen homo’s had, integendeel, hij kende heel aardige homoseksuele jongens maar…ze moestn van zijn lijf afblijven. Zelf zag hij er niks in. Met al dat gepieker werd het met de hoofdpijn natuurlijk niet beter. Ze leek zelfs nog steviger op te komen zetten en ~Jack begon zich af te vragen wat voor dag het was en of hij dienst had. ” Dat moet ik nu even bekijken , voordat die hoofdpijn me het denken onmogelijk maakt”, zei hij tegen zichzelf.

Dienst! Dehoofdpijn leekzich nu te verdubbelen en door zijn hoofd gonsde nu het woord ” onmogelijk, ik moet mijn bed in”.  Hij draaide zich haast automatisch om en pakte zijn mobieltje. Het kon niet anders, hij moest zich ziek melden…ja, daar zouden de collega’s weer niet blij mee zijn. Moest er weer iemand uit het bed van zijn vriendin gehaald worden of een reserve-agent. Nou ja, niets aan te doen.  De stem aan de andere kant van de lijn klonk lijzig en ongeinteresseerd. ” OK, Klotepote, ik zal zeggen dat Klotepote vandaag niet komt. ‘t Is wel Klote…”  Jack besloot niet op de meligheid van zijn collega’s in te gaan en drukte meteen de verbinding weer weg.  Het was nu zaak met een goede borrel het bed in te duiken, vitaminepillen, chips en een kan water met een glas bij de hand. Ziek zijn was voor Jack altijd een van de meest ontspannen manieren om feest te vieren. Vanuit zijn bed kon hij een film kijken  op ene klein tv-toestel dus ook dat was geregeld. Met die hoofdpijn had hij weinig zin in een boek. Misschien kon hij nog een beetje twitteren ook ofzoiets.

Jack liet zijn hoofd xzo ver mogelijk in het kussen wegzakken. Hij had de hoofdsteun iets naar boven getrokken zodat hij net over de rand van het laken de tv kon zien. Met de afstandsbediening zette hij het gekuid net zo hard dat hij de mmensen in het programma kon verstaan. Niet dat er veel te doen was, zo middenover dag. Het waren echt de meest zouteloze programma’s die de zenders dan vertoonden. Een enkele keer was er ene leuke herhaling van een film maar de onzin die er nu te zien was, noopte hem ertoe een dvd in de speler te douwen, iets met seks en misdaad..heerlijk voor hoofdpijndagen!

Het was moeilijk te volgen. Dat kwam dit keer niet doordat het een ~Franse film was want er was een heldere Nederlandse vertaling bij, die overigens de leukste grapjes niet vertaalde. Nee, het was de hoofdopijn en die niet alleen. Die hoofdpijn hield zijn gedachten in een soort houdgreep. Steeds opnieuw kwamen er ideeen en gedachten langs over homoseksualiteit en op den duur ging hij zelfs bij zichzelf na of er een tijd was geweest dat hij jongens leuk vond en of er nu nog jongens waren die hij leuk vond. Tot zijn grote schrik moest hij erkennen dat er ene paar jongens waren die hij uitzonderlijk knap vond en zelfs mooi. Hadden die dan iets vrouwelijks? Nee, en hij wist zeker dat die jongens nou juist geen homo waren. Het werd allemaal steeds verwarrender in zijn hoofd. Hoofdpijn en gedachten leken elkaar nu in een soort wederzijdse wurggreep te houden. Hij kon zich niet herinneren ooit zo getwijfeld te hebben aan zijn eigen hetero-manzijn. Hij vond het bijna beangstigend, erg ook omdat er natuurlijk niemand was met wie hij over deze twijfels kon praten, ook niet met Marijntje. Die zou het allemaal maar gek vinden.

Hij draaide zich op zijn zij zodat hij nog met een oog naar de film kon kjken. En ja hoor, natuurlijk, ook daar was sprake van een homoverhouding. Langzaam deed Jack zijn ogen dicht en zakte hij weg in een diepe droom…vol mooie jongens….

Bertus Primus had doodgewoon de zeik in. Sjagrijnig, ontevreden, woedenden achterdochtig tegelijk. De zaken liepen niet zoals hij wilde. Was daar toch gistermiddag een brigabdier met drie man binnen komen vallen om te kijken of er wiet werd verhandeld in zijn cafe aan de Wilhelminalaan, bleek er ook cocaine in het pand te zijn. En dat was nog niet alles want drugs, dat was een ding, er was ook nog andere handel in huis. Hij had potverdomme net tien strakke siamese poezen binnengekregen van een jaar of achttien, gouden handel en dat spul was bijna ontdekt door die overijverige brigadier. Het was maar goed dat Simon de Violist die wijven tijdig in de schuur had kunnen proppen. Was er een aanhet krijsen gegaan. Gelukkig waren drie zweepslagen over die strakke billen genoeg geweest om het kreng stil te krijgen…! Pfff Bertus moest niet eraan denken wat er had kunnen gebeuren! Over het algemeen was het hem veel te amateuristisch gegaan en hij liep dus te bedenken of die poezen in het vervolg niet in een ondergronds verblijf konden worden opgesloten. ~Nee…deze niet meer…ze waren nog behoorlijk angstig en gestresst dus het waas het goede moment om er zo snel mogelijk van af te komen. Maar…eerst wilde hij ze toch even allemaal zelf uitproberen, vanavond maar eens even beginnetje maken…lekker! Hij grijnsde al bij de gedachte aan die mooie, jonge lijven…langzaamaan begon zijn goede bui terug te komen.

Even zogoed bleef hij stevig de pest in hebben over dat politie-optreden. Had die vette Ada de Hondt er niet voor kunnen zorgen dat het niet gebeurde of had ze hem niet kunnen waarschuwen? Wat deed dat wijf tegenwoordig nog voor de kost? Het werd tijd eens een stevig woordje met haar te spreken. Maar, niet nu. Vandaag had hij haast. Er was hem gevraagd mee te doen met de banenmarkt in het stadhuis. Niet dat hij banen had weg te geven maar hij zou zorgen voor de borrel. Dat was wel iets nieuws trouwens want totnogtoe hadden ze altijd kans gezien hem te omzeilen. Vanuit ondernemerskringen was er nu zo vaak op aangedrongen om ook hem eens een keer voor de catering te laten zorgen dat de wethouder er niet meer omheen had gekund. ” Vooruit dan maar”, had de man geroepen en verder had hij er liever geen woorden aan vuil gemaakt. Bertus lachte stilletjes…de wethouder hoopte natuurlijk dat het allemaal snel voorbij zou zijn. Misschien was hij wel bang voor een schandaal als uit zou komen met wat voor handel Bertus zich veelal bezighield maar…wist de wethouder eigenlijk wel hoeveel van zijn plaatselijke en landelijke vriendjes en vriendinnen zich vermaakten met een Siamese poes uit stal Bertus? Ja zeker, vriendinnen ook want een beetje lesbisch met een Thaise schone was ook nooit weg. Meteen viel Bertus weer binnen wat de profesionele term voor de handel was: Thai-Thai…  ’t Leek wel Sinterklaas en inderdaad…cadeautjes en surprises waren in zijn branche niet van de lucht.

Even vroeg hij zich af of hij vandaag naar De Hondt zou gaan maar die vraag bleef niet lang bij hem hangen. Als hij nu naar De Hondt ging, liep het weer op iets uit en dan had hij geen trek meer in Thai-Thai zo meteen. Zo’n lekker hapje dat nu toch geduldig op hem wachtte, wilde hij zich vandaag toch niet ontzeggen. Misschien zou hij er twee nemen. De mooiste en beste stukken uit de lading, zouden bij hem een extra hoge prijs opgespeld krijgen. Natuurlijk. De Hondt met haar waterbedlijf was niet t versmaden maar hetwas gewoon teveel, veel teveel als er van die krokante Thai op hem wachtte…ook Bertus had zo een maximum, al hoefde niemand dat te weten.

Nee…het was meer tijd vooreen goed zakelijk contact met de leveranciers in Thailand. Die moeste nu maar eens met een ehct grote lading over de brug komen. Een cntainer met een stuk of honderd katten of zo. Alleen…ze zouden niet onfder te brengen zijn in Alphen aan den Rijn of zou hij  leegstaande panden aan de Lage Zijde kunnen huren om ze als antikraak door Thai-Thai te laten bewonen? Het was nu het juiste moment. Sinds het schandaal met de ambtenaren die tegen afbraakhuurprijzen in de panden waren ondergebracht, had de gemeente haast geen kandidaten meer. Misschien kon hij, stevige Bertus, er nog een leuke roze buurt van maken daar…”  Weer grijnsde hij. Het leven zat altijd vol kansen, zo was het altijd al geweest en was hij er slecht bij gevaren? Twee ferrari’s onder zijn kont en een villa in Burggooi?

Wie had die lulkoek toch verzonnen dat misdaad niet loonde? Hij zat nu al veertig jaar in het vak en had nog maar een week in de bak doorgebracht…de grijs op Bertus’  gezicht werd steeds breder. Dan deed hij het toch nog een stuk beter dan die mannetjes die zo nu en dan een stapje van het rechte pad afdeden en meteen voor gaas gingen… Misschien…plotseling kreeg Bertus ene geweldige trek in een duik in Ada de Hondt…toch maar eens langs gaan. Zij stond altijd open voor zijn suggesties en inbreng.

De wandeling naar Ada’s huis deed zijn trek toenemen, hij voelde hoe hij begon te gloeien toen hij aanbelde en ebssefte dat hij toch weer wat koeler moest zijn zodra de deur openging. Het duurde even en ongeduldig gluurde Bertus door het voorkamerrraam naar binnen. Wel allemachtig nog aan toe! Daar zat die `van de Kasteele, die was er vaak ook niet alleen maar om een koekje in de thee te dopen… Bertus’  sjagrijn kwam terug…

37.

Ze probeerde zich voor te stellen hoe het eruit zag, twee vrouwen de elkaar kusten en eerlijk gezegd begon ze het steeds aantrekkelijker te vinden. Ze keek nu naar haar vriendin Nienke die tegenover haar zat. Zou ze het met haar willen doen? Ze bekeek de sierlijke, rode lippen en de wipneus van haar vriendin en de helder stralende , blauwe ogen. Langzaamaan begon ze een gevoel van vlinders in de buik te ontdekken. Schoorvoetend bracht ze de woorden uit: ” Heb jij het wel eens met een vrouw gedaan.” Nienke sloeg haar ogen op een onwaarschijnlijk erotische manier op en keek haar vriendin recht in de ogen. ” Wat dacht jij dan? Ik ken geen vrouw die het nog nooit met een vrouw heeft gedaan! Vrouwen zijn daarin veel vlotter en gemakkelijker dan mannen. Daarvoor is hun ego te groot.”

Marijntje kon het niet laten even erotisch te glimlachen zoals Nienke net had gedaan. ” Wat vind je leuker, een man of ene vrouw?”  Nienke trok haar ogen tot smalle spleetjes. “Heb je een vriendin?” Marijntje vond het rare woorden. Natuurlijk had ze een vriendin, ze had heel veel vriendinnen zoals `Nienke maar dit…dit was iets heel anders. Dit was mooi en bedreigend tegelijk. Altijd had ze het voor vanzelfsprekend gehouden een relatie met een man aan te gaan. Ze had nooit iets anders om zich heen gezien behalve die rare tante Coby en tante Frida maar die werden door iedereen in de familie en in de buurt waar ze woonden ook als’ maf” beschouwd. Ze zaten altijd wel heel knus bij elkaar op verjaardagen maar friemelden nooit aan elkaar als er anderen bij waren.

“Er is een vrouw die iets met me wil”, gaf ze langzaam toe, ” en ik vind het eigenlijk best bijzonder, bijzonderder dan met Jack. Zo’n man, ach dat gaat allemaal zo vanzelf en het is zo voor de handliggend. Zo’n man wil altijd wel iets, daar hoef je niets voor te doen. En..liefde met ene man is ook doelgebonden. De voortplantig. Door het kind bindt de man de vrouw aan zich, het gezamenlijke product. Een vrouw voelt dat veel dieper dan een man, daarom blijft ze bij hem. Allemaal van die verplichtingen. Dit lijkt veel dieper te gaan en meer moeite te kosten.”  Nienke grijnsde. ” Hoe zou je het vinden als `Jack iets had met een nadere man?” Marijntje keek nadenkend voor zich uit en probeerde zich `Jack voor te stellen terwijl hij met een andere man in bed lag. Er kwam een zure trek op haar gezicht voordat ze antwoordde. ” Ik zou dat niet goed kunnen hebben”, gaf ze eindelijk toe. Nienke knikte. ” Zie je, als je zelf een lesbische relatie wilt, moet je je vriendje in elk geval ook ene homorelatie toestaan, lijkt me. Je hoeft er niet over te praten maar je bent gelijkwaardige partners met dezelfde rechten.”  Marijntje schrok van het woord lesbisch. ~Een lesbische relatie? Het leek alsof ze met een klap de dominee en de pastoor had vermoord. Lesbiasch…had Nienke het woord expres gebruikt om haar wakker te schudden?

Nienke keek haar van de overkant van de kamer nog steeds glimlachend aan en die glimlach werd alsmaar aantrekkelijker. ” Zouden jij en ik iets met elkaar kunnen hebben?” schoot er ineens uit bij Marijntje terwijl ze haar vriendin recht in de ogen keek. Nienke verblikte niet maar verbloosde wel een beetje. ” Ik heb er wel eens aan gedacht, of ik je aantrekkelijk vond en zo en natuurlijk…we raken elkaar met de geest. Dat wil nog niet altijd zeggen dat het lichamelijk ook zo is maar..ja…het zou kunnen.” `Deze keer voelde Marijntje het bloed naar haar wangen stromen. Ze merkte dat ze rood werd en keek nog eens van onder haar wimpers naar haar vriendin. Wat was ze mooi! “Weet je wat ik denk? De meeste mannen willen een vrouw omdat ze iets willen hebben dat ze zelf niet zijn. Vrouwen kunnen veel eerder verliefd op elkaar zijn omdat het gaat om de relatie, het contact, niet om het hebben.” ” Maar wat zou Ronald ervan vinden?” vroeg Marijntje nu. Ronald was Nienke’s nieuwste manlijke verovering ” Hij zou er meteen mee stoppen”, antwoordde Nienke direct. ” hij moet niets hebben van dat homoseksuele gedoe. Hij vindt het vies.”

De beide vrouwen staarden elkaar een tijdje zwijgend aan, ieder met eigen gedachten. “Maar hebben we het over?”  dacht Marijntje. ” Ik ben gek op Jack en nu zit ik te praten over iets dat hij avst niet ziet zitten. Ik wil hem niet kwetsen en ook niet kwijt.” Daarna dook de gedachte ana de ervaring met de vrouwelijke collega weer op. Hoe moest ze daar nu mee verder? Nee zeggen en nooit weten hoe et had kunnen zijn? Ze kauwde op haar onderlip en twijfelde,twijfelde…totdat ze `Nienkes gezicht zag. Nienke keek haar vriendin aan en haar ogen spraken boekdelen. ” Ik wil je liefhebben”, zeiden die ogen. Zou dit ene oplossing zijn? Een liefde met een vertrouwde vriendin die zeker niets zou vertellen aan  anderen, een vriendin die ze om de haverklap kon zien zonder argwaan te wekken? Haast ongemerkt gleden de armen van de twee meiden om elkaars schouders en in een soort roes kusten ze elkaar. Deze keer voelde Marijntje zich helemaal niet bedreigd.

.

De vrouwenlippen voelden warmer, zachter maar ook dwingender dan die van Jack. Dominanter, minder vragend maar ook sensueler… Marijntje had het gevoel dat haar het grootste wonder van haar leven overkwam toen de vingertoppen van de oudere vrouw haar tepel aanraakten. Het was vreemd, onverwacht en eigenlijk wel spannend al kon ze het gezicht van Jack niet uit haar hoofd zetten. Hoe zou hij kijken als hij dit zag? Voorzichtig maakte ze zich uit de strenge omarming los. Met haar grote, blauwe ogen keek ze haar collega, Gerda Meeuwkes, aan. Die was toch ook getrouwd en had kinderen./ Hoe zou?  ” Hoe vindt jouw man dit…?”  vroeg ze zachtjes. Gerda glimlachte een beetje. ” Die? Die is nu waarschijnlijk bezig met Hans”, fluisterde ze. ” Net als ik, eet hij van twee walletjes.”  Onmiddellijk wilde ze Marijntje weer bespringen maar deze keer hield het meisje de boot af. ” Nee, nee, nee, wacht”, riep ze uit. ” Ik moet hierover nadenken.” Ze knipperde even met haar ogen en keek Gerda recht in haar gezicht. ” het was wel lekker…” gaf ze toe. Gerda grijnsde: ” Het is veel mooier dan met zo’n hebberige man!”

Op de fiets naar huis voelde Marijntje zich nog steeds niet helemaal zeker. Wat moest ze tegen Jack zeggen? Moets ze helemaal niets zeggen? Moest ze hem vertellen dat ze zich had losgescheurd en was weggerend? Dan zou ze liegen en zichzelf geweld aan doen….  Ze voelde nog steeds Gerda’s lippen aan de hare en Gerda’s strelende hand die zoveel meer gevoel meebracht dan een mannenhand. En dan dacht ze weer aan het vrijen met en vrouw. Het maakte haar blij en misselijk tegelijk.  Zou ze er netzo mee om kunnen gaan als Gerda? Ze had het gevoel dat het voor Jack niets was. Jack zou het nooit met een jongen doen en met een andere vrouw….?  Ze glimlachte, nee, ze vertrouwde hem zo volkomen. Jack was daar te zuiver, te puur en te goed voor…

Ze was blij dat ze voor die avond niets hadden afgesproken. KJack was op het bureau en zat tot over zijn oren in de papieren, zo dacht Marijntje. Ze vlijdde zich neer op haar chaise longue, die ze ooit nog van haar oma had geerfd. Haar oma! Met de gedachte aan haar moest ze grinniken. Over haar oma hadden ook altijd de wildste verhalen de ronde gedaan. Die zou behoorlijk vaak buiten het huwelijksbootje om de kabels hebben aangelegd, zo zeiden ze dat in de famillie.  Met haar handen tastte ze nu zelf alle plekken af waar de vingers van Gerda waren geweest. Het leek alsof ze sneller geprikkeld en gevoeliger was dan andere keren. Als je ” het”  met mannen en vrouwen deed, hoe heette dat ook weer….”bi”   ofzo? Ja, dat was het ” bi”!  Marijntje maakte er meteen mooie woorden mee: biseksueel, bizonder, bitte…bizar… .”  Het klonkallemaal zo verwarrend. Met haar handen raakte ze haar egzicht aan en zevoelde dat haar wangen gloeiend waren. De opwinding was nog niet voorbij…

Zoetigheid, ze had er meer trek in dan in een gewone maaltijd. Lekker taart, een Bossche bol ofzo… Ze pijnigde haar hersens af om te bedenken waar ze nog taart of koek in huis had. Jahaa, er was nog een instant taart van dr Oetker en een spuitbus met slagroom  en een potje frambozenjam. O jee, dat zou smullen worden…over twee uur. Ja zekert, zolang duurt het maken van zo’n taart wel maar dan heb je ook wat. Fluitend sprong Marijntje van haar stoel overeinden zocht ze in de keuken spullen bij elkaar want ze moest en zou zoetigheid hebben…

Intussen liet haar de gedachte aan Gerda en aan Jack niet los. Kon je van twee mensen tegelijkertijd houden? Kon je als vrouw eigenlijk wel van een vrouw houden of was het alleen maar  ” lust” ? In de liefde met een man was het altijd de man die JOU wilde hebben. Nu met Gerda voelde het veel meer aan als ” we willen elkaar”. Evenwichtiger maar met minstens zoveel passie… De gedachten raasden als een intercity door haar hoofd en het leek dat er nooit een einde kwam aan die trein. Stations waren er wel maar de trein stopte steeds maar kort.

Ze begreep zelf niet waar ze de energie vandaan haalde. Na haar werk was ze meestal moe en uitgeblust maar vanavond leek ze alles aan te kunnen. Dat was toch een goed teken? Dat KON toch niet verkeerd zijn? Zonder te merken wat een rotzooi ze maakte, ging ze aan de gang. De taart werd er met de minuut lekkerder op. Alleen de gedachte al…

” Ik wil de stad netzo goed leren kennen al jij, ik wil overal kunnen lopen en staan of wandelen en de steegjes achterom kennen of andere routes. Ik wil hier thuiszijn”, zegt Marijntje vastberaden. ‘t Is toch mooi? Lekker fietsen en dan ergens lunchen ofzo…?’  Jack grijnst, eigenlijk had hij een dagje willen lummelen en halverwege de zondagmiddag de ” British Hobby for sunday”  wilen doen maar de sprankelende woorden van zijn vriendin maakten hem al bijna enthousiast. Met een haast onhoorbare zucht, stapte hij ogenschijnlijk opgewekt naar de schuur om zijn fiets te pakken. ” OK”, riep hij, ” we gaan. Ben je al klaar?”

Natuurlijk moest ze eerst nog naar de WC en haar schoenen dichtmaken en toen Jack in gedachten al bij Bodegraven was, riep ze: ” klaar”. Toch schattig…Jack kon het niet helpen, hij hield van zijn blondje… De zon scheenmaar stond wel laag en vantijd tot tijd scheen ze Jack recht in de ogen. Dat bracht hem ertoe nog gauw even naar binnen te lopen om zijn zonnebril te pakken en zo was hij uiteindelijk toch nog de laatste die op de fiets stapte.  Het was nog stil, kerktijd, ondanks de ontkerkelijking zag je dan haast niemand. Ze fietsten rustig aan over de prinses Beatrixlaan waar het fietspad voor de honderdduizendste keer opgebroken was zodat ze over de rijweg moesten rijden.  Ergens was ook nog een sleuf in de weg gegraven en daar balanceerden ze met fiets over drie gammele houten plankjes.

Verder ging de tocht. Dit stuk van de route kende Marijntje wel want ze fietste hier ook altijd langs tussen Jack en haar werk maar veel meer van de stad kende ze eigenlijk niet. Ze kwamen nu bij het Raoul Wallenbergplein dat ook voor een deel was afgesloten. Het fietspad was onbruikbaar en ze moesten afstappen om over het voetpad verder te kunnen gaan. Jack keek wat wanhopig om zich heen want de toegang naar het stadshart lag helemaal omgewoeld open.Ze zouden niet de Alphense Brug kunnen passeren en moesten een andere weg zoeken. ” Dat wordt de Julianabrug”, zei hij opgewekt terwijl hij zijn fiets enigszins moeizaam door het zand meesleurde. Met een hand gaf hij zo nu en dan ook nog de fiets van Marijntje een zet zodat  zijn vriendin niet helemaal uitgeput aan de andere kant van de rotonde kwam. Nog voor hij zelf weer vaste grond onder de voeten had,z at zij natuurlijk al weer in het zadel. ” Spannend hoor!”  lachte ze. Jack voelde hoe hij rood werd in zijn gezicht.

Ze fietsten nu langs de Prins Bernhardtlaan waar nog steeds haast geen mens te bekennen was. . Jack rekende in stilte uit hoelang hij erover zou doen om in de buurt van het Hnegstenbos te komen. Daar had hij zo ongeveer een lekkere vrijpartij gepland. Tot zijn grote spijt merkte hij dat de minuten wegtikten, dat ging sneller dan zijn testosteron zich terug liet stoppen in het hok. Dan toch maar ergens bij de moskee in de buurt? Ook niet handigwant daar zaten zijn collega’s schuin tegenoveren zodrazij er de lucht van kregen, zouden ze allemaal voor het raam zitten. Nee, hij zou zich nog even in moeten houden en trouwen…

Op de kruising van de Willem de Zwijgerlaan en de Oranje-Nassausingel was het erger dan ooit. Het zand steeg hier ver boven de fietswielen uit en Marijntje riep dat ze haar rubber laarzen mee had moeten nemen om ook maar een stap[ vooruit te kunnen komen. Nu voelde ze hoe de zandbulten in haar schoenen steeds dikker en hoger werden.  Alsof ze net nieuwe steunzolen aan had, zo voelde dat. Jack had de beide fietsen inmiddels op zijn schouders getild en worstelde zich een weg door zandbulten en brandnetelbossen om aan de rand van de weg te komen. Daar bereikte hij de rand van de weg waar een ongeduldige BMW nog net op tijd voor zijn voeten remde. Tussendoor las hij de tekst op een bord: http://www.alphenopweg.nl In zijn hoofd rijmde hij al ” Met Alphen opweg, kom je nergens terech”. Hij schreeuwde het naar zijn vriendin en wees op het bordje maar het meisje had het zo moeilijk met het geploeter, dat ze niet eens lachen kon.

” Weet je, je moet maar zo denken”, zei Jack toen ze eenmaal langs de Kennedylaan fietsten: ” Alphen is op weg naar de toekomst, we zetten de stad op de kaart.” ” O ja?”  Ze keek haar vriend onschuldig aan. ” Komt er dan op de kaart een grote zandbult te staan?” Het gaf weer even moed, lekker lachen over het gedoe in de stad en Jack begon bijna te vergeten dat hij nog iets met zijn testosteron van plan was geweest. Die herinnering kwam weer boven toen hij het bruinwordende groen van het Zegerplasgebied zag. Plotseling wist hij wat hem te doen stond. ” We gaan naar de golfbaan!”  riep hij. ” Daar is het echt pas leuk.” In stilte dacht hij aan de vele paadjes en weggetjes die haast niemand kende en de stukken wilde grond die daartussen lagen. Dat zou een mooie ….plotseling zakte hem de moed in de schoenen. Nou ja…misschien toch niet zo’n goed idee. Een ontmoeting met zo’n loslopende koe was wel opwindend maar niet erotisch, vreesde hij…dan toch maar doortrappen tot het Hengstenbos…?

” Ik ben hier nog nooit geweest!” riep Marijntje uit. Hoeveel jaar woon ik nou al in Alphen …en toch…  Jack grijnsde: ” Ja, ik heb je echt ontvoerd, dat was de bedoeling ook…”  Hij stapte van zijn fiets af en haalde een flesje cola tevoorschijn. Marijntje kwam nu ook van haar fiets af. Het feest kon beginnen…Geen opbreking maakte de omgeving zo ontoegankelijk als het landje dat de naam ” Hengstenbos”  droeg…het zou vast hengsten worden , vandaag.

34.

De inspecteur leunde zover achterover op zijn draaistoel dat Jack vreesde dat hij een reusachtige smak achterover zou maken. Misschien zou dat de dreun zijn die de hersens van de inspecteur een andere kant op stuurde. Natuurlijk, Jack had niets gezegd over olifanten en krokodillen. De gedachte daaraan kwam geregeld bij hem boven maar hij had het gevoel dat hij de tijd niet zou krijgen om het allemaal uit te leggen. Gek eigenlijk, want juist na een nachtje slapen en dromen stond hem alles heel duidelijk voor de geest. Ja, in zijn dromen waren alle belangrijke momenten uit het verhaal nog eens de revue gepasseerd en ineens…ineens was het beeld omgeslagen naar  Roel Witzand en die verschrikkelijke slachtpartij. Jack had echt het gevoel dat hij precies wist hoe het in elkaar zat.

De inspecteur liet zijn stoel weer naar voren bonken en Jack mocht blij zijn dat hij zijn tenen net op tijd terug kon trekken. ” Dit is wel een heel verregaand verhaal, jongeman”, zei Bottinga langzaam terwijl hij zachtjes aan een sigaartje trok dat hij voor de gelegenheid had opgestoken. Ondanks het rookverbod op alle kamers natuurlijk.  ” Ik heb u alles verteld wat ik weet en wat ik met elkaar in verband heb kunnen brengen. Ik zou niet weten hoe het op een andere manier in elkaar kon zitten”, Jack tuurde een beetje verlegen naar zijn schoenpunten. Zijn zelfverzekekerdheid kwam hem nu ineens wel heel brutaal voor.

” Ik moet je eerlijk zeggen”, zei de inspecteur op een wat hooghartige toon, ” dat het me nog niet eens helemaal ongeloofwaardig voorkomt. Als het waar is wat je zegt, dan is er een hele reeks criminaliteit opgelost maar zittenw e wel met een ander probleem”……  Jack knikte als teken dat hij het begreep. ” De Rijksrecherche over de vloer”, bromde hij bijna onverstaanbaar. Bottinga stond op en drukte de sigaar keihard in een asbakje uit. ” Dat bedoel ik. Ik weet niet of ik daar wel zin in heb.” Jack keek zijn chef afwachtend aan. Hij had het gevoel dat hij niet bij machte zou zijn de inspecteur wel van die ” zin”  te voorzien. Schuifelend op zijn stoel keek hij naar de ervaren politieman. Deze wilde een tweede sigaartje tevoorschijn halen maar bedacht zich op het laatste moment, knauwde nadenkend op zijn duimen en leunde toen weer ver achterover in zijn stoel die hij opnieuw heel hard naar voren liet klappen. Deze keer had Jack het niet eens aangedurfd zijn voeten onder het bureau van de inspecteur te schuiven.

” Ik moert erover nadenken, jong”, liet hij uiteindelijk uit zijn mond ploffen. ” Dit zijn geen zaken die je lichtvaardig op kunt pakken. Ik kan jou alleen maar vragen je uiterste best te doen om extra bewijsmateriaal voor je stelling aan te dragen. Je krijgt van mij daarvoor alle ruimte want ik vid je theorie meer dan geloofwaardig klinken, ook al word ik er niet vrolijk van.” Jack knikte. ” Ik zal mijn best doen, inspecteur. Als alles goed gaat zijn we er nu binnenkort uit.”

Jack verliet de kamer van de inspecteur bijna fluitend en plotseling schoot hem iets te binnen. Politiewerk was toch ook vaak afhankelijk van invallen en gebeurtenissen, op de meest vreemde momenten. Dat bleek maar weer eens. Dat was wel iets heel anders dan al die stomme voorspelbaarheden uit de kwekerswereld waar alles afhing van het tijdig watergeven! Jack grijnsde. Hij begon zich met elke stap meer thuis te voelen in het recherchewerk en hij hoopte het nog lang te mogen doen. Plots stond hij stokstijf stil. Aan het andere einde van de gang tekenden zich de contouren van Ada af, dat wil zeggen: er was ineens geen lichtinval meer. Jack voelde juist vanmorgen helemaal niets in een ontmoeting met de brigadier en hij stapte zo maar een kamer binnen. De twee mannen die daar in gesprek waren, keken verrast en geergerd op. ” Wat….?”  ” Passerende brigades”, mompelde Jack en hij hield de deur nog wat verder open zodat de mannen het zicht hadden op de gang. Juist op dat moment daverde de brigadier voorbij. De mannen deden hun best om een glimlach te onderdruken.

” Dank u wel voor het verpozen”, zei Jack terwijl hij langzaam de deur weer uitliep. Met een blik rechts en links verzekerde hij zich ervan dat zijn ” grote vriendin”  verdwenen was. Voluit fluitend vervolgde hij zijn weg. De dag zag er goed uit…

33.

Uitgeput strekt Jack zich uit op zijn bank terwijl zijn twee vaste vriendjes dicht tegen hem aan kwamen te liggen. Misschien had dat ook iets te maken met de stukjes worst die hij op een schoteltje op de rugleuning had geplaatst. ” Ja, ja, we zullen we ze wel weer delen”, verzuchtte Jack denkend aan de volgende dag: werelddierendag. ” Bij ons is het elke dag dierendag dus…”

Hij draaide zich op zijn rechterzijde en keek de beide trouwe beestjes die in de ogen. ” Wat deed die Passier toch in de polder”, dacht hij steeds maar weer. Hij had de ervaring dat als iemand in het leven plotseling opdook, dat het dan een reden moest hebben. Zo was Marijntje ook maar ineens heel onverwacht in zijn leven binnengekomen. Hij voelde hoe zijn gedachten nu zijpaden begonnen te bewandelen. Weg was het nadenken over Passier en langzaamaan begonnen zijn ogen smaller te worden. En toen en toen

Hij werd pas wakker doordat de hondjes tegen elkaar stonden te grauwen./ Ze probeerden allebei om de laatste stukjes wordt te pakken te krijgen maar dat viel niet mee. Jack lachte en deelde de worst uit. Ondertussen viel het hem op dat het buiten donker was geworden. De avond viel. Vanavond had hij het rijk alleen want Marijntje moest werken. Niet dat hij dat leuk vond want zodra hij aan haar dacht, besloten al zijn hormonen hard gillend door elkaar te gaan rennen. Dat was moeilijk uit te houden. Misschien zou het helpen als hij ene goed boek pakte of…tv? Vanavond had hij voor geen milimeter zin in de computer en alle websites die hij graag bezocht. Hij wilde lui zijn.

Hij zocht en vond een detective die hij ooit van zijn ouders had gekregen en nog nooit gelezen. Om de een of andere reden sprak het kaft hem niet erg aan maar vanavond kon het anders worden. ” Alles is anders vanavond” mompelde hij tegen zichzelf.  Met een zucht sloeg hij het boek open, alsof het hem moeite kostte om te lezen maar al gauw sloeg hij pagina na pagina vliegensvlug om, het tempo nam sterk toe.  Het was eigenlijk een heel raar verhaal waarin de detective een olifant bleek te zijn en zijn assistent een krokodil. Even had Jack de neiging gehad om het boek opzij te leggen totdat hij de bedoeling van de fabelachtige opzet doorhad. Eigenlijk bleef het onduidelijk of het nu mensen of dieren waren. De mensen hadden vooral de karaktertrekken van de dieren die zogenaamd in het verhaal optraden. Hoe langer Jack las, des te meer raakte hij geinteresseerd. Plotseling zag hij verbanden die hij vroeger nooit had gezien. Hij vond het boek niet alleen leuk, het wond hem ook op. Zijn vermoeidheid verdween en de neiging tot slapen trok uit hem weg.

Natuurlijke aren nu juist de hondjes wel gaan slapen en Jack kon zich op de bank nauwelijks bewegen. Dat speet hem erg omdat hij ernstig toe was aan een goeie slok. De wandeling van vanmiddag had hem niet alleen moe gemaakt, ze had ook een gevoel van verkoudheid in hem doen ontstaan. Hij hoopte daar met een goed glas Corenwijn een eind aan te kunnen maken. Intussen broeide het in zijn hoofd en verbond het verhaal van de detective zich met de moord op Roel Witzand en de moord op de vrouw die hij in het busje had gevonden.

Het werd een onrustige nacht en dat kwam niet doordat Jack zijn hondjes altijd bij zich in bed liet slapen. Integendeel, de trouwe viervoeters waren zelf het ergste slachtoffer van de onrust. Jack lag met benen en armen om zich heen te slaan en van tijd tot tijd schreeuwde hij hard. Hij maakte geluiden die hij later zeker zou hebben ontkend als iemand hem erop zou wijzen. Een enkele keer schrok hij wakker en dan zat hij rechtovereind in bed. In zijn gedachten meende hij dan afwisselend Rogier en Albert in de kamer te zien staan maar in werkelijkheid was en bleef hij de enige van de menselijke soort in de kamer.

Hij werd vroeg wakker, badend in het zweet en met ene lichte hoofdpijn achter zijn linkeroog. Hij kon zich niet meer herinneren hoeveel glazen hij de vorige avond had gedronken maar het verkouden gevoel was wel weggetrokken. Vandaag had hij geen vrije dag en hij zou zich zelfs nog moeten haasten om op tijd  op het bureau te komen. Ondanks de hoofdpijn en het vermoeide gevoel had hij daar nu helemaal geen moeite mee. Vandaag werd een bijzonder dagje, dat wist hij zeker…

Onderweg fronste hij dan toch weer zijn wenkbrauwen. Hoe kon hij het verhaal dat nu in zijn hoofd zat, aan Bottinga duidelijk maken? Hij kon toch moeilijk over olifanten en krokodillen beginnen? Langzaamaan en woord voor woord probeerde hij het verhaal te ontdoen van ballast en lachwekkende beelden. Onderweg fietste hij twee keer door rood en een keer knalde hij bija tegen de stijlen van de Alphense Brug aan. Natuurlijk liep er vlak voor hem iemand die hij nog net raakte zodat hij allerlei verwensingen kreeg nageschreeuwd. Veel zin om met de man te praten had hij niet en dus fietste hij met dubbele energie door.

Het bureau kwam hem voor als ene gebouw van een andere planeet, misschien wel die planeet die net was ontdekt en waar leven mogelijk was. Hoe dan ook, hij wist nu precies wat hij tegen Bottinga ging zeggen. Hij had het drie keer gerepeteerd. Hij was ervan overtuigd dat hij geloofwaardig zou overkomen.

32

Jack voelde zich haast door de grond  gaan toen hij Rogier in de verte aan zag komen. Iets in hem vertelde hem dat hij niet tegen de playboy van het Rijnplein op zou kunnen. Tegelijkertijd vertelde een stem hem dat “playboy”  maar een paar letters verschilden van “pleeborstel”  en dat hij hem dus gemakkelijk de baas zou moeten kunnen.

Rogier was hem nu op een meter afstand genaderd. Eerst passeerde hij Epie en Hepie en langzaam aan kwam hij dichterbij. ” Goh, Klotepote”, kon hij niet nalaten te zeggen, ” zelfs je pantoffels lopen voor je uit.”  Jack voelde weer dezelfde woede opkomen die hij vroeger had gevoeld als zijn vader weer eens een schampere opmerking tegen hem had gemaakt. Hij voelde iets naar boven komen en proefde het maagzuur in zijn mond maar in plaats van vies vocht kwamen er woorden naar buiten: ” Beter dan dat je lul er af is gevallen van het neuken.” Jack voelde meteen hoe zijn nekharen recht overeind gingen staan terwijl Rogier bleef staan. “Had je wat Klotepote?”  vroeg hij bruut. Jack knikte met ene gevoel van plezier.” Dat je een vies neukbeest bent, ja?”  Hij lachte er eigen lijk iets te schel bij maar keek tegelijkertijd Rogier spottend aan. ” Wel godver…”

Jack dook weg. Dat had hij in zijn politietraining goed geleerd. Rogiers vuist schoot door in het luchtledige en belandde met ene knal tegen een van de dikke essen langs de kant van de dijk. Hetbloed droop eraf en Jack kon niet nalaten te zeggen: ” Nou, dat zijn drie of vier middenhandbeentjes.” Hij schaterde het uit maar liep toen met grote passen door. Epie en Hepie hadden zich van het gesprek niets aangetrokken en hadden de lijn volledig uitgerold. Meteen snelle blik keek hij achterom waar Rogier nog steeds stond te janken als een jong speenvarken. Jacks wraakzucht was nu op volle toeren en hij wierp Rogier een kushandje toe om vervolgens zijn wandeling voort te zetten. Even luisterde hij goed om te horen of Rogier achter hem aan kwam zetten maar waarschijnlijk deed zijn hand teveel zeer en ” met een beetje geluk”  ook zijn elleboog en schouder. Fluitend vervolgde Jack zijn weg terwijl Epie en Hepie vrolijk springend voor hem uit liepen.

Het was de dag van de ontmoetingen. In de verte, net om de hoek, nog op  het Rietveldse Pad kwam al weer iemand aanlopen die Jack meende te kennen, of liever: herkennen: Albert Passier. Wat moest die hier? Hij woonde in de vogelbuurt en deze buitenweg was toch altijd nog een flink eind van hem vandaan en…Albert wekte nou niet echt de indruk een echte natuurwandelaar te zijn. In Jack ogen was hij vooral een losbollige oproerkraaier die met elke opstandeling meeschreeuwde. Inmiddels vroeg hij zich af of Albert hen ook zou herkennen. Natuurlijk, als Jack Klotepote de politieman was hij een bekende figuur in de gemeente maar zou Albert Passier dat weten?

Passier draaide niet het Bedelaarsbos op maar liep recht door richting Boskoop en om de een of andere reden werd Jacks aandacht getrokken. het was alsof hij elk moment een soort criminaliteit verwachtte als hij Albert in de buurt zag. Natuurlijk, Jack was in het egzelschap van zijn twee hondjes en hij kon onmogelijk heel lang achter de boef aan blijven lopen maar toch…zolangzamerhand had hij de kruising Rietveldse Pad-Bedelaarsbos bereikt. Hij kon Albert Passier nu alleen nog maar op zijn rug zien maar dat was voldoende om te zien hoe hij de oprijlaan van een van de boerderijen opliep Jack maakte zijn ogen tot spleetjes en keek goed welke boerderij dat was., Dat kon alleen maar bruikbare informatie zijn…dacht hij. Met ruime passen liep hij nu langs het Rietveldse Pad terug naar de stad. Het werd tijd om de hondjes eens iets lekkers te geven. Thuis…hij genoot al van de gedachte aan een onvervalst zelfgemaakte capucciono en eenbroodje brie voor zichzelf.

Albert sloop voorzichtig van de oprijlaan terug. Hij moest naar alle kanten goed uitkijken want om de hoek van de schuur stond ene venijnig grommende Rottweiler en daar wilde hij liever niets mee te maken hebben. Hij moest de indruk wekken dat hij gewoon alleen maar even aan de voordeur was geweest.,Deze keer had hij het gevoel dat hij Jack Klotepote om de tuin had geleid. De rechercheur had natuurlijk nooit gedacht dat hij hem zou herkennen maar dat was wel het geval. Hij kende bijna iedereen die bij de politie werkte van gezicht en zeker Jack Klotepote. Verder ging zijn tocht weer, richting Boskoop, ja want in die plaats moest hij  vanmiddag zijn en hij was gaan wandelen. om geen andere reden dan dat het goed was voor hem.

Jack vond vanaf het Rietveldse Pad naar de bomenbuurt een heel eind lopen. Dat is het ook  maar de hondjes met hun korte pootjes leken daar helemaal niet om te geven. Ze zetten tien keer zoveel pasjes als de baas maar klaagden niet. Een enkele keer bleven ze staan bij een plas water om wat te lebberen en dan konden ze er weer heel goed tegen. Intussen liep Jack zich af te vragen wat voorrol Albert Passier precies speelde. Voor zijn gevoel kwam hij de man de laatste tijd wat teveel tegen. Dat kon geen toeval zijn.

3 1

De eerste regens van de nieuwe herfst waren begonnen. Het was half september en Jack gokte erop dat er geen fatsoenlijke nazomer meer zou komen. Zoveel had hij van zijn familie altijd wel begrepen, ” als het na half september plenst, iedereen de open haard aan wenst”. Voorzichtig had hij de verwarming maar weer eens een uurtje in de ochtend aangedaan want er kwam in de familie ook veel reumatiek voor en die hoopte hij nog lang buiten de deur te houden. Hij had nu al vaak ‘s morgens vroeg van die stijve knieen! Hij merkte ook dat hij vaker ” moe”  was dan zijn vader die toch 35 jaar ouder was…

Het was zondag en Marijntje moestw erken. De vraag voor Jack wat nu: wat ga je doen? Je moeder opzoeken? Meteen kwam er een ontevreden trek over zijn gezicht. Moeder opzoeken, dat was in het huis van vader en daar wilde hij echt zo min mogelijk komen. Dan maar ene flink eind lopen met Epie en Hepie? Dat was misschien wel een idee. Misschien kon hij een het Zaanse Rietveld ingaan zodat die beestjes ook eens los konden. En dan maar hopen dat ze niet achter de ganzen aan zouden gaan natuurlijk. Hoewel, de boeren in de buurt zouden hem daarvoor waarschijnlijk een beloning geven. Die waren moordlustig genoeg als het om ganzen ging. De Nijlganzen hadden de macht overgenomen in het Groene Hart, zeiden ze wel eens meesmuilend. Hoe dan ook, Jack besloot zijn regenjas te pakken.

Intussen schoot hem wel iets in gedachten. Bij de demonstratie op zaterdag van de club van Eefie was een dode en 23 gewonden gevallen. Wie daar niet bij was, was Albert Passier. Albert was een jongen die Jack vanaf zijn eerste politiedag in de gaten had gehouden. Altijd was er wat geweest van van dag tot dag was het erger geworden: winkeldiefstallen, auto-inbraken, geweld tegen vrouwen op straat en ga zo maar door….  De man had in de demonstratie meegelopen maar toen hij Jack zag, was hij weggedoken en toen het eenmaal helemaal uit de hand was gelopen, was hij nergens meer te zien geweest. Typisch gedrag van Albert als hij iets op zijn kerfstok had. Albert was het voorbeeld van een laffe rotzak!

Eigenlijk was hij niet van plan zijn zondag erdoor te laten verpesten en hij besloot pas morgen achter de zaak aan te gaan. Dat ging helemaal tegen zijn normale werkwijze in maar hij had nu echt even tijd en ruimte voor zichzelf nodig. Lekker buitenlopen, misschien kwam hij er dan wel vanzelf achter waarom Albert hem alsmaar zo in het hoofd zat. Liever geen computer vandaag, nee, hij moest er niet aan denken! Van computers kreeg je pijn in de nek en hoofdpijn, jeukende ogen en het gevoel dat je beter iets anders kon gaan doen. Nee, kom op, er op uit met de honden!

Rogier van den Kasteele keek verveeld naar het gezicht dat hij voor zich zag. Het was zijn eigen gezicht in de spiegel. Wat een bleke, doffe kop!  Wat deed je aan zoiets? Hij tilde een wenkbrauw op maar het gezicht bleef er even bleekjes en dof uitzien,alsof er al in dagen niets meer was gebeurd. Dat was ook zo, hij had al in twee weken geen vrouw meer gehad. Zelfs Eefie was niet langs geweest en haar geilheid kende toch haast geen grenzen. ” Waar zijn de wijven tegenwoordig nog”, verzuchtte hij tegen zichzelf. Hij was eraan gewend uit het blote hoofd een lange lijst van vrouwen te noemen waarmee hij een relatie onderhield. Dat lukte nu helemaal niet. Hij wist er niet een te bedenken. Hi had de hele kudde wel ene keer voor het hoofd gestoten of beledigd en dus hoorde hij al tijdenlang geen hijgerige stemmen meer aan zijn mobieltje. nDaar moest eens verandering in komen.

Misschien moest hij eens iets doen wat hij nog nooit had gedaan. Gewoon buiten wandelen in de frisse kou, de wind door zijn haren en zijn hersens. Dat zou vast geen kwaad kunnen. Dat wil zeggen, dat hadden ze hem wel eens wijsgemaakt en er was niets dat hem nu tegenhield om het te doen. Er zou vandaag toch niemand bij hem langskomen. Een wandeling in het Zaanse Rietveld waar hij vanuit Da Vinci op uitkeek, dat moest te doen zijn. Langzaam stond hij op en begon hij zich aan te kleden.

Zeldzaam! Vond Jack, zo op zondagochtend viel er in het Zaanse Rietveld niemand te bekennen, zelfs niet tegen het eind van de ochtend. Juist nu viel er zoveel te beleven, de stilte te horen en de vogels die met hun getwitter de stilte accentueerden. Getwitter! Hij moest er haast om lachen. Al die Engelse woorden en dan nog…het idee dat vogels aan het twitteren waren maar vooruit…    Hi stapte stevig door langs het Bedelaarsbos en verwonderde zich erover hoe ver hij kon wandelen en…hoe ver Epie en Hepie konden lopen. Met hun korte pootjes hadden ze dezelfde afstand afgelegd en ze leken nog op geen stukken na moe te zijn. Langzaamaan voelde hij trouwens ook de moeheid uit zijn eigen lijf wegvloeien. Hoewel…in de verte naderde iemand die hij liever niet had ontmoet. Rogier? Dat was wel de allerlaatste die hij had verwacht op een wandeling door de natuur en behoefte aan een gesprek met hem had hij al helemaal niet. Hij keek om zich heen hoe hij aan een ontmoeting kon ontsnappen maar de weg liep tussen de bomen alleen maar kaarsrecht door. Nergens was een afsplitsing. En omkeren…nee dat was een vlucht…dat zat niet in hem.

Het was maar goed dat hij de gedachten van Rogier niet kon lezen. De playboy zag de politieman naderen en er verscheen ene vreugdevolle grijns op zijn gezicht. Misschien viel er nog iets af te zeiken? Met extra grote passen stapte hij in de richting van Jack en intussen haalde hij zijn prachtige digitale camera tevoorschijn … het leven was mooi!

30

Er was voor die dag een demonstratie aangekondigd en de burgemeester had geen goede aanleiding gezien om die te verbieden. Toch hield Jack zijn hart vast want het was een demonstratie waaraan tante Eefie veel voorbereidend werk had besteed. Dat kon nooit veel goeds betekenen. Zijn tante had hem gerustgesteld want de demonstratie was volgens haar vooral bedoeld om de oude normen en waarden onder de aandacht te brengen. Dat had Jack er niet geruster op gemaakt.

De burgemeester staarde intussen bezorgd uit het raam. Hij had besloten deze zaterdag op het stadhuis te zijn. De demonstratie zinde hem niets. ” Oude normen en waarden”, dat betekende meestal niet veel goeds, gonsde het in zijn hoofd. Nadenkend streek hij zich door zijn zilvergrijze haar. Hij trok zijn jasje recht ook al had hij zijn vriendin aangeraden deze dag weg te blijven uit Alphen aan den Rijn. Dan kon je nog beter in het Rotterdam van de Leefbaren zijn! ” Zin in de toekomst”, mompelde hij met een sarcastische glimlach op de lippen. ” Nou, die mag dan wel heel wat beter worden dan vandaag.”  Maar ja, hij moest boven de partijen blijven staan natuurlijk.

Tegenover hem zat de wethouder van integrale veiligheid en de burgemeester vroeg zich af of de glasverzekering voor het stadhuis wel was betaald. Weg spinraggen en muizenissen. ” Moeten we de ME achter de hand houden>”  De burgemeester knikte. ” Ja, hoe langer ik erover nadenk, lijkt me dat ene goeie gedachte. Ik had die verdomde demonstratie toch moeten verbieden.” De wethouder haalde zijn schouders op. ” Het maakt niet uit wat er gebeurt”, zei hij lijdzaam. ” Rechts rukt op en we kunnen ze maar beter hun frustraties laten uitleven, dan waait deze idiote wind misschien sneller over.”  De burgemeester schudde zijn hoofd. ” Maar denk eens aan de kleine ondernemers in het centrum die er straks weer het slachtoffer van zijn?’ zei hij fel. ” Loopt het op kapotte winkelruiten en in elkaar geslagen bezoekers uit?” Zijn ogen richtten zich nu op de korpschef maar die keek haast schuldig naar beneden. Hij durfde er geen uitspraken over te doen. ” Ik kan alleen beloven dat we raddraaiers snelrecht geven”, zei de officier van justitie die bij de bijeenkomst zat. De burgemeester knikte een klein beetje hoopvol. ” Het is nu te laat, we moeten inderdaad afwachten en er het beste van hopen”, gaf hij toe. Nog ene keer keek hij uit het raam en beneden op straat zag hij hoe demonstranten zich.  verzamelden.  ”Kopvoddeen”, bromde hij tegenzichzelf. ” Bij mij zitten die IN mijn hoofd.”

De stoet begon al aardig vorm te krijgen. Voorop liepen een paar jongens met rood-witte vlaggen met wolfsangel, zij stelden zich voor als leden van het Actiefront. Daarachter werd tante Eefie omringd door een hele groep volgelingen, vooral vrouwen die riepen om de bescherming van hun kinderen en mannen Een van de vrouwen herkende Jack als de echtgenote van een chauffeur van de Rijnstreekhopper. Toch nog iemand die iets met een buschauffeur had te maken dus!

De stoet zette zich nu in beweging en de jongens van het Actiefront zwaaiden wild met hun vlaggen. Tante Eefie en de andere opgewonden vrouwen schreeuwden ” Kopvodden van straat, anders maken wij ons kwaad”  en ” verscheur de Koran, zolang het nog kan.”  De stoet marcheerde voorbij het Steppingstone gebouwen het Grand Cafe De Zaak waar op dat moment nog niet zoveel gasten te bekennen waren. Meteen daarna stampte het gezelschap de brug over. Het viel Jack tegen dat er toch nog zo’n lange rij demonstranten te vinden was geweest. Achteraan liep ene groepje zestienjarigen dat zo nu endan de Hitlergroet bracht en keihard schreeuwde ” Weg met de Joden”  totdat Eefie hen er op wees dat het om moslims ging. ” Weg met de moslims”, riepen zij daarna gehoorzaam in koor en m0et een verbaasd gezicht.. Mochten de Joden deze keer wel blijven?

Met veel geschreeuw trok de optocht nu de Van Mandersloostraat in. De winkeliers wierpen bezorgde blikken naar buiten in de hoop dat het bij ene beetje geschreeuw zou blijven. Het was nog vrij vroeg op de zaterdagochtend en de winkels stonden nog niet vol. Toch begon het publiek langzaamaan binnen te druppelen.  Op zaterdag mochten zij hun omzet niet missen. Misschien zou het allemaal met een sisser aflopen. Op een bepaalde manier was het ook een gewone zaterdag. Zonet nog was het draaiorgel gepasseerd dat zo meteen aan zijn rondtocht zou beginnen.

Verder ging het en het roepen en zingen ging steeds verder totdat uit het publiek iemand naar tante Eefie riep ” Je moeder is een hoer!”  De man die het geroepen had, keek trots maar ook wel een beetje verbaasd om zich heen. Hij had het toch maar gedurfd! Een van de demonstranten vloog uit de optocht weg en krijste: ” Je bent een smerig zwijn, een hond!” Meteen rollebolden de twee mannen over straat en daarmee was de beer los. Demonstranten entoeschouwers vlogen elkaar in de haren onder het uitschreeuwen van ” Allah zal de ongelovigen treffen”  en ” fascistische geitenneukers” en meer literaire uitdrukkingsvormen. De achterlijken tegen de voorlopers, zo leek het. Jack kon niet nalaten al die gedachten te laten passeren/ Plotseling zag hij hoe bij schoenwinkel Van Keeken een stoeptegel door de ruiten vloog. Het ding kwam trouwen met dezelfde vaart terug. Van Keeken liet zich niet afbluffen!

Op sommige plaatsen waren jongetjes bezig vuurwerk aan te steken dat ze vervolgens midden in de massa gooiden. Een paar jongens met wolfsangelvlaggen hakten op het draaiorgel in. De Downsyndroomjongen die erbij liep werd nog net op tijd door een …vrouw met hoofddoekje weggetrokken, anders had hij ene klap met ene vlaggestok gekregen. Tante Eefie krijste dat ze stenen moesten verzamelen omdat de moslims Alphen overnamen en in de portiek van de Kruidvatdrogist ontplofte vuurwerk zodat de barsten in de ramen sprongen.    Over Jack kwam een vreemd soort opwinding. Zelden had hij zoveel dynamiek in het Alphense stadshart meegemaakt.

De ME rukte op, stoeptegel voor stoeptegel. Het viel niet mee om de raddraaiers van de andere raddraaiers te scheiden maar het werk vorderde wel. Plotseling klonk een schot…recht voor de ingang van de Aarhof bleef ene jongen van een jaar of achttien op de grond liggen. Het bloed stroomde uit zijn borst en mond. Ineens wisten betogers en hun tegenstanders het allemaal zeker. De kogel was uit een politiepistool gekomen.

29

Voor het eerst van zijn leven woonde Jack een raadsvergadering bij. Dat was bijzonder want hij was nooit eerder in de ” Glasbak”   zoals het stadhuis werd genoemd, geweest. Nou ja, wel met de moord op Roel Witzand natuurlijk maar verder niet. Hij vond het uitzicht aardig maar een beetje een muffe geur hing er wel. Er liepen ook vooral wat bozig kijkende, deftige dames en heren rond, de meten in lang al was er een in korte broek komen opdagen.

De raadszaal was nog leeg maar Jack vond wel dat er ene soort zucht in de atmosfeer hing. Hij zou het liefste meteen weer zijn weggelopen maar zijn vriendin wilde bij de vergadering aanwezig zijn. Er kwam een onderwerp over De Bruggen aan de orde. Ze had Jack al verteld dat ze desnoods van plan was te gaan zitten klappen. Ze had gehoord dat zoiets bij zelfstandigheid en mondigheid hoorde. Het leek Jack iets verschrikkelijks maar goed, hij had besloten zich er zo min mogelijk van aan te trekken. Martijntje mocht blij zijn dat hij mee was gegaan.

Toen de raadsleden binnenkwamen, zag het er ene beetje of er een schoolklas volstroomde, zo kreeg hij het gevoel. Aan het hoofd van de ronde tafel gingen twee deftige heren zitten die zeker leiding gingen geven aan het geheel. Nou, het zag er nog niet erg opwindend uit. En dan te bedenken dat die vergaderingen integraal door de lokale tv werden uitgezonden! Wie keek daarnaar?

Aan de overkant was een tafeltje opgesteld met een bordje ” Pers”.  Daarachter zaten drie pas afgestudeerde kindjes, zo leek hem , samen met hun opa. Ja, er zat ook een oudere heer bij die de indruk wekte dat hij al precies wist wat er ging komen.  Nou, dat beloofde nog wat voor de berichtgeving. Wie weet, misschien had die ouwe zijn verhalen al lang geschreven. Hij ging ook wel verdacht familiair om met de meeste raadsleden. Brrrrr…..

De ene grijze man aan het hoofd van de tafel dreunde nu met een hamer op zijn tafel en zei dat de vergadering geopend was. Nou mooi dan…  Onderwerp een ging al vast niet over De Bruggen. Ook dat beloofde nog wat. Heel veel uurtjes zitten. En ja hoor, toen gingen ze nog stemmen over functies waarvan Jack echt niet begreep wat het belang ervan was. Iets bij het waterschap en de bibliotheek. OK, volgende hamerslag. Weer geen Bruggen.

” Komen jullie nog aan de beurt”, fluisterde hij Marijntje in haar oor. Zijn vriendin keek hem verbaasd aan. ” Heb je de vergadering niet bekeken? Het is punt 16 pas! Jack slikte, o ja, de agenda. Nee, daar had hij nog niet naar gekeken. Niks bijzonders want bij een concert keek hij ook nooit in het programma. Even werd zijn aandacht trouwens wel gegrepen. Het debat ging nu over de aanvulling van bevoegdheden van gemeentelijke toezichthouders. Voor hem als politieman was dat van belang. Het zou kunnen dat hij daardoor wat minder werk kreeg. Teozichthouders en politie werkten steeds meer samen. Nu bestond de kans dat de gemeente-ambtenaren ook een wapen mochten gaan dragen. Dat zou minder assistentie-uurtjes in de week betekenen. Jack lachte, de gemeentepolitie was aan haar comeback bezig…

Een bode bracht koffie en dat was natuurlijk altijd aantrekkelijk,z eker hier. Jack begon tegen de slaap en de pijn in zijn linkerbeen te vechten. Hij kon het niet laten nog even te kijken naar de opa van de pers. Die man zat volgens hem meer grapjes met het publiek achter hem te maken dan dat hij luisterde. Wat zou er van dat verhaal terechtkomen? Wonderlijk ook vond hij die raadsleden die middenin een vergadering ineens opstonden en een beetje gingen smoezen met iemand van een andere partij. Wat was daar de bedoeling van? Was dat de voordeur van de achterkamertjes?

Agendapunt 9, nou ze schoten wel op zeg. Het was inmiddels al 23.15 uur. Als het in dit tempo verder ging, zouden ze om een uur of twee vannacht vast de uitslag te horen krijgen! Maar ho, wat was dat? De man in de korte broek vroeg er ineens om het punt over De Bruggen als eerstvolgende te behandelen in verband met het publiek op de tribune. Kijk, dat was nou de eerste keer dat hij iemand aardig begon te vinden vanavond. Jack kauwde op zijn vingers. En ja hoor, de raad stemde in.

Het punt over De Bruggen was ana de beurt…eerst had de wethouder nog ene heel verhaal dat hij kennelijk niet eerder aan de raadsleden had kunnen vertellen. Je kon aan de leden van de raad zien dat zij het moeilijk hadden om hun mond te houden tijdens het hele verhaal, ja het was nog al wat. ” Begrijp jij waar het over gaat?” vroeg Jack aan zijn vriendin maar zij haalde haar schouders op. ” Geeft niet, het komt nog wel.”

En inderdaad, van tijd tot tijd ging de discussie over dingen waarmee de verzorgsters daadwerkelijk te maken hadden. En inderdaad, zo nu en dan klapten de dames op de tribune in hun  handen, Marijntje ook. Natuurlijk, Jack klapte dan driftig mee. Hij stond achter haar, bij alles wat ze deed, dat had hij al zo vaak gezegd. En ondertussen  bleven zijn blikken onophoudelijk gericht op persopa.

Die man zat echt dingen op te schrijven. Hij, Jack moest morgen toch maar eens alle kranten doorlezen. Het zou hem benieuwen wat er klopte van die verhalen in de krant. Hij had het nu eens zelf meegemaakt. Plotseling schoot een andere gedachte door zijn hoofd. Hij had het gevoel dat hij wel erg reageerde zoals zijn vader dat ook altijd deed. Kon je je daar dan nooit van losmaken?

28

Veel was hij ermee natuurlijk niet opgeschoten. Bottinga was nu eenmaal de baas, dat was duidelijk. Jack probeerde het broodje bij de lunch nog te laten smaken maar dat viel niet mee.  Straks gingen ze de zaken nog voorstellen alsof hij niet kon ondervragen! Nee, er zat hem iets helemaal niet lekker. Dat meisje had er naar zijn mening niets mee te maken. ” Of vond je het gewoon een lekker ding?”  vroeg een vuil, geniepig, klein stemmetje in zijn binnenste. Ach kom, hij had toch Marijntje, wat moest hij met…hij moest toegeven dat hij wel een erectie had gekregen tijdens de ondervraging. Vooral toen het zo hard tegen hard ging. Zou Bottinga dat ook hebben? Zou hij daarom zo tekeer zijn gegaan?

Hoe dan ook, Jack was er niet tevreden mee al merkte hij dat zijn broodje wel weer wat beter begon te smaken. Ja, het pelzier kwam wel weer een beetje terug. Hoe verder Jack met zijn broodje vorderde, des te meer kreeg hij het gevoel dat er aan zijn manier van ondervragen niets mankeerde maar…hij wist nu wel hoe Bottinga het wilde hebben. Daar moest hij maar eens rekening mee houden. Voorlopig was het toch zaak de inspecteur tevreden te houden. Misschien was De Hond op die manier wel brigadier geworden.

Hij kauwde nu het laatste stukje van zijn broodje op, klokte een slok koffie weg en stapte de deur uit. Ja, hij had al betaald. Fluitend ging hij nu terug naar het politiebureau en onderweg keek hij iets zonniger naar de Marokkaanse moskee tegenover het bureau. Wat ene rpachtig, fijngevormd gebouwtje was dat toch! Het leek of de dag niet meer stuk kon. Hoewel, meteen bij de deur van het bureau liep hij Ada tegen het lijf. Dat moest natuurlijk ook wel, zo dacht hij…meer ruimte was er niet bij de ingang…

“Diet-ie het lekker, die Primus?”  flapte hij eruit terwijl hij haastig naar binnen glipte. Hij was de hoek al om toen Ada nog stond te bedenken wat ze terug zou zeggen.Ze had dat wel vaker de laatste tijd, ze leek niet zo scherp gebekt meer als vroeger. Met een zucht stapte ze de middagzon in, in de wetenschap dat Jack in elk geval niet van het mooie weer kon genieten.

Dat klopte want Bottinga had op zijn bureau ene dikke stapel documenten gedropt met een briefje. ” Wil je dit uitzoeken? Het zijn allemaal oude zaken die mogelijk verband houden met de moord op Roel. Ik wil zeker weten dat we nietsuit het oog verliezen.”  Jack trok ene ontevreden gezicht. Hij kreeg het idee dat zijn baas hem afscheepte met ene hoop papierwerk zodat hij zelf verder zijn gang kon gaan. Hij moest er nog eens even over nadenken hoe hij onder deze rotklus uit kon komen.

Omdat hij daar voorlopig nog geen list had bedacht, moest hij eerst maar eens in de papieren duiken. Hoe langer hij las, des te opgewondener raakte hij. Hier was toch echt van alles te vinden over het gedrag van Roel en over de mensen die hij kende. Roels gedrag, de roddels over hem…Jack kreeg een lumineus idee. Hij zou hierover iets op een van de Alphense weblogs moten  zetten. Kijken wat voor reacties hij zou krijgen. Langzaam voelde Jack de spanning in zichzelf groeien. Toen het niet meer te houden was, sprong hij overeind.

“Lijkt me geen slecht plan”, gaf Bottinga toe. ” Laat ze wel een beetje in het ongewisse. Vertel het alleen als roddels, dan kun je zien wat er loskomt. Kun jedat hier, vanaf het bureau doen?”  Jack knikte enthousiast. “Ja zeker…”  Bottinga knikte instemmend. ” Dat zou mooi zijn want dat maakt het voor mij gemakkelijker om mee te lezen.” Jack hield deze keer wijselijk zijn mond dicht over de wenselijkheid daarvan.

Opgetogen was hij omdat hij van het papierwerk af was. Aan de andere kant boeide het dossier op zijn bureau Jack ook wel. Er stonden zoveel leuke details in. Misschien was er wel iets bij dat hij heel goed kon gebruiken bij zijn strijd tegen Primus en Ada en…bij de behandeling van andere zaken zoals de moord in het Hengstenbos. Afwisselend schreef hij nu wat teksten op blogs en las hij de teksten uit het dossier.  Zo nu en dan kreeg hij er bijna rooie oren van.

Erotisch kon je de verhalen niet noemen maar misschien kwam er die middag nog verandering in. Bottinga meldde zich opnieuw aan zijn deur. ” We gaan dat meisje nog eens even ondervragen”, zei hij. ” Als ze weer niets loslaat, moeten we haar laten gaan.”  Jack knikte en het schoot even door hem heen. Was de inspecteur eigenlijk wel getrouwd of zoiets?  Zou die man uitsluitend kicken op het intimideren van de lekkere dingen in de verhoorkamer?

Ze zat er weer…onverdroten, niet angstig maar wel zelfbewust.” Wat doe ik hier eigenlijk nog?”  vroeg ze zuchtend. ” Jullie letten toch niet op wat ik zeg. Je blijft maar doorzagen en ik heb gezegd wat ik te zeggen heb.” Bottinga grijnsde: ” Ja en de meesten die bij ons op bezoek komen zitten verschrikkelijk te liegen. Dat zul jij ook wel doen.” Jack probeerde zijn zucht niet te laten horen. Het zou vast een lange middag worden, vreesde hij.

.

27

Bottinga keek strak naar de aantekeningen die voor hem op het bureau lagen. Hij voelde zich betrapt. Jack had hem zojuist gevraagd hoe het de vorige dag was geweest bij de ” Haastige Kabouter”  en eigenlijk had de inspecteur helemaal geen zin om daar antwoord op te geven. Hij voelde er niets voor zich te verantwoorden voor ondergeschikten, zeker niet als ze Jack Klotepote heetten. Daar kwam bij dat de agent zeker zou willen weten waarom hij met Ada de Hond op stap geweest terwijl hij haar met opzet en om tactische redenen had uitgekozen. Nee, het ging Jack allemaal niets aan. Met een ruk stond hij op. ” Kom we gaan naar de verhoorkamer:”, zei hij droogjes. ” Daar zit iemand op ons te wachten.

Jack voelde zich door die opmerking behoorlijk overvallen. Was er iets te doen in de verhoorkamer dan? Zonder protest stond hij ook op en volgde hij de inspecteur. Hun voetstappen klonken wat hol op de gang want er waren maar weinig mensen in huis. Meer blauw op straat, de campagne, begon haar vruchten af te werpen. ” Minder typen, meer fietsen”  was de boodschap. De inspecteur stopte nu bij de deur van de verhoorkamer. ” Hij legde zijn vinger op zijn mond en zei toen zachtjes: ” Binnen zit een verdachte van de moord op Roel Witzand.”  Jack keek hem ongelovig aan. Waar kwam die eens vandaan en waarom had hij daar nog niet eerder iets van gehoord?

Binnen zat een jong, angstig meisje met grote bruine ogen en een zwart t-shirt en zwarte spijkerbroek. Haar zwarte haar hing tot verover haar schoudersHet zwarte aanzien werd uitsluitend doorbroken door de metaalkleurige piercings in haar neus, oren en lippen. Jack zag er geen moordenares in maar een zielig, hulpeloos vogeltje maar hij wist dat hij op moest passen. Hij was nu eenmaal erg gevoelig voor zieligheid.  ” Zo”, bulderde de stem van de inspecteur meteen al bij het binnenkomen. ” Dus jij hebt Roel Witzand vermoord!” Het meisje, Jack schatte haar een jaar of zestien, schudde meteen hevig haar hoofd en de tranen biggelden meteen al over haar wangen. ” Nee, meneer, ik heb niemand vermoord.” ” Natuurlijkw el”, schaterde de inspecteur meteen. ” Je hebt hem vermoord omdat hij niet aan je liefdeswens tegemoet wilde komen. Zeg nu maar even hoe je hebt gedaan, dan zijn we klaar en ga je de bak in.”

Jack begon zich inwendig op te winden over het optreden van de inspecteur maar hij wist ook dat intimidatie een methode was om bekentenissen af te dwingen. Hij besloot er voorlopig niet op in te gaan maar het meisje keek bijna hulpvragend naar hem. ” Nou Puck Warstra, komt er nog wat van?”  drong de inspecteur aan. Het meisje schreeuwde woedend door de kamer: ” Ik heb niemand vermoord en ik was niet verliefd op Roel Witzand. Hij zat achter mij aan omdat hij mij…” ” Ja, wat, wat, wat?”  vroeg de inspecteur namaak geirriteerd. Puck slikte haar laatste tranen weg en keek de inspecteur verontwaardigd aan. ” Omdat hij steeds meisjes afleverde bij Bertus Primus die ze dan weer uitleende aan goed betalende klanten. Roel verdiende daar goed mee, dat baantje op het stadhuis was maar voor de grap…”

Jack knikte nu nadenkenden en tegelijkertijd keek hij haar bemoedigend aan. ” Maar hoe wist je dat Roel dat deed?”  vroeg hij vriendelijk. Puck aarzelde geen moment. ” Hij had al twee vriendinnen van me erbij gelapt. Ze zijn allemaal misbruikt door smerige oude kerels…”  Bij die laatste woorden kon ze niet nalaten even naar de inspecteur te kijken. ” Ze werden afgescheept met een flesje champagne en gedwongen de volgende keer weer te komen. Er werden foto’s van gemaakt en die zou Primus aan hun ouders laten zien als ze niet weer kwamen.”  Jack trok een zuinig gezicht. ” en kun je me ook vertellen hoe die vriendinnen heten?”  vroeg hij nog voordat de inspecteur zijn volgende vraag zou stellen. Het meisje knikte. ” Ja zeker, het zijn Annelies Weering en Gerda Bouwhaak  maar zeg alstublieft niet dat ik dat heb verteld. Ik wil ze niet verraden. Ze krijgen vast last met hun ouders.”  De inspecteur keek Jack aan met een blik die ongeloof en tevredenheid uitdrukte. ” We zullen dat eens even nagaan. Ondertussen blijf jij hier. Ik heb je ouders gebeld, die zullen zo wel komen.”

” Waarom ging u zo tegen haar tekeer?”  vroeg Jack even later aan de inspecteur toen ze weer op diens kamer zaten. ” Dat meisje is nog maar zestien…”  Bottinga grijnsde. ” Je moet nog veel leren, vriend”, zei hij kortaf. ” Doordat ik zo tekeer ging, kreeg jij de kans de aardige politieman uit te hangen en kreeg je je antwoorden meteen.” ” Maar het is nog ene kind…”  herhaalde Jack. De inspecteur schudde zijn hoofd. ” Beste jongen, als we ons daarvan iets aan zouden trekken, hier, dan hoorden we nooit iets en dan zouden we nooit iets oplossen. Je moet dreigen, bot zijn, slijmen en vriendelijkheid tonen, alles op z’n tijd. ”  ” Ja, en zo krijgen we valse bekentenissen”, bracht Jack er tegenin. Bottinga keek hem woest aan. ” Als je inspecteur bent, mag je het op je eigen wijze doen”, rondde hij af.

Jack had die dag geen trek in de lunch. Hij liep de deur van het bureau uit en wandelde buiten op straat een tijdje rond. Hij had behoefte aan frisse lucht. Soms leek een politiebureau verdacht veel op een bomenkwekerij, dacht hij. Binnen in hem kookte er iets en in zijn hoofd zei een stemmetje: ” Die woede moet je temmen, Jack.”

26

Het moet gezegd worden: de reputatie van Jack was er de laatste tijd op vooruitgegaan. Zijn samenwerking met inspecteur Bottinga was niet onopgemerkt gebleven en sommigen benijdden hem er zelfs om. Hij begon  bij het korps nu ook vrienden te krijgen. Zijn beste vriend was Sjoerd Barrevoets en een andere goede vriend was de politiereceptionist Ahmed Aboulah. De laatste was in dienst gekomen bij het korps tijdens een campagne om meer mensen met een ” nieuwe achtergrond”  bij de politie aan te nemen. Ahmed was een bescheiden jongen die naast zijn werk bij de politie ook veel vrijwilligerswerk in de moskee deed, zoals bardiensten. Hij ging er prat op de grootste kenner van theesoorten van de moskee te zijn.

Sjoerd was afkomstig uit Suriname en had de kleur van iemand die het hele jaar dagelijks de zonnebank bezocht. Hij was een fervent tegenstander van Desi Bouterse maar liet zich daarover op het werk zelden uit. Met Jack had hij er wel hele gesprekken over. Jack begon langzaamaan te begrijpen waar de schoen wrong als het om de decembermoorden ging en er was echt veel meer aan de hand dan acht slachtoffers.

Sjoerd en Ahmed waren niet alleen Jacks vrienden. Ze waren ook op hun eigen voordeel uit. Misschien was het mogelijk via Jack een paar treden omhoog te komen in de politiehierarchie. Jacks goede samenwerking met Bottinga zou in hun voordeel kunnen zijn. Maar…vrienden waren het ook en van tijd tot tijd doken ze met z’n drieen het cafe in, ook al gingen ze nooit kijken bij Bertus Primus. Die kroegen waren hen te duister….

“Kom mannen”, riep Jack ” We gaan naar de ” Eenzame Waggelaar” “, vaak was het Jack die de voorstellen deed en fietsten de twee anderen achter hem aan. ” Eenzame Waggelaar”?”  herhaalde Sjoerd. ” Waar is die tent? ” Hij is pas nieuw, vlak om de hoek. Ik ben er afgelopen zaterdag voor het eerst geweest. Leuk publiek, lekkere muziek, echt alles wat we nodig hebben.” Sjoerd en Ahmed keken elkaar aan en gaven een vette knipoog nar elkaar. ” Doen we.”  Niet lang daarna lieten ze hun fietsen met gillende remmen voor de deur van het nieuwe cafe stoppen. Met een oog keek Jack even naar de overkant van de straat waar een kroeg van Bertus Primus was gevestigd ” De Haastige Kabouter”. Jack had de Eenzame Waggelaar  niet voor niets uitgezocht. Hij hoopte vanuit dit cafe wat ” bewegingen”  te kunnen ontdekken bij Bertus Primus. Voorlopig viel er niet veel te zien maar Jack koos een strategische plek voor het raam zodat hij steeds uitzicht had op de deur van ” De Haastige Kabouter” .  Ahmed ging aan de pikzwarte thee waar Sjoerd en Jack een stevige bier naast zetten. Voor de verandering eens Jupiler, merk in opkomst.

De mannen bespraken hun ervaringen in de zomervakantie en daarbij passeerde een lange reeks jongeren en soms iets oudere dames. Alleen Jack praatte uitsluitend over Marijntje waar hij zo verschrikkelijk verliefd op was dat het hem bij anderen soms niet eens opviel of het vrouwen of mannen waren. Ahmed en Sjoerd plaagden hem ermee en haalden foto’s tevoorschijn van de vrouwen die zij in de vakantie hadden ontmoet. ” Jammer, dat die van jou allemaal zijn afgedekt”, merkte Jack op. Daarmee doelde hij op de vrouwen die Ahmed de revue liet passeren en die zonder uitzondering een hoofddoekje droegen. ” Nu kun je hun mooie haardos niet zien.”  ” Die is voor mij, voor mij alleen”, grijnsde Ahmed. ” Als het eenmaal zover is.” Jack keek hem geschokt aan. ” Ik wist niet dat je er zo streng in was…” zei hij langzaam. Ahmed grijnsde meteen nog breder. ” Ben je gek man, maar weet je wel hoe leuk het is om zo’n hoofddoek af te nemen? Juist wat je verbergt, trekt aan.”  Sjoerd schiet in de lach. ” Daarvoor ben je vast niet naar Marokko geweest…”  Ahmed trekt meteen zijn meest onschuldige gezicht: “Nee, in Gaasterland, bij Oude Mirdum, bij bakker Twijnstra.” De anderen schieten opnieuw in de lach maar plotseling betrekt het gezicht van Jack.

Bij de Haastige Kabouter is zojuist Bertus naar binnen gegaan. Hij bezoekt al zijn kroegen dagelijks minstens een keer. Jack had hem vanuit een ooghoek naar binnen zien gaan maar nu….van schrik en opwinding springt hij haast overeind. Daar stoppen Ada en….Bottinga voor De Haastige Kabouter. Ada en Bottinga? Wat moeten die samen? Hij stoot even tegen de tafel aan en Ahmed en Sjoerd kijken hun vriend verbaasd aan.” Wat is er met jou?”  Jack wijst naar de overkant maar zijn vrienden kunnen alleen nog maar zien hoe Ada en Bottinga de kroeg binnengaan. Jack vertelt nu wat hij ondertussen heeft zien gebeuren. ” En nu ben jij bang dat de inspecteur en Ada heel goede vrienden zijn, misschien allebei wel vrienden van Bertus?”  klinkt het haast in koor. Jack schudt zijn hoofd. ” Ik weet niet wat ik hiervan denken moet”, zegt hij opgewonden.

” Jij wordt helemaal paranoia, man”, schampert Sjoerd nu. Hij vindt dat zijn vriend overdrijft. ” Weet jij veel wat die twee gaan doen daar? Misschien wil Bottinga wel meer weten van de verhouding tussen Ada en Bertus.”  Jack schudt zijn hoofd. ” Dat gaat hij echt niet in zo’n keet onderzoeken, hoor”, meent hij. Met een stuurs gezicht kijkt hij voor zich uit. In een teug drinkt hij zijn glas leeg. ” Ik moet dit onderzoeken”, mompelt hij.

25

Had het moeite gekost? Ja, het had moeite gekost maar dan was het nu ook eindelijk zo ver. Jack en Marijntje stonden bij de eerste stempelpost van de Alphense avondfietsvierdaagse LAURA. Wie in Alphen woonde, kon het niet ontgaan dat er zo’n fietsvierdaagse was want al weken lang van te voren werd het evenement aangekondigd zodat het vanzelf de ” Tour de Fiets”. zoals Jack dat noemde, elk jaar weer overschreeuwde. En wie had het moeite gekost? Marijntje. Jack had de LAURAaltijd een beetje gezien als het sportevenement voor huisvrouwen maar Marijntje had hem overgehaald door namen te noemen van deelnemers. Die logen er inderdaad niet om: de voorzitter van de Thuiszorgorganisatie, de directeur van de woningbouwcorporatie, de districtschef van de politie en twee van de vijf wethouders en ja…ook de burgemeester was van de partij. GroenLinks had zelfs een heel contingent in groene truien gestoken jongens en meisjes afgevaardigd want ja…de fiets was in die kringen nu eenmaal heilig.

Jack had zich eerst afgevraagd wat hij in ‘s hemelsnaam moest op zo’n fietsevenement. Hij was meer ene jogger dan een fietser maar nu hij in het restaurant van Avifauna goed om zich heen keek, begon hij het te begrijpen. Hij zou vooral goed moeten kijken en luisteren. Kijk, ook de vrouw van Bertus Primus was erbij met twee vriendinnen. De LAURA zou voor hem gewoon een deel van zijn werk worden. Hij hoopte dan ook dat hij zo weinig mogelijk collega’s zou tegenkomen want die konden hem alleen maar van zijn plannen afhouden.

“Wacht nog even”, hij hield Marijntje die graag wilde opstappen bij haar arm tegen. Met een scheef oog keek hij naar de vrouw van Bertus Primus en haar vriendinnen. Het leek hem helemaal geen gek idee om die een beetje in de gaten te houden vandaag en eens te zien wie zich bij hen meldde. Misschien kon hij nog wat flarden van gesprekken opvangen. Dat kon hijnatuurlijk tege Marijntje niet zeggen. Die wilde dat hij genoot van het mooie weer, de frisse lucht en de ontspannende momenten buiten. Nou ja, hij zou wel zien hoe dat allemaal met elkaar te rijmen viel. Het enorme legioen aan zomerrokjes gaf hem nou niet direct een ontspannen gevoel maar meer het idee dat hij als een aas op zijn fiets overal achteraan moest. Een rustige blik opzij in het gezicht van Marijntje maakte dat weer beter. Ze beschermde hem tegen zijn testosteronaanvallen.  Maar even later zag hij weer overal die verrukkelijke blote benen  in de omgeving, hoewel…het leek wel of iedereen ineens zo nodig witte leggings aan moest. Was dat de nieuwe zedigheid? En dan…met UGGS en naaldhakken op de fiets…nou ja…dat zou nog wel lachen worden de komende dagen.

Precies op het goede moment stegen Marijntje en Jack op de fiets. Ze zagen nog net hoe de dikste vriendin van Bertus’ vrouw vriendinnen haast een duikeling maakte in de sloot die een deel van Avifauna omgeeft. ” Oef”, zuchtte Jack en Marijntje keek hem verbaasd aan. ” Moest je niet helpen?”  vroeg zich verwonderd want ze was gewend aan zijn hulpvaardigheid. Op Jacks gezicht kwam een brede glimlach. ” Nee, ik ben al lang blij dat het niet nodig was”, fluisterde hij. Marijntje keek hem onbegrijpend aan en zo wilde Jack het graag houden. Hij legde liever niet uit dat hij niet graag tegen het hele theater van de Prima Donna, zoals de vriendinnen van Primus wel werden genoemd, hoefde aan te kijken.

Marijntje begon haast vanaf de eerste trap met vrolijke verhaaltjes over het mooie weer en de prachtige uitzichten die ze vanaf de fiets hadden. Tussen haar vrolijke gekabbel door hoorde Jack ook nog wel eens iets van de verhalen tussen de Prima’ Donna’s. Gelukkig viel Marijntje de aandacht niet op waarmee hij het gewiebel van de drie formidabele konten voor zich volgde. Zo nu en dan vroeg zij vrolijk ” wat vind jij er van?’  en dat drong dan nog steeds bijtijds tot hem door totdat hij zichzelf voorhield dat zijn vriendin meer aandacht verdiende. Vanaf dat moment ging het beter maar hoorde hij weer minder van het verhaal voor zich.

Ineens was het er, het paaltje in het wegdek en, je had er gif op in kunnen nemen, een van de Prima Donna’s ging er recht overheen. Deze keer moest Jack wel galant zijn en afstappen en helpen. Het gezicht van de haast gezochte dame zat onder het bloed. Jack zag behalve het bloed, de schrammen en de builen nog meer blauwe plekken. ” U valt geloof ik nog al eens”,  kon hij niet nalaten op te merken maar dat kwam hem niet op veel dank te staan. ” Bemoei je met je eigen zaken”, zei de prima Donna met een scheef bekkie dat over de breedte doormidden was gesneden. Nu kwam Marijntje haar vriend te hulp. ” Ondank is ‘s wereldsloon”, snibte ze. De Prima Donna leek haar met haar ogen te willen vermoorden. Marijntje leek er niet erg van onder de indruk te zijn. ” Ok Jack, laat maar weer vallen”, zei ze hard en met grote stappen liep ze terug naar haar fiets. In een eerste opwelling had Jack de neiging aan het verlangen van Marijntje te voldoen maar toen schoot hem iets te binnen. “Bent u niet een van de Prima Donna’s?”  vroeg hij langzaam. DE vrouw van wie hij nog een elleboog vasthield trok langzaam bleek weg. “Scheer je weg!” schold ze.

24

” Je meent het?”  Jack kon het ongeloof in de ogen van inspecteur Bottinga lezen. ” Nou en of ik het meen”, zei Jack scherper dan hij gewend was. Bertus Prima en Ada de Hond zijn samen in een auto gezien en ze hadden de grootste lol.” De inspecteur keek even glazig het raam uit alsof hij diep moest nadenken en ver van het bureau en Jack verwijderd was maar lang duurde dat niet. ” Ik laat dat door iemand anders uitzoeken”, zei hij eindelijk. ” het is op het hele bureau bekend dat jij altijd mot hebt met Ada. Alles wat je daarover zegt zal tegen je gebruikt worden. Niemand vindt jou geloofwaardig als het over Ada gaat.” Jack haalde zijn schouders op. Hij kon zich dat eigenlijk wel voorstellen.

” Ja, ik kan er alleen maar wat aanwijzingen over geven”, knikte hij. ” Er staan allerlei ranzige berichten over op manbft.hond.nl . ” Er is bijvoorbeeld een verhaal over een vrijpartij van die twee op de plek waar we de vermoorde mevrouw hebben gevonden. Bertus schijnt met een scherp mes in Ada naarbinnen te zijn gegaan terwijl zij riep ” ik vind je prikkelend”.  Bottinga blies langzaam wat lucht tussen zijn lippen door. ” Ja, bespaar me de details verder maar”, zei hij langzaam. ” Maar geef wel aan waar al die berichten te vinden zijn en…”  even aarzelde hij…” laat me weten wie het tweetal bij elkaar in de auto heeft gezien.”  Ineens fronste hij zijn wenkbrauwen. ” Is dat trouwens dezelfde?”  vroeg hij. ” Degenen die ze samen in de auto heeft gezien en de getuige van hun gedoe in het Hengstenbos?”  Jack schudde zijn hoofd. ” Ik denk het niet, weet ik niet. Er staan op manbfthond  lang niet altijd namen bij de berichten.” Bottinga knikte nadenkend. Okee, maak een verslag van je bevindingen en geef dat aan me. En….voor je weggaat…laat adjudant Bergmeijer bij me komen. Hij is binnen op het ogenblik.” Jack knikt kort en staat op. ” U heeft het verslag nog vanmiddag”, belooft hij.

Op de gang in het bureau is het doodstil. Het lijkt wel of iedereen op straat is maar daar is geen sprake van. Een groot deel van de agenten is druk bezig rapporten te tikken  Jack vind het allemaal labbekak. Al dat papierwerk. ” Wij horen buiten op straat of bij de mensen thuis voor toezicht en onderzoek”, roept hij vaak maar de anderen lachen er meestal om. ” Dan moeten ze ons allemaal een secretaresse geven”, zeggen ze. ” En misschien moeten we ophouden met die drugsbestrijding.” Dat laatste noemen ze zelden op als ze in een groep bij elkaar zijn maar in een gesprek van man tot man zijn er veel agenten die wel van de drugsbestrijding af willen. ” Het is dweilen met de kraan open”, zeggen ze allemaal ” We zouden beter ons echte werk kunnen gaan doen.”  Jack is het daar helemaal mee eens. Dat opsporen van wietplantages leidt tot helemaal niks.

Juist in de stilte van het bureau kwamen dat soort gesprekken bij Jack heel snel naar boven. Dan probeerde hij te achterhalen wie wat precies had gezegd en of daar iets uit op te maken viel.

De deur van Bergmeijers kamer was dicht en dat was vreemd want de adjudant deelde zijn kamer met brigadier De Hond. Het was regel dat kamers waar een man en een vrouw bureau hielden, altijd open waren. Dat was zo afgesproken om roddels te voorkomen. Niemand had behoefte aan roddels uit het politiebureau.  Het maakte Jack voorzichtig. Even luisterde hij aan de deur maar er kwam nauwelijks geluid naar buiten. Helemaal vertrouwde hij het niet en eigenlijk moest hij ook heel erg plassen. Misschien eerst maar even spetteren dan?

” Wat treuzel je nu, Jack?”  Het was Bottinga’s stem op de gang. ” Durf je niet naar binnen?”  ” De, euh, de deur is dicht…”, zei hij zachtjes. Op Bottinga’s gezicht verscheen een brede glimlach. ” Je denkt toch niet serieus dat …?  Jack grijnsde maar haalde zijn schouders op. Je wist maar nooit. ” Kom op, gooi die deur open”, moedigde Bottinga hem aan. Met een brede zwaai en zonder aarzelen gooide Jack nu de deur open. Wat hij voor zich zag, liet hem wel schrikken al was het iets anders dan hij had verwacht. De adjudant maakte haastig zijn broek dicht. Van Ada was niet te bekennen

” En?”  vroeg Bergmeijer. Het viel Jack op dat hij een ongewoon rood gezicht had en hij leek ook erg te hijgen. Zo ontspannen mogelijk riep hij. Inspecteur Bottinga vraagt of je zo dadelijk even bij hem komt, zodra je tijd hebt.”  Bij die laatste woorden kon Jack een brede glimlach niet onderdrukken. Hij moest meteen wegduiken omdat een doosje paperclips, een bundel pennen en een asbak door de deuropening naar buiten schoten. “Heb je die niet meer nodig?”  vroeg Jack droogjes. Het leek hem beter om daarna meteen de benen te nemen.

De hoek van de gang had hij bereikt voordat Bergmeijer zijn kamer uit was maar het duurde niet lang of de adjudant passeerde. Op weg naar de inspecteur. Jack grijnsde. Zou hij nog eens even wat speurwerk doen op de kamer van Bergmeijer? Zouden ze daar allemaal van die …?  Een stem in zijn hoofd waarschuwde hem. ” Doe dat niet, doe dat niet…je krijgt er spijt van… Met vaste stap ging hij op weg naar zijn eigen kamer. Nog net op tijd om te zien hoe Ada de deur dicht deed…?

23

Het was stil op de Oostkanaalweg, heel stil, zeldzaam stil eigenlijk op dit uur van de dag. Jack wist niet of hij daarin een goed voorteken moest zien of niet maar ja, voortekenen lette hij al nauwelijks meer op sinds hij bij de politie was. Voortekenen leken bij zijn werk toch meestal alleen maar bedriegelijk te zijn. En toch…toch schoot het gevoel van voortekenen even door hem heen.

Het sjagrijnige gezicht van zijn vader kwam hem al heel wat bekender voor. De ouwe man stond bij de ingang van zijn  bedrijf en keek met een blik van spijt naar zijn zoon. “Kom je doen ?” Het klonk haast snauwerig. Jack haalde zijn schouders op. Zijn vader, daaraan was hij na al die jaren wel gewend.  “Je weet wat ik doen kom”, regaeerde hij toch op wat geïrriteerde toon. Die man kon ook altijd heel goed het bloed onder je nagels vandaan halen. “Ik wil niet dat je van mijn huis een verzamelplaats van criminelen maakt”, zei zijn vader op bijna dreigende toon. “Wees gerust, ouwe”, was Jack’s antwoord. “Er komen hier alleen fatsoenlijke mensen zoals jijzelf.” Het leek alsof zijn vader een dikke brok doorslikte want hij had weliswaar geen gevoel voor humor maar hij herkende spot.

Jack liep meteen naar de grote hal waar alle trucks en aanhangwagens stonden en schonk zichzelf een bekertje fris water ui de plastic container in. Water was genoeg op een  dag als vandaag. En nu maar wachten… Hij hoopte ondertussen dat zijn vader niet al te lang bij de ingang van  het erf zou blijven staan en keek daarom even om het hoekje. Inderdaad had zijn vader de plek bij de ingang al weer verlaten. Klaarblijkelijk was hij daar alleen maar gaan staan om zijn zoon te pesten. “Te verwelkomen” zou hij tegen zijn vrouw zeggen maar eigenlijk was het gewoon “pesten”. Nee, vader en zoon zouden nooit maatjes worden.

Het was lekker koel in de grote hal maar Jack voelde zich er nauwelijks frisser van worden. Hij had eerder het gevoel dat de slaap bezit van hem nam. Wachten was één van zijn zwakste hobby’s. Bovendien begon de zware geur van aarde en uitdrogend groen hem op de longen te slaan. Het begon allemaal op afzien te lijken. Hoeveel tijd van zijn leven had hij hier nou al doorgebracht? Alleen die berekening zou een reden voor hem moeten zijn om er nooit meer te komen. “Maak niks van je leven, lekker relaxed” schoot door zijn hoofd. Hij had de kreet een keer op twitter gelezen. Ongewild schoot hij erdoor in de lach…

Buiten hoorde hij hoe zijn vader een trekker startte. Des te beter, hoe eerder die man met z’n bomen weg was, des te eerder zou het bezoek zich durven vertonen. Jack betrapte zich erop dat hij ov er zijn vader dacht als “die man”. Nou ja, hij vermoeide zijn hersens liever niet met het bedenken van de termen die zijn  vader voor hem gebruikte. Ver achter zij gedachten hoorde Jack nog net hoe de trekker met een lange reeks aanhangwagens van het erf af hobbelde. Mooi zo! Hij voelde zich te loom om te kijken of het ding ook echt weg was.

“We moeten elkaar niet teveel treffen hier”, fluisterde Ada terwijl ze Bertus in zijn baard kriebelde. “Er doen op www.manbfthond.nl al veel teveel verhalen over ons de ron de. Insinuaties, achterklap en noem maar op. Ze moeten de band niet teveel in het oog krijgen.” “Maar je wilt toch niet zeggen dat we niks hebben?” vroeg Bertus. Niet dat er een vleugje tederheid of liefde in zijn stem doorklonk, het leek meer op een planter die controleerde of de omheining van zijn landgoed nog intact was. “O nee, dat wil ik niet ontkennen”, antwoordede Ada weer. Haar stem klonk  haast smachtend. “Maar we kunnen elkaar beter buiten de gemeente ontmoeten.”

Bertus reageerde niet op die smachtende toon. Hij had geleerd nooit op smachtende geluiden te reageren, dat was  niet macho…maar bovendien trok iets anders zijn aandacht. Hij zag nu heel duidelijk hoe een jonge vrouw het terrein opliep van een bomenkwekerij, de kwekerij van Streng. Bertus zette zijn auto stil langs de kant van de weg en trommelde met zijn vingers op het dashboard. “Zeg, is dat niet de kwekerij van de vader van Klotepote?” vroeg hij en Ada knikte onmiddellijk bevestigend. “Wat moet Carice daar nou? Ze heeft niet eens een tuin, alleen  maar een miezerig balkonnetje”, zijn stem verried dat hij ondertussen aan het nadenken was en zich zorgen begon te maken. “Gaan we niet verder?” vroeg Ada onv erschillig. “Straks komt die gekke Jack nog voorbij en ziet hij ons.” Bertus keek haar nadenkend aan en startte de motor. “Ik hoop dat dat ons minste probleem is’, fluisterde hij.

Toch nog onverwacht was de verschijning van  de fragiele meisjesfiguur in de deur van de hal, jack kon aan haar onzekere stap zien dat ze op haar hoede was. Geen wonder. Ze kende Jack niet en wist ook niet of er raar volk op de loer lag, mannen  of vrouwen  uit het crimineel circuit. Jack besloot haar open en vrij tegemoet te treden. “Hallo, ik ben Jack Streng”, zei hij snel en hij kwam met uitgestoken hand op haar af. “O gelukkig”, lachte het meisje zenuwachtig. “Ik zag haast niets in deze donkere ruimte.” Jack glimlachte om haar een ontspannen gevoel te geven. “We lopen even wat verder naarbinnen. Iets drinken?” Het meisje liep nu met korte, nog steeds voorzichtige stappen  achter hem aan. “We moeten ons een beetje aan het zicht onttrekken”, legde Jack uit terwijl hij haar een bekertje water aanreikte.

22

Een vaag en schril geluid drong tot Jacks brein door. Het betekende niet dat zijn ogen onmiddellijk openspongen maar zijn ahnd graaide naast zich. Niets…Marijntje was er niet meer, ze had het pand al verlaten, vroege dienst. Jack vervloekte het geluid dat hem had gewekt en liet zijn arm weer slap hangen.

Dat duurde niet lang en binnen  de kortste keren zat hij in zijn complete blootje in bed. Gisteravond had hij geen moeite gedaan om iets aan te trekken  met alle gevolgen voor de lakens. Nou ja, dat was van later zorg. Op het nachtkastje ontwaarde hij een foto die hem aan de vorige dag deed denken en  aan nog iets dat hij niet helemaal meer thuis kon brengen. kennelijk had hij de foto, bewijsmateriaal, gewoon mee naar huis genomen. Dat was niet de bedoeling maar nu hij de foto weer zag, viel hem opnieuw iets op. Daar stond Bertus afgebeeld met … Jack had nooit geweten dat zijn mond zover open kon. Terwijl zijn onderkaak naar beneden zakte, verscheen er ook een  grimlach op zijn gezicht

De vorige avond had hij langdurig voor zijn laptop gezeten en gespeurd opwww.manbfthond.nl Een  lange reeks van roddels had hij kunnen volgen over Bertus, over zichzelf, mensen bij de politie en zijn tante Eefie. Ze zou het doen met Van de Kasteele! Nou ja zeg, alsof dat nieuws was… Even zo goed had hij een aantal aardige berichtjes uitgeprint, samen met de foto die op zijn nachtkastje lag gaven ze een helder beeld van de werkelijkheid. Nou, eerst maar eens Epie en Hepie uitlaten…de beestjes keken hem aan alsof ze bang waren dat hij niet meer bestond. Epie was de eerste die tegen zijn blote benen  opsprong, wat hij niet echt op prijs stelde…

De wandeling met het tweetal duurde nooit lang maar was altijd wel heel enerverend. Hepie moest altijd aan elke man ruiken die voorbij kwam en als het meezat, pieste hij er tegenaan. Dat was al twee keer gebeurd en tot zijn  stomme verbazing was er nog nooit ruzie van gekomen. Wel rode hoofden van mensen die zichzelf heel dom vonden.

Aaifoon! Haastig probeerde Jack het ding uit zijn broekzak te pakken maar natuurlijk duurde het allemaal weer zo verdomde lang voordat hij de juiste knop had. Zij beller leek ook ongeduldig want kikker die opriep stokte in zijn laatste kwaak. Met een alend gezicht zocht Jack het toetel af. “Onbekend” was de melding. Nou, daar had je wat aan…in elk egval geen Ada de Hond of zoiets maar…zuchtend besloot hij de beller terug te bellen maar er werd nu niet opgenomen. Vreemd…de oproep was nog geen tien  seconden voorbij… “Zal wel weer niks zijn”, mopperde Jack tegen zichzelf. Hij propte de Aaifoon terug in zijn broekzak. Tijd om de voordeur weer open te doen. Epi en hepi waren leeg…

Weer tuurde hij naar de foto en nam hij de berichten van manbfthond erbij…het was toch… Hij begon zich af te vragen of het handig was dit meteen te laten zien aan de inspecteur. Als hij het materiaal later ooit nodig zou hebben en ter tafel zou brengen, zouden ze hem vragen hoe hij eraan kwam. Langzaam bergde hij de foto en de webteksten op in zijn tas. Hij moest naar het bureau, daar  zaten ze op hem te wachten maar hij wilde het materiaal opnieuw bestuderen

Hij ging zitten achter zijn bureau en staarde voor zich uit. Plotseling drong zich het telefoontje op zijn aaifoon  weer aan hem op. Iets maakte hem toch nieuwsgierig. Hij zocht de afzender op en besloot opnieuw terug te bellen. Deze keer werd er opgenomen. “Jaaahh”, de stem klonk gedempt en krakerig. “Heeft u mij  net gebeld?” vroeg Jack onzeker.

“Ik weet wie de boel in de hens heeft gestoken”, klonk de andere stem haastig. “het is zeker brandstichting  geweest maar ik kan hier niet praten. Laten we elkaar ergens ontmoeten. ” Jack kon horen dat het een mannenstem was maar hij herkende de spreker niet.  Het kon  een verdraaide stem zijn of iemand die hij nooit eerder had gesproken. “Ja, waar had u dan gedacht?” Veel originelers kon Jack er niet uit krijgen. Waar moest dit op uitdraaien? Plotseling schoot hem iets in gedachten. “We zouden elkaar kunnen  treffen in de hal bij mijn vader”, zei hij. In een  paar woorden legde hij uit waar het bedrijf te vinden was. “OK”, knerpte de andere stem. “Morgen, om half zes ‘s middags. Moet nu weg.”

Jack besefte dat hij zijn vader over het onverwachte bezoek moest inlichten. Hij zag er tegenop om speciaal daarvoor naar huis te gaan maar veel anders zat er niet op. Het zou al weer gauw uitdraaien op een uurtje niks en een kopje slappe thee met ranzige verhalen. Maar ja, als het voor het onderzoek van belang was, moest hij het er maar op wagen.

Hij besloot nu onmiddellijk te gaan kijken bij zijn ouders en klopte bij de inspecteur aan. “Goeiemiddag”, begon  hij positief egstemd. Hij legde de foto en  de webtesktjes op het bureau van zijn chef en vertelde wat hij van plan was. “Maar dan wil ik graag vanmiddag naar mijn ouders toe om ze voor te bereiden. We kunnen geen onverwachte bewegingen van hen gebruiken”, zei hij. De inspecteur knikte en liet merken dat hij het daarmee eens was. Jack voelde hoe zijn benen trilden toen hij de kamer van de inpecteur verliet. Dit zouden spannende dagen worden.

Brand in Alphen…geen loos alarm en dan nog wel bij zo’n ontbrandbaar figuur als Bertus! Jack had de neiging meteen op zijn fiets te springen en te gaan kijken maar iets hield hem tegen. Misschien was het beter om eerst eens even een kijkje te nemen op www.manbfthond.nl Hij had er nu echt tijdenlang niet naar gekeken en misschien…

Bij het aanklikken van de pagina zakte Jack bijna de moed in de schoenen. Een hele reeks van berichten stroomde aan hem voorbij. het was druk bij de roddelrubriek! Terwijl zijn ogen de ene na de andere regel opvraten, vergat hij de brand bij Bertus. De roddelrubriek nam hem zo in beslag dat hij nauelijks hoorde hoe zijn mobiele telefoon ging. Plotseling drong et Arabische muziekje tot hem door en hij kon  niet nalaten wat sjagrijnig te reageren: “Ja, ja ik kom zo…” Meteen richtte hij zich weer op de roddels totdat hij zich herinnerde dat hij vandaag oproepbaar was. In een flits pakte hij het ifoontje met belfunctie op. “Jaaahaaa?” Zijn collega aan de andere kant moet zijn skagrijn hebben ontdekt. “Slecht geslapen Klotepote?” was de vraag.  “Wie heeft jou toestemming gegeven om mij “Klotepote” te noemen?”vroeg Jack meteen terwijl hij een opkomende kwaadheid probeerde te onderdrukken

“Kom, kom, zei het meisje aan de andere kant. “Hoelang zijn we al collega’s?” Jack hield zich niet langer in. “Niks mee te maken, ik wil geen Klotepote genoemd worden. Vertel op…wat is er?” “Of je naar het café van  Berrtus komt, er is daar brand uitgebroken en het lijkt op brandstichting”, antwoordde het  meisje wat beduusd. “O”, mopperde Jack, “en er is niemand in de wacht beschikbaar?” Het meisje ritselde wat met papieren en leek wat heen en weer te schuiven op haar stoel”. “Ik geloof het niet, meer kan  ik niet zeggen, het was een vraag van brigadier…”,  “De Hond?” viel Jack haar bruusk in de rede. “Nee, brigadier Van Olst”, haar stem klonk nu alsof het huilen haar nader stond dan het lachen.

Van Olst was een oue zeehond, hangsnor en voorovergekamd haar, grijs alsof hij zo uit het zeewater was komen opduiken. Een  goeie vent, zo wist Jack, maar bijna aan zijn pensioen toe. Aarzelend tuurde hij even naar het beeldscherm waar alle anatrekkelijkheden van de roddelrubriek stonden uitgestald. Als hij nu in die gegevens dook, zou hij morgen zeker op zijn lazer krijgen. Dan was De Hond er weer en en dat was dubbel prijs dus.

Met tegenzin haalde hij nu zijn fiets uit het hok. ‘t Was mooi fietsweer, dat zat dan nog mee. Verlangend dacht hij aan Marijntje die nu waarschijn lijk lag uit te slapen van een lange nacht op De Bruggen. Hij toerde langs Beatrixlaan, Irenelaan, over de Koningin Julianabrug, rechtsaf  twee keer de Throbeckestraat in en het duurde niet alng of hij zag dikke, zwarte rookwolken  opkringelen. De brandweer was er al met uitgebreid materieel. Met ene verveeld egzicht slenterde hij naardecommandant. “Hallo, brandje?” vroeg hij op een zo onbenulleig mogelijke toon.

“Verkeerde been?” vroeg de brandweerman met een knipoog. Jack haalde zijn  schouders en zijn neus tegelijkertijd op. Hij had vandaag geen zin in uitgereide gesprekken. “Wat is er?” De brandweerman die Jack goed kende, zag dat hij niet al teveel moet zeggen en begon de hele riedel op te neoemen. “We hebben aanwijzingen dat er sprake is van criminele oorzaken”, sloot hij af. “Je kunt nu al wel veilig naarbinnen gaan als je de situatie zo “vers” mogelijk in je op wilt nemen. Het lijkt erop dat iemand papieren  aan het verbranden is geweest”, merkte hij op. “Papieren die anderen liever niet moesten zien.” Hij deed een masker voor zijn gezicht en gaf Jack er ook één. “Ik zal het je laten zien.”

De rook hing zwart en dik in de oorspronkelijke caféruimte die zo goed als helemaal was uitgebrand. Overal in het rond lagen rokende overblijfselen van meubilair, stoelen, tafels, een half uitgebrand dressoir…alleen de bierpomp op de bar stond nog eenzaam en trots ercht overeind. Zelfs het geweld van de brandspuiten had daarin geen verandering kunnen brengen.

Jack prees zichzelf gelukkig dat hij vanmorgen zijn egwone huiskloffie had aangetrokken. Daaraan kon niet veel verknoeid worden door de gorigheid in het voormalige café. “Kijk”, de brandweerman wees op een stapel smeulend papier die maar half was verbrand. “We hebben reden om aan te nemen dat het allemaal niet klopt.”

Jack boog zich over de hoge stapel die iemand in de haast waarschijnlijk in de fik had gestoken, zonder erbij na te denken dat dicht opgepakt papier niet goed brandt. Op het papier waren voornamelijk de contouren van foto’s te vinden. Vrouwen, veel vrouwen, al kon Jack ze niet meer allemaal even goed onderscheiden. Misschien zou onderzoek met apparatuur meer details aan het licht brengen. Hij knikte langzaam. “Goed dat je hebt gebeld”, zei hij langzaam. “Dit materiaal deugt niet.”Hij frunnikte zijn mobiele telefoon uit zijn broekzak en begon te bellen. Deze keer geen meisje maar rechtstreeks naar van Olst  “We hebben wat technische mensen nodig hier”, zei hij terwijl zijn mond bijna openviel. Bij het doorwoelen van het papier dook een foto op die hem héél bekend voorkwam.

20

Tante Eefie liet de kruimels op tafel vallen terwijl ze niet ophield met kleppen. En waar ging het over? Over die verwaande kwast van Van de Kasteelen. Toen ze zwaar begon te kuchten de de pruimels niet vielen maar naar voren sprongen, kreeg Jak even de kans. ”Tante, als u zo gek bent van die Kasteele ofzo, waarom trouwt u dan niet met hem?” floepte hij eruit terwijl hij het schaaltje met zoute koekjes nog eens vulde. Ondanks haar hoestbui keek Eefie begerig naar de koekjes. “Schenk nog eens in jongen”, zei ze kuchend terwijl haar hand al weer in  de richting van het schaaltje krabbelde. Jack schonk nog een keer de goedkope wijn in die hij altijd speciaal voor de bezoekjes van zijn tante in huis had. Doordat ze zo ratelde proefde ze toch niet wat ze dronk.

Eefies ogen leken bleker geworden en op haar gezicht was een gesockeerde uitdrukking verschenen. “Trouwen?” ze gilde het haast uit ls een big die naar het slachthuis gaat. Meteen begon  ze wild met haar hoofd te schudden. “Nee, jongen, dat moest ik maar eens niet doen. Die man is zo fout als wat…hij slaat…”  Eefies ombeschaamdheid was eigenlijk net nioet groot genoeg zodat ze bij die bekentenis haar ogen neersloeg, zelfs voor haar “kleine neefie”.  Jack herschikte de zoute koekjes maar nam er zel niets van. “Maar waarom ga je dan met die man om. Je hoeft je toch niet te laten mishandelen?” Eefie knikte langzaam en Jack kon aan haar zien dat ze hem gelijk gaf. “Maar hij is zo lekker tussen de lakens…”zei ze zachtjes en daarbij lichtten haar ogen toch weer een beetje op. Jack haalde zijn schouders op en zetten de fles wijn weer in  de kast. naar zijn gevoel had tante wel weer genoeg gehad.

“Eefie, ik moet zo nog even weg, ik heb een afspraak met Marijntje en…ik probeer er achter te komen wie er in mijn huis is geweest. Ik ben bang dat ze iets met die moorden te maken hebben.”  begint Jack plosteling. Het bezoek heeft hem al weer lang genoeg geduurd. Het gezever van zijn tante gaat hem altijd gauw vervelen. Vooral over hoofddoekjes en seks. ”Was het er méér dan één?” vraagt Eefie. Haar woorden komen  traag als stroop en haast dubbel tussen haar knalrode lippen vandaan . Jack knikt. Vreemd, ineens lijkt het of Eefie wel belangstelling voor zijn  verhalen heeft. “ik euh, ik wil niet veel zeggen maar euh…die Ada doet wel raar de laatste tijd. “  jack spitst nu zijn oren. “Ada, wat is er met Ada, bedoel je brigadier Ada de Hond het tering wijf?” De laatste woorden komen er onbedoeld hard achteraan. Tante Eefie kijkt haar neefje even aan. “Zo ken ik je niet. Ja, die ja. Die Ada had altijd een andere minnaar maar de laatste tijd probeert ze zich ook aan De Kasteele op te dringen. Ik weet niet, zou het uit zijn met haar vriendje? Jack haalt alweer zijn schouders op. “Ik zou het niet weten. Wie is haar vriendje?”

Tante Eefie kijkt geheimzinnig voor zich uit. “Ja , dat is niet helemaal duidelijk maar er wordt gefluisterd dat het Bertus is. Kijk eens een keer op www.manbfthond.nlDaar kun je er avst wel wat over vinden. Misschien ga ik daar ook maar eens zoeken.” Jack tuurt stilletjes voor zich uit. Het idee van zijn tante spreekt hem deze keer wel aan. Hij heeft al veel te lang niet op die websites gekeken. Een beetje teveel bezig geweest met Marijntje. Op www.manbfthond.nl zopu best eens de sleutel kunnen liggen. Ada en Bertus? En nu? Zou Ada de grond te heet onder de voeten worden en zoekt ze nu een nieuwe vrijer?

Langzaam peddelt Jack naar het huis van Marijntje. Hij wil haar nog even zien voordat hij weer naar het bureau moet. Vanavond heeft hij dienst. De gedachte aan Ada en Bertus laat hem niet meer los. Zou Ada echt contacten hebben in het criminele circuit en zou hij daar achter kunnen komen? Vermoedelijk wel maar dan moet hij Ada wat beter in de gaten houden. Bijna fietst hij ingedachten het huis van zijn vriendin voorbij maar het getik op de ramen wekt hem op. Marijntje staat breed uit zwaaiend naar hem uit te kijken.

“Je bent somber”, zegt ze eindelijk en opnieuw heeft Jack het gevoel dat hij wakker wordt uit een diepe slaap. Slapend op de fiets, slapend bij zijn  vriendin maar Jack wil zijn zorgen niet meteen delen met haar. Danz al hij toch wat opgewekter en meer bij de tijd moeten zijn, begrijpt hij. Hij slaat zijn arm om haar schouders en kust haar maar echt met zijn  hoofd erbij is hij niet. Zou Marijntje dat merken? Hij hoopt het niet maar is er wel bang voor.

De telefoon  staat niet stil die avond. De ene melding komt binnen na de andere maar  zware gevallen  zijn  er niet. Een paar vuilnisbakbrandjes, een beetje materiaalschade bij een  aanrijding, een dronken man op het Toussaintplein die amok maakt en  een ongeruste buurtbewone ov er jongeren die een vuurtje stoken in het plantsoen voor de deur. Zo gaat het maar door. Het zijn geen meldingen die Jack afhouden van zijn gepieker over Ada. Hij vin dt het zo jammer dat ze vanavond geen dienst heeft…

Telefoon…een beetje verveeld neemt Jack de hoorn op. Weer zo’n onbenullige melding…brand in Bertus Primus’ café! “Dat kan geen toeval zijn”, mompelt Jack.

1

Simon de Violist keek somber voor zich uit. Waarom moest Bertus zo nodig zelf mee? Hij had het toch helemaal aan hem kunnen overlaten? Was dit het begin van het einde? Wilde Bertus hem lozen? Verschrikkelijke gedachten bleven maar door zijn hoofd malen want hij wist hoe Bertus omging met mensen die hij kwijt wilde. Ze waren meestal voorgoed weg en nooit zag iemand ze meer… Simon die altijd de muziek van een viool in  zijn  hoofd hoorde, merkte nu hoe die muziek verdween achter zijn meet sombere gedachten.

Bertus had inmiddels heel andere dingen om zich mee bezsig te houden. Zijn gedachten draaiden voortdurend om het feit dat hij zijn  dochter nu al drie keer niet meer had gezien. Bij drie gelegenheden had moeder vergeten het kind mee te nemen. Wat was er met haar aan de hand? Natuurlijk, ze moesten niet teveel te koop lopen met hun geheim maar als vader…ja ook Bertus voelde zich wel eens alleen maar vader…wilde je je kind toch wel eens zien.  Zonder er met zijn  gedachten goed bij te zijn gingen zijn handen door de papieren voor hem. het was hem niet eens goed duidelijk waarnaar hij op zoek was en daar kwamen dan nog de gedachten aan zijn dochter bij. Nee, hij mocht blij zijn als hij vandaag met zijn werk ook maar één meter op schoot. Nou ja, werk…het was bijna hobby geworden. En dan was er ook nog die stomme Simon die zich nu vast weer zorgen maakte over het feit dat hij hem niet alleen aan de slag had laten gaan. Simon die al een paar keer bijna in de val gelopen was. De man was goed in zijn  werk maar had een oppas nodig. Het was alleen de vraag of hij, bertus, dat zelf moest zijn. Nu blkeek immers dat hij zelf ook zijn gedachten niet bij zijn werk had.

Even bleef hij met veel belangstelling kijken naar de foto die voor hem lag. Daarop was duidelijk te zien wat de verwondingen van de vermoorde bode in  het stadhuis waren. Je kon goed zien hoe de keel van de jongen met een soort kartelmes was opengesneden. Bertus vroeg zich af wat hij met deze foto moest. Betekende ze voor hem een risico of was het gewoon de foto van een misdrijf? Stuk voor stuk gingen zijn gedachten langs de klussen die hij in de loop van de jaren had laten opknappen. Vormde de doorgesneden keel of het kartelmes een belangrijke aanwijzing die zijn doen en laten in gevaar konden brengen? Hij dacht er langdurig en diep over na, misschien wel te lang en te diep. Hij zag haast zijn hele leven weer aan zich voorbijtrekken.

En steeds kwam die kleine er weer tussendoor. Wat was dat toch? Begon hij oud en sentimenteel te worden? Hij kon het niet nalaten om even in de spiegel te kijken. Zijn  krullenbol was nog net zo weelederig ls hij zichzelf van de afgelopen jaren herinnerde. Misschien was zijn hagsnor een beeteje aan het grijzen. Tijd om er een kleurtje overheen te gieten?  Plotseling dook Simon achter hem op in het beeld. De “vuilklusjesman” ha nu nog meer spleetogen dan anders. Met een ruk draaide Bertus zich om. “Vertel het eens Simon, heb je iets bijzonders gevonden?” De klusjesman schudde zijn hoofd. “Nee, ik was benieuwd of je bijna klaar was want ik voel er niet veel voor om hier nog lang te blijven?  “Kramp in de poeperd?” lachte Bertus. “Sinds wanneer doe jij het in je broek?” Simon haalde zijn schouders op. “Ik heb er gewoon niet veel zin in”, mopperde  de jongen-die-nergens-te-beroerd-voor-was.

Bertus haalde zijn schouders op de manier zoals Simon dat had gedaan. “Je gaat me niet vertellen dat je naar een meid mot, hè? Als je nodig moet, Simon, dan grijp ik je wel even lekker.” Simon keerde zich af om niet zijn afgrijzen te laten zien. Hij vond de grofheid van Bertus’ woorden vaak niet om te verdragen. Simon was dan nergens te goed voor, hij had een hekel aan grove taal. Nee, daar moesten ze bij hem niet mee aankomen. Dat had hij van zijn moeder…

Bertus zag de ontevreden trekken op Simons geicht wel maar het deed hem niets. Hoewel, hij kreeg wel steeds meer zin om er nog een schepje aan gorigheid bovenop te doen. Iets hield hem vandaag tegen. Hij kon niet zo goed tegen het hoge pieperige stemmetje dat Simon elke keer ging opzetten als hij protesteerde.

Bertus wierp nog één keer een blik door het raam. Hij jhad het al een paar keer gedachtenloos gedaan  al ging het hem daarbij niet om de mooie omgeving. Nee, als hij van de omgeving wilde genieten, dan kon hij zich wel iets anders en iets beters voostellen. Nee, erw as iets dat hem er toe dreef om geregeld uit het raam te kijken en deze keer hield hij zijn adem in. Daar had je die verrekte politieman. Zou hij nu al thuiskomen? En waarom was hij lopend? Jack ging toch altijd op de fiets naar zijn werk?

“Simon”, riep Bertus haastig. Doe die trapkast open en laat die hondebeesten vrijen maak daarna dat je wegkomt? Die Klotepote staat voor de deur.” Zelf liet hij de papieren die hij in zijn handen had, vallen  en hij haastte zich naar beneden. Bang was hij niet voor Jack maar hij wilde toch liever niet gezien worden. Hij klikte de keukendeur net op tijd dicht, op het moment dat hij de voordeur open zag gaan.

=======================================================

1.

Geliefd? Nee, dat kon  je Jack niet noemen. Hij was verre van geliefd op het districtsbureau van politie in Alphen aan den Rijn. De jonge agent werd door zijn collega’s steevast aangeduid als “Jack Klôtepôte”. Jack had een probleem: elke zaak waarmee hij zich bemoeide liep verkeerd af. Elke keer opnieuw moest de districtschef voor de pers uitleggen waarom het mis was gegaan. De naam van jack noemde hij nooit maar de mannen en vrouwen op het bureau wisten maar al te goed waar het aan lag: Jacks onhandigheid. Op ene goede dag had brigadier Ada de Hond, met de omvang van een vijzelmolen, hem in  de kantine toegeroepen dat hij overal met zijn “klôtepôte” vanaf moest blijven. Vaaf die dag heette hij “Jack Klôtepôte”. De Hond had met haar uitspraak haar eigen positie in de machocultuur op het bureau verstevigd en die van Jack behoorlijk ondergraven. Als het even kon spraken de twee dan ook niet met elkaar.

Jack heet eigenlijk “Streng” van zijn achternaam. In 1931 verhuisde zijn opa, Ep, van Boskoop naar Alphen aan den Rijn. Middenin  crisistijd dus. Eigenlijk was hij van plan geweest om naar de VS te verhuizen voor nieuwe kansen maar hij bleef met een nieuwe boomkwekerij aan de Oostkanaalweg hangen. De zaak liep van begin af aan als een tiet en dus had Ep Streng geen belangstelling voor “Die Amerikèn Driem”. Hij noemde zijn kwekerij heel simpelweg “De Kwekeboom”en klaar was hij. Ja, in familiekringen werd die verhuizing nog steeds aangeduid als “de emigraassie” maar daarbij trok Jack toch altijd een wat ongelukkig gezicht, Hij was realist genoeg om te beseffen dat het een groot woord was voor een verhuizing op twee handkarren en een bakfiets van Boskoop naar Alphen aan den Rijn.

Ep’s zoon, Herman, nam in 1979 de leiding van het bedrijf over en vanaf 1988  kreeg Jack de verantwoordelijkheid over trekkers en wagens. “De boume sajn fa majn”, zei Herman altijd, “de waoges sajn fa sajn.” Herman was een man van weinig woorden maar als hij een verhaal ging vertellen, begon  hij steevast met de woorden: “Ja, dat waos lache…”. Na afloop van het verhaal begreep haast niemand waarom er gelachen moest worden maar het gebeurde toch, vanzelf haast. De mesten in huis waren al lang blij dat er een keer gelachen moest worden.

Moeder Streng-Boot, Fiep, bewoog zich haar hele leven lang heen en weer tussen wasdroger, kasboek en aanrecht. Bovendien had ze jarenlang gezwoegd voor haar vier kinderen: Jack, Emmie, Bep en Pikkie. Emmie was getrouwd met Bert de Klein, Bep was receptioniste bij Hotel Toor en Pikkie, twintig jaar jonger dan Jack, zat in “De Bruggen” in Zwammerdam want daar was iets “scheef” mee zoals  Herman dat altijd zei. Dat klonk raar maar hij had er veel verdriet van. Jack was dus de oudste en hij was voorbestemd om het bedrijf over te nemen. Dat was het tweede verdriet van herman want Jack voelde niets voor de bomenkwekerij. Hij was dus bij de “pliessie” gegaan en doorliep daar een wat geremde carrière. Herman had inmiddels Emmie en Bert aangewezen als zijn opvolgers wat weer geruzie over de erfenis opleverde maar goed…

En danw as er nog tante Eefie. Zij kwam uit Nieuwveen en was getrouwd met Hermans jongere broer. Zij hadden een florerende haringkar bij de Alphense Brug. Zo florerend dat Efie het zich kon permitteren een jonge meid in dienst te nemen voor de kar en zelf dagelijks door het stadshart te flaneren met haar witte en zwarte poedel om uiteindelijk koffie te gaan halen bij De Hal in het stadhuis. ”Daar is hij het goedkoopste”, zei ze altijd en Efie hield niet van verspilling.

Efie had een uitgeproken hekel aan “hoofddoekjes” en meende dat Nederland langzamerhand wel erg veel ging lijken op landen in het Midden-Oosten. Van haar kwam de uitspraak dat vrouwen hun hoofddoekjes moesten lostrekken om er stofdoeken  van te maken. Ze was dan ook van plan haar eigen lokale politieke partij op te richten en had als naam gekozen “Ollefe se aige”.  Omdat ze niet zeker wist of dat goed geschreven was, vroeg ze een bekende die “schraife kon” om er eens naar te kijken. Hij veranderde de naam in “Alphan aan den Bak”. “Aan den Bak”, snapte iedereen dat wel? “Aan de beurt”, legde hij steeds weer uit. Tot zover de belangrijkste familieleden.

Jack had één groot talent. Hij voelde vaak aan of mensen kwaad in het zin hadden en daarom had de districtschef hem een speciale taak gegeven. Het liep tegen de raadsverkiezingen en een aantal wethouders en raadsleden werd bedreigd. Jack had de opdracht op het “Rainplain” en bij het stadhuis, de “glasbak” noemde Jack vader dat altijd, te surveilleren en de zaken  in de gaten te houden. Het was een vrij rustig bestaan voor Jack. Hij posteerde zich zo nu en dan op een straathoek en  keek goed om zich heen. Van tijd tot tijd trok hij nog een  brommerrijder van zijn vervoermiddel af voor te hard rijden, wees mensen de weg en hielp oude vrouwtjes met oversteken. Jack vond dat prettig. Dat was wat hij zich had voorgesteld bij het bestaan als politieman.

Er waren ook minder prettige momenten. Dan fietste een stel scholieren van Scope of Scala voorbij onder de kreet: “Hé. Klôtepôte”!  Dat kwam doordat columniste “Venus” n het dagblad “Alphen DDD”(Dagelijks DoorDouwen) in haar column bekend had gemaakt wat die bijnaam was. De districtschef had de hoofdredacteur, Natahalie, nog opgebeld om excuses maar deze had dat categorisch afgewezen “omdat journalistiek onafhankelijk was.” Ze had er al vaker een halszaak van gemaakt, ook toen ze nog zelf aan verslaggeving deed. Vermoedelijk omdat ze zichzelf met veel moeite had opgewerkt van caissière bij de Kwantum tot redacteur bij een dagblad.  En dus zat Jack voorgoed aan die rottige bijnaam vast. Met dank aan de media.

Ondertussen vergenoegde Jack zich met zijn taak in het stadshart al wist hij nog niet dat die zou leiden tot zijn grootste triomfen. Voorlopig zag het er daarnaar ook niet uit.

Http://badplaastalphen.wordpress.com

——————————————

2

De glasbak

Jack posteerde zich na een stevige surveillance door het stadshart eens even goed en haast onbewegelijk voor de hoofdingang van de “glasbak”. Voeten iets uit elkaar, handen op de rug en een strenge blik recht naar voren. Hij deed zijn best om zijn kaken krachtig uit te laten komen. Dat deed hij ook altijd als hij in gesprek was met een vrouw omdat hij o, zo graag zijn daadkracht en onverzettelijkheid tot uitdrukking wilde brengen.

Niet dat hij daar echt aan leed want Jack was een vat vol onzekerheid maar juist daarom wilde hij graag stoerheid uitstralen. Die onzekerheid was niet zo maar uit de lucht komen vallen. Jack was van kleinsafaan een jongen geweest met “gefoel”. Waar zijn vader altijd redeneerde via de centen, daar begon Jack altijd met voelen. Heel leuk was dat niet want bij Jack thuis viel niet veel te voelen.  Als klein jochie kreeg hij om die reden al een hekel aan zijn vader.

Neem nou de kerstbomenmarkt, in die tijd werd die nog netjes half december georganiseerd en  niet twee maanden eerder. Jack moest, net bekomen van de Sinterklaaspret, mee met zijn vader naar een noodwinkelcentrum aan de rand van de stad. Het was er ijskoud en tochtig maar als Jack er iets over zei, meende zijn vader dat hij niet “seure most” en dat-ie blij mocht zijn dat er die dag nog drie koppen chocolademelk te gaan waren. En eigenlijk vond Jack dat nog niet ééns het ergste.

Waar hij zich vooraal aan stoorde, dat was de manier waarop zijn vader de “boume” verkocht. Wie een kerstboom kwam halen, kreeg ook nog een pakket  “groen” opgedrongen en een leuke speeldoos met kertsliedjes, allemaal in één aanbieding. De klant ging dan stralend van  geluk weg ervan overtuigd dat hij veel koopjes had binnengehaald. Dat  terwijl hij oorspronkelijk helemaal niet van plan was geweest zoveel geld uit te geven. Dat vond Jack erg. Zijn vader niet. Die zei altijd “Je ken aan de boume al sien wat ze worden. Ze zijn rond en rollen net zo als geld”. Als iemand hem erop opmerkzaam maakte dat van bomen alleen papiergeld te maken was, omzeilde hij dat probleem. “Okaaj, maor je ken er wel rolletjes van  make.”

Jack kreeg langzaamaan het gevoel dat geld vies was, iets waarmee je zo min mogelijk te maken moest hebben. Toen hij tegen zijn vader zei dat hij de zaak niet zou overnemen, barstte die in woede uit. “Echt weir soon streek fan Sjek”, schreeuwde hij zo hard dat de heel Oostkanaalweg ervan kon genieten. “Haj krajg wasse fader hep opgebaut en haj mot het niet. Seker niet goed foor se  gefoel.” In zijn woede was hij begonnen met bomen te gooien en het had niet veel gescheeld of hij had de deur van de garage voor de trekkers eruit gerukt. “Wait je wat jaj ben?” riep hij zijn oudste zoon na. “Je ben een loeser.” Daarbij had hij Jack een  conifeer naar het hoofd gegooid die de jongen  nog net kon ontwijken. Met een vorkheftruck was zijn  vader vervolgens achter hem aangereden totdat Jack buiten het erf op  straat stond. “En daor blèèf je”, riep zijn vader woedend. “Je komp d’r niet meir in!”

Jack was sidnsdien nooit meer teruggekomen. Hij had zich aangemeld bij de politie en had een huisje gehuurd aan de Sparstraat, het “gewone ” deel van de bomenbuurt. Het was klein maar fijn en met behulp van de Kringloop had hij zijn huisje al gauw ingericht. Hij was er zeker van dat hij heel goed een leven kon leiden zonder Kwekeboom.

Daarom stak het hem zo dat hij nu overal bekend stond als “Klôtepôte”, dat zouz eker bij zijn vader terechtkomen en die zou wel weer beginnen met “Ja, dat was lache…”.  Het schoot allemaal door hem heen terwijl hij zo over het Stadhuisplein uitkeek en het gevoel kreeg dat alle passanten vooral hem zagen staan. Ineens voelde hij zich heel belangrijk. Hij keek nog eens over zijn schouder naar binnen en vroeg zich af of  hij niet zó kon gaan staan dat mensen een beetje last van hem zouden hebben maar…zijn “” gefoel” praatte hem dat weer uit het hoofd.

Zijn hart kromp ineen toen hij in de verte tante Eefie aan zag komen. Het mens had kortgeleden haar haar laten blonderen omdat ze dacht dat het wel modieus was. Bovendien had ze het opegstoken zodat het leek op een monstrueuze suikerspin. Het geheel had ze overgoten met een  geurtje dat op honderd meter waarneembaar was en qua geur het midden hield tussen WC-eend en een uitgebloeide hortensia. Ze had bij de drogist om iets gevraagd dat netzo vaak van geur verandert als Airwick in de huiskamer maar daarvoor had zelfs Chanel 5 geen oplossing geweten.

Maar goed, Eefie kwam er dus aan en Jack besloot maar eens even heel stevig de andere kant op te kijken. Alsof Eefie het kontje van haar eigen neef niet zou herkennen! In de ruiten van de “glasbak” volgde Jack zijn tante helemaal. Ze had ook “Epie” en “Hepie”, haar twee poedels weer bij zich en die sleurde ze  achter zich aan. Eefie liep nu niet op de hoofdingang van het gebouw af maar volgde de welving aan de zijkant van het gebouw en toen ze Jack had gepasseerd, draaide hij zich met een zucht van verlichting weer om. Die was weg!

Maar ja, het leven van “Klôtepôte” ging niet over rozen. Hij had zich nog geen  drie tellen  omgedraaid of hij voelde en zijig handje op zijn schouder. “Jack”, klonk de krassende stem van tante. “Ik heb wat voor je te doen.” Jack keerde zich nu naar zijn tante om en trok zijn allercharmantste glimlach, wat hem, voor een looser, goed af ging. “Tante,wat leuk dat u op bezoek komt.” Eefie trok een  geërgerd gezicht. “Je blijft een mafkees. Ik kom helemaal niet op bezoek maar die dames van de plastic tomaat in  de hal vertellen me net dat Epie en hepie niet mee naar binnen magge.” Eefie sprak vrij aardig Nederlands maar van tijd tijd vergiste ze zich. “Ik mot binnen  sijn om te praten over de kieslijst en nog wat dingetjes voor Alphen aan den Bak”.” Het was aan  haar gezicht te zien dat ze nog erg moest wennen aan de naam van haar eigen  partij maar ja, het was nou eenmaal bedacht door iemand die kon schraife.

“En dus?”vroeg Jack verbaasd. “En dus ga jij even op die schatjes letten. Jij staan hier toch voor de openbare orde?” Voordat Jack het wist, had zijn tante hem  de lijnen van Epie en Hepie in handen geduwd, gaf ze hem een  kus op zijn  linkerwang en beloofde ze hem zo gauw mogelijk terug te zijn.

Verbouwereerd keek jack zijn tante na terwijl ze de “glasbak” binnenstapte en daar stond hij, met twee geparfumeerde en gekapte poedeltjes in wit en zwart en hij hoopte maar dat géén van de passanten naar hem zou kijken. Nee, het moment van de triomf was nog niet aangebroken.

www.badplaatsalphen@wordpress.com

3

Eefie en Jack waren nooit elkaars beste vrienden geweest. Misschien  kweam hetw el doordat ze allebei zoveel “gefoel” hadden. Maar ja, mannen met “gefoel”, dat was nou niet meteen waar Eefie tegen opkeek. Mannen moesten slim zijn en harde werkers. Mannen met “gefoel”, nah, dat was eigenlijk een mislukking. Dichters en zangers en zo…niks voor Eefie. Zij gaf zelf haar “gefoel” dan ook liever aan Pikkie, het joch dat op de “Bruggen” rondhuppelde zonder te beseffen wie Eefie eigenlijk was. Zeker, hij vond haar wel lief en hij smeerde onbeschaamd zijn mond met kijtl en snotneus aan haar kleren af maar dat Eefie een tante van hem was, nee dat snapte hij niet zo goed. Eefie nam het allemaal voor lief. Ze behandelde Pikkie een beetje als haar “aigenste” en dat was maar goed ook. De rest van de familie bekommerde zich niet om hem, uit schaamte, verdriet en onvermogen. Je kon  je dan ook afvragen wie er nou eigenlijk een beperking had.

Jack zat er maar mee. Daar stond hij met die twee hondjes en hij voelde langzaam aan een druk in zichzelf opkomen die niet lang te beheersen zou zijn. Weliswaar had hij erin geoefend toen hij met zijn vriendjes op school nog “warmtefrontje” speelde. En dan maar kijken  wie er het eerst ene onweersbui kon veroorzaken maar als agent kon hij daar moeilijk aan beginnen. En dan, die hondjes… Onrustig keek hij om zich heen. het duurde trouwens wel erg lang voordat zijn tante weer terugkwam. Ze zou hem hier toch niet gewoon urenlang met die twee belachelijke beesten laten staan. Straks was zijn dien st voorbij en dan moest hij zeker met die twee naar het bureau terug? En dan Ada de Hond tegenkomen? Ze zouden zich alweer blauw lachen…

Jack rilde. Hij had geen zin in een openlijke afgang op het bureau en de drukw erd nu echt omhoudbaar. Opeens zette hij het op een rennen, de twee kleine blafbonbons achter zich aansleurend. Hij kon nog net de beesten naarbinnen rukken voordat de draaideur hem scheidde van de monstertjes. Met toenemende buikpijn meldde hij zich aan de kunststof tomaat waarin twee blondines aan het werk waren. “W illen jullie even op deze twee kleine vriendjes letten? Ze zijn van mijn tante. Ik heb een noodoproep in het stadhuis”, vroeg hij onzeker. De blondine met wie hij sjans hoopte te hebben keek hem verbijsterd aan. “Maar die beesten mogen…” “Ik moet ze toch ergens laten tr…”. Hij sprak het woord niet uit omdat hij begreep dat het zijn sjans zou verminderen. Hij smeet de lijnen over de balie en rende door de hal. De “tr…” nam wraak en schreeuwde hem na:”Spetter je niet teveel?”

Jack rende de brede trap naar de raadszaal op, ging links af richting toiletten terwijl hij ondertussen goed keek of Eefie zich ergens vertoonde. Niks, nergens, Jack begreep er niets van maar hij moest nu toch echt eerst even “onder de afzuigkap”. Daar zou hij ook alle tijd hebben om even na te denken. Waar zou Eefie nou toch zitten?

Hij was niets te vroeg in het toilet en zijn eigen geluiden voorkwamen dat hij de opwinding buiten, op de gangen hoorde. Niets vermoedend stapte hij dan ook vrolijk en opgelucht naar buiten. Daar waren inmiddels nog al weat ambtenaren samengekomen op de gang. Zij hadden gehoord hoe een politieman in vol ornaat de trappen was opgerend met de boodschap dat hij een noodoproep had ontvangen. Aanvankelijk waren ze komen kijken  waar het wilde geblaf en gekef in het stadhuis vandaan kwam. Toen  kwamen de verhalen over de rondrennende  politieman los.

Verbijsterd keek Jack de massa aan. “Wat is er aan de hand?” vroeg hij. Heel langzaam bekroop hem het gevoel dat hij een blunder had begaan. Alweer.  In de menigte kon hij zijn tante nergens ontdekken. “Iemand mijn tante gezien”, vroeg hij langzaam. De menigte week acheruit alsof ze de dreiging van een doorgedraaide politieman voelde. Aan het einde van de de rij stonden twee blondines met twee blafbobons. Tante was in geen velen of wegen te bekennen. Dat werd voor Jack dus toch afsluiten met twee poedels, op naar Ada de Hond! Nee, de triomf diende zich nog steeds niet aan hoewel Jack zich wel zorgen maakte om zijn tante.

—————-

4

Andersom was dat niet het geval. integendeel. Tante Eefie was in  het stadhuis Martijn van de Kasteele tegen het lijf gelopen en die man, ja daar was ze echt helemaal kapot van. Die moest en die zóu ze hebben. Ze voelde een onweerstaanbare neuklust in zichzelf opkomen als ze Martijn tegenkwam. Dat was wederzijds want, afgezien van haar opgestoken haar, was Eefie bepaald goed om ana te zien en haar figuur zou met gemak in elke duplopuzzel gepst hebben. Geen Ida de Hond dus! Bovendien kon Martijn  de geilheid van het gezicht van Eefie aflezen en van tijd tot tijd had hij best zin in  een snelle hap.

Dat paste ook bij zijn vak als journalist. Vaak kwam hij niet aan uitgewerkte maaltijden toe. Martijn  was eindredacteur van Alphen DDD maar echt geld had hij met iets heel anders verdiend.  Een paar maanden geleden had hij een roddelwebsite geopend, allereerst voor Alphen aan den Rijn, onder de titel www.manbfthond.com . Daar konden alle Alpehnaren anoniem of niet roddels plaatsen die zij hadden opgestoken. De eerste maand waren er 10.000 hits, de tweede maand was dat al opgelopen naar 25000 en nu na drie maanden zat hij op 100.000 hits in één maand.  De toeloop was zo groot dat een flink aantal ondernemers was begonnen met adverteren en dat leverde Martijn flink geld op.

Met hem zocht tante Eefie zich voorzichtig een weg door gangen en trappen van de glasbak, totdat ze beneden in de parkeergarage kwamen Daar stapten ze zonder aarzelen in de SUV van Martijn en verlieten ze het pand zonderdat neeflief zijn tante nog had gezien. Het gebeurde niet veel later dan een paar seconden voordat Jack het stadhuis binnenstormde met de twee hondjes.

Eefie was neef en hondjes al gauw vergeten en haar neuklust nam toe naar mate het appartement in het Da Vincicomplex naderde. Martijn had al wat openingen gemaakt zodat hij zich tijdens de rit kon laten  masseren. Dat leverde hem trouwens bijna een aanrijding met een spoorboom op. Eefies opgestoken haar zakte er van af.

Eenmaal binnen was de spanning op een  hoogtepunt gekomen en met een paar zwoele en ballerina-achtige bewegingen opende Eefie haar bloesje. Martijns gezicht kreeg een hebberige uitdrukking. Hij liet zich achterover op bed vallen en rukte zijn kleren los en ineens was de betovering bij Eefie weg. Ze zag dat dat die Martijn zich overal egschoren had en er ging een schok door haarheen. Zou hij zijn anus ook hebben gebleekt? Nee, toch? Dat deed haar aan die politicus met dat blotebillengezicht denken. Ze aarzelde en dat…had ze beter niet kunnen doen.

Martijn besprong haar onder de kreet “Ik wil Epie, Hepie en de rest van de familie neem ik op de koop toe.” Met een smak raakte zijn onderkaak het laminaat en hij mocht nog blij zijn dat er geen plavuizen op de slaapkamer waren gelegd zoals zijn eerste vrouw ooit had gewild. Eefie zat met een totaal van schrik bleek geworden gezicht wat daas om zich heen te kijken en  vroeg zich af of ze de halfbewusteloze Martijn zou moeten helpen. Toen  ze zag hoe er bloed uit zijn m,ond kwam, vergat ze meteen haar afschuw over het geschoren lijf en besloot ze zorg te verlenen. Maar…Martijn was niet zo maar tot rust te brengen. Hij was niet vergeten waarvoor ze naar zijn  huis waren gegaan.

Hij waagde er een tweede sprong aan en deze keer scheurde hij Eefie de rest van haar kleren van haar lijf. Eefie vergat haar afschuw en dacht opnieuw aan die gepassioneerde en vooral rijke reus die haar aan het het besopringen was en besloot dat alles zijn prijs had. Ze likte het bloed van zijn lippen en zoog zijn tong naar binnen.

Mar ineens was de betovering verbroken. Epie en Hepie had Martijn gezegd. Ja, waar waren haar hondjes toch ook weer gbleven? Het kostte Eefie veel moeite om zich te herinneren waar haar huisgenootjes waren. Bij die stomme  neef natuurlijk! Ze voelde nauwelijks nog niets van het onophoudelijke gebonk van Martijn, ze wist niet eens of hij wel hulpstukken gebruikte. Dat zou dus wel weer op een pilletje uitlopen. Het was onwerkelijk. In haar kwam een  sterke behoefte naarboven om haar hondjes op te zoeken. Die waren nu in  handen van het stomme neefje. Wie weet wat hij er allemaal mee uithaalde.

Het gebonk werd kalmer en even later hield het echt helemaal op. Met een gevoel van bevrijding maakte Eefie zich los van haar eerst zo aanbeden minnaar. Ze zou niet een smeer kunnen navertellen  of de seks leuk was geweest of niet. Ze wist het egwoon niet meer. Zwijgend kleedde ze zich aan. “Een bubbeltje?” vroeg Martijn zachtjes terwijl zijn hand door haar haar streelde.

“Nee, het waren bubbeltjes genoeg”, glimlachte ze haast plichtmatig. Eefie hoorde het zichzelf zeggen. “ik moet nu echt gaan. Een volgende keer beter hè? Terwijl hij haar naar huis bracht bedacht ze zich dat een volgende keer wel belangrijk was. Ze móest Martijn  op haar hand zien te krijgen, voor de verkiezingen

5

Jack zet z’n hoofd net zo schuin als Hepie en Epie en hij kijkt ze netzo diep in de ogen. Eén van de twee , Jack weet niet wie, begint te grommen en blaft. “Houd je kop”, zegt Jack nors. Je zou die beesten toch gewoon  een kerstklokje ombinden en aanbieden aan een tuincentrum? Jack schat dat ze al gauw voor zo’n 200 eur ‘t stuk over de toonbank gaan.  Een beetje troosteloos vraagt hij zich af wat hij met die “beesten” moet. Elke dag ik weet niet hoe vaak wandelen. Bah!

Aan de andere kant vindt hij dat tante Eefie de beestjes bij hem moet komen  ophalen. Hij hoeft ze toch niet bij miss suikerspin af te leveren. Zijn tante was toch zelf zo dom om ze bij hem achter te laten? Gelukkig blijken de diertjes graag speklap te lusten. “Ze mogen ook wel wat vet hebben”, mompelt Jack in zichzelf.  Die scharminkele achterpootjes en die blote buikjes doen  hem vooral aan  kippenboutjes denken.

Jack krabt zich eens achter het oor. Hij verdomd het die hondjes vandaag naar z’n tante te brengen. Ze komt ze maar halen. Maar…vandaag is zijn vader jarig. Nu is hij er al jaren niet geweeest maar misschien…misschien weet de familie waar Eefie uithangt en bvendien…Jack ziet meer lichtpuntjes. Hij grijnst tevreden en zoekt zijn netste vrijetijdskleren bij elkaar.

Het is al bij de oprit dringen. Op vaders verjaardag staan de SUVs altijd al bijna op straat stil. Jack;s vader heeft veel vrienden al heeft Jack geen flauw idee waarom. Goed, hij kan goed drank uitdelen aan SUV-rijders maar verder. Tja misschien werkt het allemaal wel zo. In elk geval is Jack blij dat hij gewoon te voet is.

Zijn  vader staat bij de deur van van de trekkergarage. Daar staat hij altijd als jhij jarig is want pa’s verjaardag wordt daar gevierd. “Dan heb je niet al die rommel van die gasten in de ziteuken”, zegt zijn moeder altijd. Zijn moeder noemt elke kamer “keuken” dat “het” ze zo van thuis “meekreegt”. Ze heeft het zelfs vaak over de “mestkeuken” maar dat begrijpt lang niet iedereen.

Zij  vader verblikt of verbloost niet als jack hem een hand geeft. “Dag pap, gefeliciteerd met je tachtigste verjaardag.”Jack weet best dat zijn vader nog maar zestig is geworden maar een gewone felicitatie krijgt hij zijn mond niet uit en zijn vader is te verbouwereerd. Hij had helemaal niet op Jack gerekend. Wat komt dat joch doen?

Er zijn alleen maar mensen die hij niet kent. Nou ja, behalve zijn moeder natuurlijk. “Jongen wat ben ik blij dat je er bent. je vader het zich er zo op verheugd.””O ja?” laat Jack spontaan uit zijn mond rollen. “Nou, daar heb ik nog niet veel van gemerkt. Hij stond me alleen maar een beetje aan te kijken of ik net een enorme boer had gelaten.” Jack’s moeder doet haar mond open maar zij krijgt niet de kans iets te zeggen.

Jack hoorde haar alleen nog zeggen: “Dat doet ze nu altijd!” en ja hoor. Daar kwam tante Eefie de garage binnenwandelen. Bij de ingang slurpte zij bijna de wangen van Jacks vader maarbinnen en even daarop galmde haar stem door de garage: “Alphen aan  de Bak”.  Ze lachte alsof ze zonet had gehoord dat ze de koninging mocht opvolgen maar hoorde niet de woorden die een jongeman vlak achter Jack zei: Eefie in de kak”.  Jack draaide zich om en keek recht in de ogen van een jong ventje waarvan hij dezelfde middag nog ontdekte dat het neefje “Joeri” was.

“Alphen aan den Bak”, klonk het opnieuw door de garage zodat tante Eefie opnieuw het middelpunt van de belangstelling was. Hoog boven haar hoofd hield ze een bos hoofddoekjes. “Dit zijn de hoofddoekjes die we afgelopen week hebben ingezameld bij moslima’s die met ons hebben afgesproken dat ze zo’n ding niet meer willen  dragen. Het zijn er dertig”, zei ze trot. “Maar vijf ervan hebben moeten vluchten naar een blijf-van-mijn-lijfhuis. Hun mannen begonnen te slaan. Stel achterlijke apen. Wij strijden voor vrowuen zonder hoofddoek!  Haar stem konk nu krijsend en er was niemand die nog verstaanbaar met elkaar kon praten. Eefie was nu echt het middelpunt. Haar gezicht was helemaal rood geworden.

Ze wees recht naar Jack. “Waar heb jij getverallebakkennogaantoe mijn Epie en Hepie gelaten?”Er konk een holle lach vlak achter haar maar ze had niet door dat die afkomstig was van Martijn van de Kasteele . “Gelaten, gelaten?” vroeg Jack nu kwaad. “Jij hebt ze bij mij gelaten en ik heb ze opgevangen omdat jij je gedraagt als een …”
“Als een sloerie”, klonk nu deze lfde stem en deze keer keek Eefie om. “W as jij dat, Martijn?” De journalist trok zijn wenkbrauwn op en trok zijn onschuldigste gezicht waardoor hij lelijker uitzag dan anders.  ÏK, ik, euh, je weet hoe erg ik je lief heb”, zei hij met een valse glimlach. Eefie ontb lotte haar onder- en bovengebit tegelijk. “Je bent een gore baviaan”, siste ze. Daarna draaide zich weer om naar haar neef. “Waar zijn mijn schatjes”, blèèrde ze. Jack werd gered door zijn mobieltje. Goed hoorbaar door de hele zaal klonk de melodie van “I can get no Satisfaction” en meteen nam Jack op.

“Je moet hier komen”, klonk de dwingende stem van Ida de Hond. “We hebben een lijk in  het stadhuis.”

6

Epie en Hepie

Een “laik”, Jack herhaalde het een aantal keren in stilte maar al gauw zong hij het uit: “Een laik, een laik, ‘t is beter dan een…” Hij wist nu zeker dat hij ooit een keer het schlagerfestival zou winnen, vooral omdat zijn stem ruimschoots boven de herrie van het verkeer uitkwam. Nauwelijks merkte hij op hoe verwonderd de voorbijgangers de zingende agent bekeken, vooral als ze zijn tekst begrepen. Jack had geen tijd om daarop te letten want hij begon zich steeds meer af te vragen waarom dat “verdomde waif” van De Hond hem nodig had bij een onderzoek. Eigenlijk kon hij het zich niet goed voorstellen maasr zin had hij er wel in. Rechercheren had hem altijd al mooi werk geleken. Van een  omgedraaide nek of een opengesneden hasses zou hij niet over zijn nek gaan, dat wist hij zeker.

De burgemeester had van schrik bijna zijn ambtsketen omgedaan toen hij hoorde wat er in de B&W-kamer was gebeurd. Nog net op  tijd had hij zijn hand uit de la teruggetrokken en daarbij had hij één van de knopen van zijn mouw losgetrokken. Een ingehouden verwensing was het gevolg, vooral toen hij het bloed van zijn pink zag druipen.  Hij hield het bij ingehouden verwensingen sinds hij met alle mogelijke religieuze gemeenschappen maandelijks aan tafel zat. Hij wilde zich het verwensen afleren om niet een keer uit de bocht te gaan op het verkeerde moment.

In de B&W kamer aangekomen verbleekte hij. Op de lange, tafel in het midden lag het lijk van een jongeman met een opengeritste hals. Het bloed was opgedroogd maar nog knalrood. De burgemeester keerde zich even af maar herstelde zich snel. “Maar dat is …” “Eén van de bodes”, de gemeentesecretaris knikte. “Het is afgrijselijk en ik snap niet hoe het heeft kunnen gebeuren. Volgens dokter Burema, naast mij, is de man nog maar twee uur dood. Iemand moet iets gehoord of gezien hebben.” De burgemeester fronste zijn wenkbrauwen voordat hij de poliieman aan de andere kant van de tafel een hand gaf. “Inspecteur Bottinga”, zei deze kortaf. Hij keek wat zuinig naar de hand van de burgemeester die over de tafel en het lijk naar hem toegestoken werd. “Ik mag u verzoeken niet in de directe omgeving van de overledenen te komen””, zei hij met een doodgraversstem.

“Vuil, smerig takkenwijf!” Die uitroep deed de aanwezigen in  de B&W-kamer weer een beetje ontwaken  uit hun verbijsterde gestaar. Op de gang klonken hollende voetstappen een een man wrong zich door de deuropening van de kamer naarbinnen. Op de achtergrond was nog net de feekserige stem van een vrouw te horen die krijse: “Daar zul je méér van  horen, Klotepote!” Jack hoorde er niets van. Hij voelde hoe hij wit wegtrok bij het aanschouwen van het bebloede lijk. Dat viel hem lelijk tegen en even hield hij zich stevig aan de deurpost vast. Het was allemaal niet zo leuk als hij tijdens het zingen had gedacht.

“En wie bent u?” vroeg de burgemeester met een afwachtende glimlach. De politieman keek de beheerder van orde en  veiligheid nog enigszins verdwaasd aan. Toen stak hij zijn hand uit. “Jack Streng”, zei hij tegen de burgemeester. “Ik ben ter assistentie opgeroepen.”Die laatste woorden kwamen er zó duidelijk uit dat iedereen het kon horen. Ze waren gelogen maar dat deed er nu even niet toe. Het leek Jack de beste manier om wraak te nemen op De Hond. Zij had hem alleen maar gebeld om hem uit te foeteren over zijn gedrag van de vorige dag in het stadhuis. Klerewijf! Opnieuw voelde hij zich woedend worden en dat hielp hem over de schok van het tafereel in  de B&W-kamer.

“Heeft u al aanwijzingen?” vroeg de burgemeester op een wat onderkoelde toon. Bottinga schudde zijn hoofd. ” Op dit moment nog niet maar ik heb niet het gevoel dat het lang gaat duren. Ik heb sterk het gevoel dat het om een moord in de relationele sfeer gaat. Alles wijst daarop.” Die laatste woorden fluisterde hij de burgemeester in het oor. Het was niet de bedoeling dat die eerste conclusie de openbare straat zou bereiken. Voor de oren van Jack  was het wel genoeg. Zijn vlijmscherpe gehoor pikte ieder woord op. Met een verbaasde blik keek hij nog een keer naar het lijk en  verliet  de kamer. “Een kriem passionel”? Dat woored had hij weel een shoren opklin ken achter de bueraus als het om vermoorde minnaars ging. Iets in zijn hoofd blokkeerde.

Hij geloofde er niet in maar waarom wist hij nog niet. Onderweg tijdens de rit naar huis zong hij alweer uit volle borst “Kriem passionel, kriem passionel” en opnieuw probeerde hij het verkeer te overstemmen.  Met gierende en  jankende remmen stopte hij voor huis en meteen dwaalde zijn blik af naar het grote raam dat uitkijkt op zijn achtertuin. Nou ja, platje dan. Daar kijken twee wat verfomfaaide koppies met krullen hem aan. “Lol gehad?” mompelt Jack enigszins verontrust.

7

“Twee van die miete-hondjes, dat past wel bij je, Klotepote”, Ada zei het letter voor letter en heel langzaam om de boodschap duidelijk over te laten komen bij Jack. Ze smakte van het koekje en slobberde van de thee uit Jacks kopje want ze zat in Jacks woonkamer. Jack keek haar met grote ogen aan. Sinds zijn uitval waarin hijn zijn meerdere met “takkewijf” had aangesproken, had hij zich voorgenomen zich in te houden. De grote vraag was of hij dat nu nog steeds moest doen. Ada maakte zo’n opmerking toch alleen maar om hem uit de tent te lokken? En precies dat besloot hij niet te laten gebeuren.

“Wat kom je doen, wapenschild?” duidend op het onderscheidingsteken dat brigadiers op hun schouder meevoeren. “Wat kom je eigenlijk doen?” Ada smakt nog een keer hard en likt haar vingers af. “ik vraag me eigenlijk af wat jij steeds bij die Bottinga doet”, zegt zij. Haar stem snerpt  door de kamer. Ze klinkt niet kwaad maar wel opdringerig. Jack grijnst, plotseling begint hij iets te begrijpen. Ada is jaloers op hem, ze denkt dat hij probeert haar voorbij te streven. “Och, inspecteur Bottinga heeft me gevraagd wat dingetjes voor hem uit te zoeken”,  hij laat zijn stem zo onverschillig mogelijk klinken. “Hoe zo. Ada, maak je je zorgen? Doe ik mijn werk niet goed?

Ada schiet in de ach. “jij weet nauwelijks wat je werk is en hoe je je te gedragen hebt. De taal die je tegen mij hebt uitgeslagen, is werkelijk schandalig. Ik heb erover geklaagd met de teamchef.” “En, was mevrouw Wommmer onder de indruk?” vraagt Jack met een brede grijns. Hij heeft tenslotte al twee dagen niets meer over de zaak gehoord. “Ze zou je erover aanspreken, op het matje roepen”, brengt Ada met een bokkig gezicht uit.

Jack trekt een vrolijke grimas. De kwaadheid van Ada gefet hem een steeds prettiger gevoel. Er zit haar iets ongelooflijk dwars en hij denkt dat hij weet wat het is. Ada is jaloers. “Maar, weat doe je nou bij die Bottinga?” Jack tuit zijn lippen en vraagt tergend langzaam: welke Bottinga, die van de recherche?”Ada trappelt met haar voeten. “Ja, natuurlijk, Kloptepote, er is er toch maar één?” Weer breeekt er een grijns door op Jacks gezicht. Hij geniet ervan Ada zo ongeduldig en nieuwsgierig te zien en zoekt naar een mogelijkheid om haar nog wat langer te laten spartelen. “Ja, OK, dan bedoelen we dezelfde. Nou ja die ken ik eigenlijk niet.”

De brigadier draait haar volumineuze lichaam een paar keer onrustig heen en weer en klapt haat theekopje op tafel. “Maak me niet gek. Klotepote, je bent er al een keer of drie gezien.” Jack haal zijn schouders op. “Drie keer? Dat is knap. Ik heb er één keer een enveloppe afgegeven. Verder niks.”  Ada kloopt rood aan. Ze heeft het gevoel dat Jack haar in kringetjes aan  haar neus aan het rondleiden is.

“Weet je dat Jeroen Ouwehant jou echt de grootste eikel in het team vindt?” Kennelijk heeft Ada besloten het over een andere boeg te gooien Jeroen Ouwehant is hoofdagent en hij treedt ook een beetje op als Jacks mentor. Echte vrienden zijn ze nooit geworden maar jeroen is meestal vrij lovend over hem. Zijn fouten vergeeft hij hem graag. “Beginnersfoutje”, zegt hij dan. Jack trekt zich veel van Jeroens mening aan maar gaat uiteindelijk toch meetal zijn eigen weg.  Hoe goed kennen ze elkaar eigenlijk? Niet zo goed, denkt Jack. Aan de andere kant gelooft hij geen woord van wat Ada zegt. “Zo, vindt hij dat?” hij probeert zijn stem rustig en zelfverzekerd te laten klinken. “Ja, snerpt Ada meteen, “hij zegt dat je het vak nooit zult leren.”

“Weet je wel wat voor smerig serpent je eigenlijk bent, Ada de Hond”, hoort Jack ineens zijn stem zeggen. “Ik ken jouw soort mensen want mijn hele familie bestaat eruit. Geen  greintje gevoel voor een ander, altijd trappen om jezelf beter te voelen. Dat gaat je bij mij niet lukken hoor. Je bent echt één van de slechste voorbeelden van je soort!”

“Soort, soort”, krijst Ada nu terwijl ze met moeite uit haar stoel overeind springt. “”Wat bedoel je met soort? Ik eis een verklaring!”Jack trekt zijn mond breed open  en buldert het uit. “Jouw soort, is de vrouw, die wezens die onder een glazen plafond thuishoren, een terrarium is nog te goed voor jullie”, brult hij nu en hij voelt nu hoe de tranen bijna in zijn ogen  springen. “Altijd weer die wijven die proberen mij in een  hoek te trappen maar ik doe er niet meer aan mee, hoer in het blauw!” Bij die laatste woorden voelt hij hoe hij bijna zijn tong in slikt. Was dat niet te erg, teveel? Een belediging van een meerdere?

“Jij rattenjong”, krijst Ada nu nog. Ze lijkt zijn laatste woorden niet eens gehoord te hebben. “Ik zal zorgen dat je nooit een stap verder komt. Ik ga Bottinga wel een seven fijntjes vertellen  welke zaken je allemaal verknold hebt en wat voor onhandig varken je bent. Houd je thee maar…”Deze keer gooit ze het theekopje keihard door de kamer en rakelings langs Jacks hoofd. Tot zijn eigen verbazing schrikt Jack daar niet van. “Je moet bij de ME gaan”, roept hij. “Daar kunnen ze wel zo’n stevinge meid gebruiken!”

Met gebogen hoofd en vooruitgestoken vuisten stormt Ada nu op hem af. Ze voelt zich getergd, beledigd en vernederd en haar stappen kinken  dreunend door de woonkamer. Op het juiste moment springt Jack opzij zodat Ada met haar hoofd tussen de kopjes en schoteltjes in Jack kast belandt. Jack kan niet nalaten te roepen “Olifant in de porceleinkast.” Meteen heeft hij al weer spijt van zijn woorden als hij ziet hoe bij Ada het bloed over haar gezicht stroomt. “Kom”, roept hij verzoenend. “Ik zal je helpen met schoonmaken en ik zal je pleisters geven. Daarna zal het wel tijd zijn om naar huis te gaan.”

Ada probeert Jack nog te weerhouden om haar te helpen maar plotseling voelt ze de pijn in haar gezicht. “”Ik zal je te grazen nemen”, gromt ze nog maar erg overtuigend klinkt het niet meer…

8

Ada was nog maar net de deur uit en Jack stond net hoofdschuddend te kijken naar de ravage die ze had achtergelaten toen zijn mobiele telefoon ging. Eigenlijk was hij blij want het stelde hem even vrij van de verplichting om het Ikeakastje en de vele scherven bij elkaar te vegen en weg te doen.

“Met Jack”, zijn stem klonk uiterst opgelucht omdat hij zichzelf net had vrijgesteld van een vervelend werkje. “Goeiemiddag, u spreekt met Puck”, klonk een aantrekkelijke jonge vrouwenstem aan de andere kant. “U kent mij  niet maar ik denk dat we even moeten spreken met elkaar.” Jack haalde zijn schouders op en realiseerde zich niet dat Puck daarvan niets kon  zien. Een jonge vrouw was bij hem altijd welkom, als het maar geen zeur was. ”OK, waarover?” “U bent toch de politieman die de moord op de stadhuisbode onderzoekt?’ Jack beet even op zijn onderlip. Natuurlijk was hij die politieman helemaal niet. Dat was inspecteur Bottinga. Maar…moest hij die vrouw nu doorverwzijzen? Wie gaf hem de zekerheid dat ze naar Bottinga zou bellen? Misschien kon ze hem wel heel veel interessante informatie geven. “Ja, sorry, u overvalt mij een beetje”, zei hij tactvol, “maar ik ben inderdaad die politieman. U heeft infomatie voor mij?” Even bleef het doodstil aan de andere kant. Toen klonk met een zucht de stem opnieuw. “Ja, ik denk te weten wie de moordenaar van Roel is.” Jacks hart maakte een sprongetje. Zou hij de sleutel naar de oplossing kunnen krijgen? “In dat geval kunt u mij thuis bezoeken”, zei hij snel. Als het kan vanmiddag nog.” Eigenlijk was het onzin natuurlijk . bedacht hij zichzelf. Welke getrainde politieman nodigde nu getuigen bij zich thuis uit? Zeker was dat hij de vrouw niet op het bureau zou kunnen ontvangen. Dan zou iedereen meteen zich afvragen of hij zijn liefjes altijd op zijn werkplek ontving. ”nee, doe maar in de Ritazzabar aan het Rijnplein”, zei hij er vlug achteraan. Waar herken ik je aan?””Mijn rode jas en hoed”, merkte Puck op. “Het begint al echt op een date te lijken, gekkie!”

Ongewild voelde Jack het bloed naar zijn wangen stromen. Hoelang was het gekleden dat hij een afspraakje had gehad met een vrouw? lang, veel te lang! Zijn gedachten gingen weer uit naar de receptioniste in de oranje tomaat in het stadhuis. Hij moest daar toch eens werk van maken. De stem aan de telefoon was hem trouwens ook wel bevallen en hij voelde een lichte aandrang om te versieren in zich opkomen. Meteen schudde hij zijn hoofd. Hij moest werk en persoonlijke prettigheden nu niet door elkaar laten lopen. Dat was wel erg onprofessioneel. Tussen zijn gedachten door hoorde hij de andere stem nog net zeggen: “Goed, om vier uur dan.”

Er zat weinig anders op dan de Ikeakast met scherven nog maar even te laten voor wat het was. Als hij om vier uur in de Ritazzabar moest zijn, an was het zaak om op te schieten. Eigenlijk wilde hij zorgen wat te vroeg te zijn zodat niets hem kon ontgaan. Hij gaf Epie en hepie een aai over hun bol en deed de achterdeur stevig op slot. iets gaf hem het gevoel heel belangrijk te zijn en hij besefte dat het leven nooit meer hetzelfde zou zijn. Voor het eerst zou hij een getuige in een moordzaak ontmoeten.

Om onbegrijpelijke redenen was er nooit veel publiek in  de Ritazzabar terwijl er in  heel Alphen nergens lekkerder koffie te krijgen was. Jack bestelde dan ook meteen een kop capuccino en hij vrat zich bijna een weg door het schuim dat er bovenop lag. Hij voelde hoe het schuim zich meester maakte van zijn neuspunt maar veel kon hem dat niet schelen. Meer was hij betoverd door de sierlijke, slanke jongedame in rood met stralende blauwe ogen die de draaideur in kwam. Ze deed met een gemakkelijke glimlach een paar stappen  in Jacks richting. “Hai, ik ben Puck”, zei ze met zachte stem. Even kreeg Jack het gevoel dat hij in  een lauwwarm bad stapte waar op de rand een glas champagne wachtte.

“En vertel”, begon hij zakelijk nadat hij Puck van een kop espresso had voorzien. “Wat denk je, wie is de schuldige?” Puck roerde kort met een lepeltje in haar espresso en kneep haar ogen tot spleetjes terwijl ze Jack aankeek. “Kan ik je vertrouwen?” vroeg ze kort maar ze wachtte zijn antwoord niet af. “Op de middag van de moord kwam ik Bertus Primus tegen. Hij kwam net uit het stadhuis en zag er nog al zenuwachtig uit. Ik vroeg hem toen wat er aan de hand was. Ik zal proberen letterlijk te herhalen wat hij zei. ”Had een klote akkefietje in het stadhuis maar ‘t is nu goed geregeld.”  “Er zat bloed op zijn snor, ik zag het meteen want ik dacht eerst nog dat hij eindelijk die dikke puist had kapot gekrabt maar die zat er nog.” Jack kijkt starend voor zich uit. “Wil je dit voor mijn inspecteur herhalen?” vroeg hij. Puck keek hem verbaasd aan. “Ik dacht dat dit het was”,zei ze aarzelend maar ze zag meteen hoe Jack zijn hoofd schudde. “OK, ik doe het.”

Thuis ruimde Jack de rotzooi al fluitend op. Hij vond dat hij eigenlijk een prachtige dag had gehad.

9

De poster ontrolde zich rammelend en wel en Eefie hield em triomfantelijk in de lucht. ”Wie wil zoiets liefs nu in handen geven van een doos vol stofdoeken”, gilde ze haast  hysterisch door de zaal bij Avifauna. Tot Jacks grote schrik was op de poster zijn ante te zien die zijn broertje Pikkie innig omarmd vasthield terwijl ze beiden direct in de lens van de camera keken.  “Onze minstbegaafden in handen van Mohammed”, brulde ze verder. “Dat mag niet gebeuren!”

In de zaal begon instemmend gemompel en gejoel los te komen. “Het gemeenetebestuur wil de hele zorg in “De Bruggen” overdoen aan stofdoekjes”, blèèrde Eefie verder.”Als het zover komt, ga ik mijn neefje exacueren.”  Het was niet de eerste keer dat ze over een moeilijk woord struikelde. De goegemeente in het zaaltje lette er niet op. Ze wist maar al te goed wat Eefie bedoelde. Eén van de aanwezigen stond op en scghreeuwde zonder het woord te vragen door de zaal “weg met de minaretten en hun handlangers.” Een ander riep: “Pedofielen en imams op hetw eb, dan weten we wie het zijn!” De sfeer werd grimmiger en de temperatuur liep op. Een man in een zwart pak met een rode das uit de aangrenzende zaal kwam vragen of het rustiger kon maar hij werd uitgefloten en weggejoeld. Jack begon zich steeds minder op zijn plaats te voelen. Toch besloot hij nog even te blijven.

Op de voorste rij zat tot zijn  grote verbazing Bertus Primus. Jack had het gevoel dat de grootste en rijkste caféhouder van de gemeente helemaal niets met politiek had. “Wat doet die man hier?” vroeg hij zich af. Toch werd zijn blik al gauw door iets heel anders getrokken. Vooraan op de hoek zat nota bene Ada de Hond! Jack knipperde een paar keer met zijn  ogen. Hij kon zich niet voorstellen dat De Hond iets met politiek te maken wilde hebben. Zelfs haar verwachtte hij niet bij een kluppe vreemdelingehaters als “Alphen aan den Bak”.  Hij bedacht het zich met een schok. Wat zou Ada eigenlijk van hem denken als ze hem hier zag? Plotseling werd het hem wat te benauwd in het zaaltje waar niemand zich iets aantrok van het rookverbod.

Met een ruk stond hij op en pas toen viel het hem op dat hij zich langs een hele rij mensen zou moeten wrtelen. Dan zou hij opvallen en misschien zou Ada hem juist dan zien.  Hij bedacht zich en ging weer zitten. Misschien moest hij maar gewoon even het gekrijs en geschreeuw afwachten. “Wij willen  in  de gemeente geen stofdoekjes meer!”schreeuwde zijn tante inmiddels boven het helse kabaal uit. “Wij willen  echte, Rijnkantse cultuur, Alphens bitter, dorpsscholen en kaaspakhuizen. We willen  onze normen en waarden terug…eten met vork en mes, dubbel parkeren en kletsen bij de  brug die opsenstaat. Geen  terrorstisch gejodel vanaf de daken op vrijdagmiddag en geen vrouwen die vijftig meter achter hun man aan lopen. Geen geloer vanuit boerka’s naar ONZE mannen, weg met de LOERKA’s! Deze keer bereikte het gekrijs een hoogtepunt want het waren nu vooral de vrouwen die zich lieten horen. “En geen mannen met hoeden meer die de katjes in het donker knijpen en die niet van onze dochters af kunnen blijven. Geen overname van De Bruggen door stofdoekjes! Red onze kinderen, red onze kinderen, red onze kinderen .” Ze herhaalde het totdat de hele zaal begon te roepen, stampen en klappen. jack voerlde de grond onder zich trillen.

Van een dscussie kon je nu echt niet meer spreken. het was duidelijk dat het zaaltje maar één weg naar het absolute heil zag en dat was Eefie met Alphen aan den Bak. “Wij gaan voor 12 zetels”, krijste Eefie. Die woorden waren  nog niet koud of ze begon te twijfelen aan die mogelijkheid want waar zou ze de raadsleden vandaan moeten halen? Haar gezicht verstrakte even maar het gejoel en gejuich in de zaal zorgden ervoor dat ze zich ook meteen weer kon herstellen. Hopelijk had niemand iets gezien.

Heel even gleden haar ogen langs Bertus Primus. Die zat nog steeds bijna onbewegelijk met zijn armen over elkaar op de voorste rij nors voor zich uit te staren. Deed hij altijd…nors voor zich uit staren. Even on tmoetten hun blikken elkaar en iets in Bertus’  ogen gaf Eefie de rust die ze zocht.  “Sommige mensen beweren van ons dat  we alleen maar ergens tegen zijn”, riep ze met de laatste adem die ze nog in haar longen leek te hebben. “Dat is niet waar! We zijn  voor een goed ziekenhuis, voor meer goede horeca, gezellige café’s, voor kleinere speciaalzaken. parkeren onder de Oude Rijn en voor een centrum voor volkscultuur. Wij zijn  positief ingesteld. De negativiteit komt van de stofdoekjes, de achterlijek culturen die onze trottoirs bevuilen.”

Jack kreeg het gevoel dat hij moest overgeven. Hij slikte een paar keer met veel moeite achter elkaar om zijn maaginhoud binnen te houden. Dit schreeuwende en ophitsende wezen was zijn tante. Eemn tante die misbruik maakte van zijn gehandicapte broertje. Er moest en er zou een  eind aan komen.

Nauwelijks merkte hij hoe het zaaltje leegstroomde. Zelfs de schaduw die Ada over hem wierp bij het passeren, viel hem niet op. Het was maar goed dat zij ook hem niet zag. Pas toen de hele rij naast hem vertrokken was, stond hij op en waggelde hij de zaal uit. Buiten snoof hij de frisse winterlucht op maar die was niet genoeg om zijn gevoel van misselijkheid te verdrijven.

10

“Het gezicht van de jonge vrouw voor hem veroorzaakte haast een oerknal in het achterste van Jack hersens. Haar ravenzwarte kortgeknipte koppie met helder blauwe ogen en een lachende mond die kuiltjes in de wangen veroorzaakte, orgden ervoor dat hij geen woord uit kon brengen.

Daarvan had de jonge vrouw die bij hem op de stoep stond geen alst. “Hallo, ik ben Marijntje van ‘t Schip”, zei ze. “Ik ben groepsleidster op De Bruggen en ik wilde het eens hebben over uw broertje Pikkie.” jack knipperde met zijn ogen en voelde hoe hij meteen meer rechtop ging staan. “O, maar dan moet u bij mijn ouders zijn. Die hebben zeggenschap over hem, ik niet.” De jonge vrouw glimlachte op een manier die Jack opnieuw haast door de grond liet zakken. “Misschien…maar mag ik toch even binnenkomen”, vroeg ze aarzelend. Jack besloot dat het voor hem misschien toch wel nuttig zou kunnen zijn om de vrouw binnen te laten en dus knikte hij wat afwezig en deed hij een stapje opzij. “Komt u maar”, hij slaagde er zelfs in iets van een ontspannen glimlach op zijn gezicht te toveren.  De jonge vrouw stapte met grote passen naarbinnen en terwijl ze dat deed kon Jack niet voorkomen dat hij haar verdovend heerlijke parfum opsnoof. Iets van zijn jachtinstinct kwam naar boven. Dit moest ze zijn!

Marijntje hing haar jas op aan de kapstok en arzelden  in de kamer over de steol die ze zou kiezen. Die mooie, vlak bij haar was vas en zeker de vaste zitplaats  van Jack. De beide andere waren van  mindere kwaliteit en op de bank wilde zij niet gaan zitten. Dat stond te uitnodigend, vond ze. Jack zag er goed uit maar je wit nooit of hij toch een engerd was. Als vrouw moest je wel weerbaar zijn maar om haar bezoek nu op een knokpartij uit te laten draaien. Daar voelde ze niet veel voor. Uiteindelijk koos ze de op één na slechtste stoel die Jack had. Meteen schaamde ze zich een beetje want haar collega’s op De Bruggen zagen haar als echte feministe. Ze kreeg niet lang de tijd om daarover na te denken.

Jack kreeg door haar keuze het gevoel dat hij zelf de slechtste moest gaan gebruiken maar dat zou misschien wel weer erg opvallen en daarom koos hij de stoel die het dichtst bij hem stond. Dat was toevallig de beste. Dat kon ook weer niet want dan zou hij haar nooit de ebste stoel kunnen aanbieden tenzij…al met al bleef hij wat weifelend in het midden van de kamer staan.

“Er is mij wat gek overkomen, gisteren”, zei Marijntje. “Nou”, dacht Jack, “mij overkomt vandaag iets geks maar zeg jij het maar eerst.”  “Een paar dage geleden  kwam uw tante Eefie op de Bruggen. Dat doet ze wel vaker. Meestal brengt ze dan cadeautjes, knuffelt ze een beetje met hem , heel lief. Deze keer kwam ze met een fotografe en toen moest er een hele fotosessie gemaakt worden. Ik vond dat vreemd omdat uw tante ook bezig is met een politieke partij. ik hoop dat die foto’s niet daarvoor gebruikt worden . Dat mag toch niet met zo’n kind?”

Jack knikte. “Ik begrijp het en ik ben bang dat u gelijk heeft. De foto’s zijn voor de partij gebruikt. Ik was er ook niet blij mee maar wat doe je eraan?” “Ja”, reageert Marijntje. “U kent de wet, dacht ik. Misschien weet u het?” Jack schudt zijn hoofd. “Geen flauw idee. Ik kan het een navragen op het bureau.” hij kruipt op het puntje van zijn stoel. “Mag ik u nu eens iets heel anders vragen?

Marijntje kroop nu ook wat meer naar voren op haar stoel. Jack zag nauwelijks hoe de uitdrukking in haar ogen veranderde. “Ja, natuurlijk mag u mij wat vragen”, klonk haar stem ergens ver weg in de kamer. Het gebonk van zijn hart hoorde Jack veel duidelijker in zijn oren. Jarenlang was hem gezegd dat hij te afwachtend was, nooit genoeg actie had getoond, niet snel genoeg was geweest maar vanaf vandaag zou dat anders worden.

“Gaan wij niet liever even ergens in een gezellig restaurantje zitten om verder te kletsen?” Het was alsof middenin  de kamer een gat door het dak van het huis was komen vallen. De woorden van Jack hadden veel herrie gemaakt en alles wat daarna kwam kon alleen nog maar op stilte lijken. En uit die stilte kwamen haast als ordeverstoorders een paar woorden tevoorschijn. “” Dat lijkt me leuk maar niet vanmiddag. Ik moet werken maar morgenmiddag kan ik wel.”

Hoelang Jack en Marijntje elkaar aankeken zal nooit iemand kunnen  vertellen maar plotseling bewoog de jonge vrouw. “Ik moet weg, de kinderen wachten op me. Ze kunnen niet zonder me.” Ze graaide haastig haar tasje van de grond en stond onhandig op. Bijna stootte ze haar bovenbeen tegen de armleuning.  Nog even keek ze Jack aan. Zouz e hem zoenen? Ze beskloot dat het geen goed idee was en met een snelle beweging gaf ze Jack een hand. “Tot morgen dan   maar”, de woorden  kwamen er haast giechelend uit. “Ja, tot morgen”, alle energie leek uit Jacks stem te zijn weggelopen.

11.

“Wat een klotewijf dan”, Bertus Primus bonkt met zijn vuist zó hard op het werkblad van de aanrecht dat Ada bang is dat het in  twee stukken  uiteen zal spatten. Ze kijkt zenuwachtig naar de machtige horecabaas want ze weet tot welk geweld hij in  staat is. ”Ja, ik weet zeker dat zij probeert de moord op Roel jou in  de schoenen  te schuiven”, herhaalt ze even zo goed. “Wat een onzin”, brult Bertus. Hij realiseert zich dat hij op het moment van de moord ook in het stadhuis was. Hij had een gesprek met de wethouder van economische zaken. Maar of dat voldoende alibi zal zijn? Veel hangt af van het nauwkeurige tijdstip van de moord. “Maar waarom doet ze dat? Heb ik oorlog met haar? Heb ik haar niet heel veel geld geleend toen ze in de shit zat?’ Ze zou me op haar knieén moete  komen bedanken.” Even is hij heel stil maar zijn gezicht veraadt donderwolken. “Ik zal haar breken”, zijn stem klinkt nu zacht, kwaadaardig en hees. Nu is het aan Ada om haar voorhoofd te fronsen. ”Je gaat toch geen onhandige dingen doen, hè?”  Bertus grijnst. “Llaat dat maar aan mij over. Ik ga me niet in een moord storten om aan te tonen dat ik geen moord heb gepleegd”, lacht hij veelbetekend. Ada kijkt hem toch bezorgd aan. Soms spreekt die man echt in raadsels. “Gaan we nog even naar bed?” vraagt ze plotseling. Ze wil nu echt graag van onderwerp veranderen. ”Even wachten”, bromt Bertus.

“Wat heb ik nou voor reden om Roel koud te maken?” Hij kijkt Ada met een vragend gezicht aan. “Die jongen  heeft altijd met mij de beste zaken  gedaan en andersom. We waren toch goeie maatjes?”Ada haalt jaar schouders op. Ze heeft eigenlijk geen idee wat voor zaken Bertus en Roel deden en eigenlijk wil ze het ook liever niet weten. Bertus is weliswaar een “lekkere rookworst”(zo noemt ze hem altijd) maar van zijn  zaakjes weet ze maar liever niet teveel af. Eigenlijk vindt ze zichzelf niet zo heel verstandig om als politievrouw  met Bertus om te gaan maar ja…hij doet het zo lekker. Ada heeft in  dat opzicht niet zoveel keuze.  “Hij kon altijd goed verdienen bij me”, gaat Bertus verder. “Even zo goed heb ik hem nog geld geleend ook. Ik denk dat Roel gokte.” Ada weet even niet zo goed wat ze moet zeggen maar dan komt er toch een gedachte in haar op. “Heeft hij wel eens iets terugbetaald?” Bertus grijnst. “Dat werkte bij ons anders. Als hij moeite had met terugbetalen, deed hij gewoon  iets gatis voor me.”   Ada rilt. Haar intuïtie als politievrouw zegt haar dat er iets niet klopt in het verhaal van Bertus. Maar ja, het lijkt haar niet verstandig om daar zo maar in haar eentje op in te gaan.

“Ik zal die griet het leven heel zuur maken als ze hiermee doorgaat”, het klinkt als een belofte uit de mond van Bertus maar de dreigende ondertoon  ondergaat Ada niet. Ze rilt. Misschien is de warmte van Bertus’ lijf wel het beste om aan die kou te ontsnappen. “Kom, we gaan naar bed”, zegt zij op besliste toon maar die toon noch de verleiding van haar opmerking kan Bertus niet ompraten. “Nee lieverd”, zegt hij, “vandaag niet. Ik heb  andere dingen aan mijn hoofd.” Opnieuw bezorgen zijn woorden de brigadier koude rillingen. Alleen al de manier waarop Bertus het woord “lieverd” uitspreekt… “Nou, dan heb  je mij zeker niet zo hard meer nodig?” zegt ze. “Ach, voor de koffie en de thee ken je nog wel handig zijn vandaag”, grinnikt Bertus. “Nee, lief, ik moet echt even aan de slag. Dat hele gedoetje  met die jongedame zit me dwars. Ik denk dat zelfs de rookworst z’n pit verliest en sappig zal ie zeker niet zijn”, grapt hij. Ada hoeft er niet om te lachen. Ze had juist vandaag Bertus hard nodig gehad. Waarom was ze ook weer over dat mens begonnen, was dat niet ontzettend dom geweest? O ja, ze wist het al weeer. Ze wilde laten merken hoe loyaal ze aan Bertus was. . Ja mannen…

Koffie en thee! Dacht die dikke nou echt dat ze helemaal van de hoeren bezeken was? Koffie – en theejuffrouw spelen voor meneer de horecabaas! Hij was toch de horecamen? Hij zou voor haar een lekkere maaltijd klaar moeten maken, in bed en daarbuiten. Punt uit! Haar gezicht liep rood aan van kwaadheid en die kleur nam nog toe toen zij aan de overkant van de straat iemand ontdekte die ze al helemaal niet wilde zien. Terwijl ze de deur achter zich dichttrok, vertoonde zich daar het grijnzende gezicht van Jack. Hij was een grote wandeling aan het maken met Epie en Hepie. “Vergeet je de sleutel niet?” riep hij de brigadier toe. Zonder op haar antwoord te wachten, stapte hij verder. Ada merkte hoe haar bovenste snijtanden een diepe wond in haar onderlip hadden geslagen.

12

Jack had zichzelf een lekkere wandeling beloofd voor die avond. Met de luid keffende Epie en Hepie aan de lijn, nee Eefie hoefde ze niet terug, wandelde hij langs de Dijksloot, onder de rondweg door naar het Hengstenbos.  Jack had nooit goed begrepen waarom die plek de naam “Hengstenbos” had gekregen maar kortgeleden had iemand hem in het café een geheim uit de doeken gedaan. “De naam “Hengstenbos” is bedacht omdat er in het verleden allemaal hengsten zijn begraven. ‘s Nachts tusen twaalf en één zou je zelfs de hengsten nog als witte schimmen door het bos kunen zien daveren. Het leek Jack allemaal wat onmogelijk want de grond in het Hengstenbos was vooral drassig en nat. Uitgerekend op die plek wilde de gemeente een bos inrichten om gezellig te wandelen. Nou ja, stel je voor dat er tijdens zo’n wandeling  een skelet zou komen bovendrijven. Brrrr. Jack had dus besloten voor half twaalf weer uit het Hengstenbos weg te zijn. Niet dat hij bijgelovig was…maar toch.

Hij was in een goed humeur. Zijn afspraakje met Marijntje was heel leuk verlopen. Marijn was een beetje en serieus meisje maar ze moest wel om de absurde grapjes van Jack lachen zoals “Zingen in  de badkamer is voor watjes, verder luistert er niemand.”  Ze hadden nu een hele middag zitten en lopen teuten in een restaurant dat iets buiten Alphen lag en waar je goed kon rondwandelen. Ontzettend leuk en…Jack voelde opnieuw hoe de vlinders in zijn buik opstegen.

Hij liet de hondjes wat losser lopen en probeerde een swingende beweging te maken tijdens de wandeling. Hij voelde zich echt een hele playboy. De hondjes renden u voor he uit en het drong nauwelijks tot hem door dat een playboy eigenlijk niet met dit soort hondjes kon rondwandelen. In zijn vrolijke gedachten werd hij bovendien lelijk gestoord doordat de bestjes ineens heftig gingen keffen. Ze sprongen op en neer en renden rondjes terwijl ze maar bleven blaffen en…tussendoor hoorde Jack nu het grom van een veel grotere hond. het was een zwaar en traag geluid.

Nergens was een grote hond te ontdekken. Niou viel dat ook niet mee omdat het tussen de rechtopgaande boomstammen toch langzaam aan al een beetje donker begon te worden. Jack voelde de zenuwen in zijn  tenen en vreesde dat een geweldige herder straks boven op zijn twee éénhapscrackers zou springen. Geen eerlijke strijd.

Plotseling ontdekte hij bijna verstopt aan de rand van het hengstenbos een wit Volkswagenbusje. Het zag er niet naar uit dat de eigenaar vlak in de buurt was en het leek erop dat het gegrom van de hond uit het busje afkomstig was. Langzaamaan kwam in zijn herinnering een gedachte naar boven waar hij niet vrolijker van werd. Op twitter had toch het verhaal gestaan van een man die zijn hond kwijt was? Zou dit…?

Jack kon zijn nieuwsgierigheid nu niet meer bedwingen. Hij haalde Epie en Hepie dichterbij en sloop voorzichtig naar het busje. Het werd hem steeds duidelijker dat het gegrom uit het busje kwam. Daartussendoor merkte hij nog iets anders op. Rond de auto hing een bedwelmende stank, een geur zoals Jack nog nooit eerder had geroken. Het deed denken aan een stilstaande poel water middeni de zomer na drie weken tropische hitte.

Met de hondjes liep hij drie keer rond het busje. Aan de voorkant probeerde hij naarbinnen te kijken maar er was een scheiding aangebracht tussen cabine en laadruimte. De smalle raampjes aan de achetrkant zaten teveel onder het stof. Er viel aan de binnenkant niets te zien. Hoewel”’hij drukte zijn neus nu tegen het glas plat en merkte niets van zijn omgeving.

“Is dat uw busje”, klonk een schorre stem achter hem. Hard en brutaal was de stem en Epie en Hepie begonnen meteen te keffen. Jacks chrok er zóerg van dat hij zich vast moest grijpen aan de knop van het achterportier. Met een klap sloeg het ding open. Een zware, stinkende walm kwam hem nu tegemoet en die walm werd vermengd met gegrom en geblaf. Een stevige, dikke Duitse herder lag argwanend te kijken naar de twee mannen buiten.  Jack wist het nu zeker, het moest de hond zijn die op twitter “zoek” was gemeld.

Hoewel er geen rook of stoom uit het busje kwam, deed jack toch een arm voor zijn gezicht toen hij instapte. De hond deed niet eens moeite om op te staan. Dat was gek, zou het dier zolang… Plotseling viel zijn  oog op een grote plastic zak die achter het dier lag. het plastic was er duidelijk neergelegd om iets te bedekken. Voorzichtig trok Jack het plastic weg. Er zoemden wat vliegende diertjes in het rond en toen zag Jack een teen, een  half afgekloven teen en nog een teen waar het vel al was af gevallen en nog een teen, een voet waarin gaten waren gevallen en waar een beest doorheen kroop.

Met een ruk trok Jack het plastic nu verder weg. Het gezicht van de jongedame, of van haar overblijfselen, zag er nog het beste uit. Haar blonde haar hing nog steeds in een sierlijke lok over haar voorhoofd. Dat was wel gek, eigenlijk, vond Jack. Eén been ontbrak en één arm was leeggekloven.  Jack kreeg het akelige gevoel dat de hond dat had gedaan. Het dier moest ook eten. De vloer van het busje lag bezaaid met hondendrollen, een verteerde jongedame…

13

Dit hoofdstuk slaan we op jack’s verzoek over

14

Inspecteur Bottinga die om onverklaarbare redenen de klemtoon  altijd op de eerste lettergreep van “inspecteur” liet vallen, trok een azijnzuur gezicht. De zadelpijn van het fietsen van die ochtend was nog niet over. Nu kwam er een telefoontje van Jack Klotepote dat hij het lijk van een mevrouw had gevonden in een bestelbusje. “Een afgekloven mooie juffrouw”, had Jack gezegd in een mislukte poging om de stemming er een beetje in te houden.Misschien w was het grapje wel mislukt omdat Jack het zelf allemaal niet zo leuk meer vond. Vooral de aanblik van het afgescheurde onderbeen, was hem niet goed bekomen. het onderbeen was verdwenen en Jack vroeg zich af of het nu in de hond zat. Misschien had het wel de vorm aangenomen van één van de vele drollen  in het busje. Hoe dan ook, Jack vond het niet leuk en bovendien zat hij nu met een derde hond. Het beest was niet vervelend maar wel een beetje schuw. Jack voelde zich ongelukkig en in dat opzicht voelde hij hetzelfde als inspecteur Bottinga. “Kom nergens aan maar kijk wel heel precies wat er in de bus ligt”, was de opdracht van Bottinga geweest. “En wacht tot we er zijn.”

Gemakkelijk was het allemaal niet want het is geen wissewas om met drie hnden aan de lijn en een toenemend aantal belangstellenden om je heen, een bestelbusje te onderzoeken. Jack besloot dan ook op de rand van het busje te gaan zitten, zijn benen naar buiten te laten bungelen dne de honden opdracht te geven het publiek op afstand te hoduen. Dat ging de viervoeters best af. Vooral Epie en Hepie begrepen de opdracht heel goed. Misschien waren ze bang dat ze anders niets zouden mogen hebben van de berg vlees die in het busje lag. Ze gingen tegen alle rampbezoekers tekeer. Ook tegen de fotograaf van Alphen DDD. Jack vroeg zich hoe de pers n u al weer kon weten dat hier iets te doen was. Nou ja, eigenlijkw as het zijn zaak ook niet.

Voor zijn gevoel duurde het een eeuwig heid voordat de eerste tweetonige hoorn in de omgeving hoorbaar werd. In de tussentijd had hij een briefje van de vloer van het busje losgepullekt en  er even naar gekeken. Het leek een etiketje voor een pakje kipfilet of zoiets. Zonder erbij na te denken frommelde hij het papiertje in zijn jaszak. Net op dat moment kwam de politiewagen met gierende banden, fluitende sirene en afschrikwekkend zwaailicht om de bocht scheuren.

Bottinga en een vrowuelijke rechercheur die Jack nog nooit eerder had gezien maar die wel meteen opviel, sprogen uit de wagen. “Waar is dat mens?” liet Bottinga zich ontvallen. Hij werd nog steeds gehinderd door een zeurende zadelpijn, een gevoel dat hij liever niet voelde met zijn collega Antoinette in de buurt. Met een slinkse blik keek hij nog eens naar haar lange, golvende, blonde haar. Plotseling schudde hij eens fklink zijn  hoofd. Hij mocht zich nu niet laten afleiden. Alles was immers gebaseerd op zijn positie als superspeurder. Met een soepele beweging sprong hij in  het busje. Nog voordat hij het dode lichaam en de bijbehorende geur had opgemerkt, liet hij al een scheldwoord knallen. “Het is toch potvoordedommen te gek. In dit rustige veendorp gebeurt nooit wat en nu in één week tijd twee moorden. Waar moet dat heen.”Alsof hij een antwoord op die vraag verwachtte, keek hij naar buiten. het publiek bleef alleen maarw at momepelen en keek verschrikt naar de atletische politieman. “En, Jack, wat heb  je al ontdekt?

Jack keek de inspecteur wat onschuldig  aan. Ontdekt? “Nou, eigenlijk niet zo gek veel”, gaf hij toe. “Ik had ook geen spulletjes bij me voor het onderzoek. Volgens mij hoorden die hond en die mevrouw bij elkaar. Ik denk dat de hond op twitter als vermist is opgegeven. De mevrouw niet…” Bottinga lied een brede grijns zien. “Dat is op zich al gek genoeg. We hebben ook helemaal geen meldingen van vermissing binnengekregen.” Hij kroop op handen en voeten verder door de bus terwijl Antoinette rondom het busje liep Eindelijk verschijnt ze weer bij de achterkant van de wagen. “Er is met deze bus hard gereden , door woest terrein”, zegt zij langzaam. “Ik denk dat de moord niet hier is gebeurd. Het busje is hier alleen maar achtergelaten.”

Bottinga knikt. “Het is tijd voor de forensische dienst. Ze zijn onderweg. Het lichaam kan wat mij betreft ingepakt worden.”Even aarzelt hij. “Die hond. die hond reageert misschien op dingen die in de bus liggen.”Hij kijkt Aintoinette strak aan. “Kijk eens in de cabine of daar kleren of gebruiksvoorwerpen liggen. Misschien herkent hij iets.”

Zonder een vraag te stellen nam Antoinette de grote hond over van Jack. Het dier sukkelde een beetje door het drassige land rond het busje. Zodra de rechercheur de deur van de cabine opende, begon het dier te piepen en te grommen. ”Jack, kom eens helpen”, klonk Antoinettes stem. Met een klein sprongetje liet Jack zich van de bodem van de bestelbus afglijden. Bij het linkervoorportier deed zijn vrouwelijke collega met één elleboog verwoede pogingen de hond buiten de cabine te houden en met haar andere arm iets te pakken. De hond begon haar steeds wilder te bespringen waarbij hij een vervaarlijk gegrom uitstootte. Jack kon niet voorkomen dat de hond in zijn gedachten even veranderde in Bottinga. Een paar kreten van Antoinette wekten hem op uit zijn overpeinzingen. Met twee handen pakte hij de ketting vast die om de nek van het dier was gelegd. Er was een stevige ruk voor nodig om het dier weer op vier poten te krijeg. Daarbij probeerde het steeds zijn kop om te draaien en Jack aan te vallen. Een succes was dat niet  …of het moest zijn dat Jack zag hoe Epie en Hepie uit het busje wipten en om de hoek verdwenen. het laatste wat hij van ze zag waren de rode hondenlijnen…

15

Het sneeuwde, eigenlijk sneeuwde het al een paar weken maar Jack kon het niets schelen. Integendeel, hij vond het wel romantisch. Romantisch ook omdat hij nu met Marijntje door de dikke pakken sneeuw liep, niet zover van een restaurant aan een groot meer waar hij graag kwam. Deze plek was ideaal voor de liefde. Stiekem keek Jack even naar het kontje van Marijn en in stilte stelde hij zich voor hoe die billetjes het in de nseeuw zouden doen. Nee…bedacht hij zich…laten we maar een ander plekje zoeken.
Marijntje had inmiddels niets van zijn stille gedachten en steelse blikken  gemerkt. Ze ratelde het éne verhaal na het andere achter elkaar eruit in de veronderstelling dat Jack aandachtig luisterde. Vooral als hij zijn  arm nog wat steviger om haar schoders sloeg en zijn wang op haar schouder liet rusten, meende ze zijn aandacht te hebben. En dat was ook zo. Jack deed zijn uiterste best om in  de loop van de wandeling een uittreksel te maken in zijn hoofd van Marijntjes verhalen. Hij was elk moment bang dat ze zou vragen “Vind jij ook niet?” Dan wilde hij wel op een zinnige manier antwoord kunnen geven.  Het leek hem in elk geval een goed idee haar zo nu en dan met een glimlach aan te kijken.
Hij meende het ook echt maar kon het allemaal niet zo goed geloven. Vroeger op school was hij nou niet echt de meest populaire jongen geweest onder de meiden. Hij was ook altijd wat teruggetrokken en verlegen geweest en dat vinden ze misschien niet zo leuk. En nu gaf dit heerlijke meisje zo maar haast heel onnozel alles aan  hem. Ze vertelde alles, kriebelde met haar vingers aan zijn middel, gaf hem zo nu en dan een aai door zijn gezicht en zoende hem van tijd tot tijd en Jack bbreep er helemaal niets van. Hij wist alleen dat een geweldige zwerm vlinders in zijn buik op ene ongelofelijke manier huishield.
Dit was zo’n dag dat de gruwelijke beelden van de laatste dagen bij hem helemaal wegzakten. De stress viel weg maar spanning was er volop. Hij keek ineens heel anders naar de vogems en de zwanen en voor het eerst van zijn leven zag hij de dieren langs de warkant nog voordat zij hun toevlucht bamen tot het ruime sop.
Weet je wat?” zei hij ineens. “We gaan naarbinnen en vragen of ze de open haard aandoen. Dan nemen we een flesje bubbels ofzo erbij. Eigenlijk wilde hij veel liever naar zijn  huisje in de Sparstraat om samen het piepkleine slaapkamertje op te zoeken maar hij had het idee dat Marijntje dit veel leuker vond. Marijntje glimlachte. “Van uitstel komt geen afstel”, dacht ze en daarmee toonde ze zich een echte vrouw. “”Wat leuk!” riep ze uit, heel dicht bij zijn oor maar het klonk als een welkome boodschap. De ondertoon was er één van “als we dan daarna maar naar je huis gaan.”
Ze friemlde haar vingers nu onder zijn overhemd en krast met haar nagels over zijn huid. Het bracht hem ertoe wat langzamer te lopen  in de richting van het erstaurant zodat ze er wat langer mee kon doorgaan. ondertussen trok hij haar met haar middel wat steviger tegen zich aan. Marijntje draaide zich half naar hem toe. Jack begon te merken hoe zijn lichaam reageerde op de diercte aanwezigheid van  een vrouwelijk lichaam en hij hoopte dat het niet al te erg zichtbaar zou zijn. Hij probeerde de reactie wat te onderdruken  door zijn  gedachten te verleggen naar Ada de Hond en…inderdaad, het resultaat was verbluffend. Het was nu wel moeilijk om nog geconcentreerd te luisteren naar de verhalen van Marijntje. Dat werd nog moeilijker toen ze met haar nagel in zijn  oor belandde. “Kom, we gaan een skijken, hoe warm het binnen is”, zei hij met de laatste adem die in hem was
Wat was ze mooi! WEn nu het flakkerende licht van de open haard op haar egzicht, hals en schouders scheen, vierl haar schoonheid nog meer op. En die schoonheid wilde het liefst bij hem in de buurt zijn. Jack kon nog steeds zijn ogen en gedacchten niet geloven. “Vind je ook niet?” klonk ineens Marijntjes stem. Toch nog betrapt! Even probeerde hij zich te herinneren wat haar laatste woorden waren geweest maar het lukte hem niet er een samenhangende zin van te maken. “Ik kan het niet geloven”, zei hij. “Ik wil het nog eens van je horen.”  Marijntje giechelde. “Nou zeg, zo bijzonder was het nou ook weer niet. Ik vroeg of we volgend weekend naar de kunstskibaan in Hoofddorp zouden gaan.” Jack grijnsde. “Voor mij is alles bijzonder als  jij het zegt. Ik vind dat we het moeten  doen, ja. Dan kun je meteen je nieuwe ski-uitrusting uitproberen.””Ja”, kirde Marijntje weer. “Wat kun jij goed herhalen wat ik zeg, man.” “Ik wou dat het waar was”, hoorde Jack zichzelf in gedachten zuchten.

16

Heerlijk, zo’n maand aan de meditterane kusten en dat allemaal op kosten van het bedrijf. Jack had ervan genoten en Martijntje niet minder. Om echt “weg te zijn voor het hele Alphense gedoetje” hadden ze niet de spaanse costa’s bezocht maar Marokko. Een paar keer was Jack bijna in de verleiding gekomen om zijn  tante gelijk te geven. Een paar Marokkaanse mannen  hadden Marijntje nageroepen en veel fraais was dat niet. Maar ja, hij was nu in “Marokkanenland” zoals tante Eefie dat altijd noemde. Nu moesten zij zich aanpassen…en dus…niet geklaagd.

Ze hadden ervan genoten en de terugkeer op Schiphol was een afknapper. Regen en koude wind, welkom in Holland. “Geen wonder dat je je als Marokkaan hier niet echt welkom voelt”, dacht Jack nog toen  hij de poort van Schiphol Plaza uitliep. Hij sloeg zijn arm eens extra stevig om Marijntjes schouders en trok haar stevig tegen zich aan. Zo hadden ze het tenminste allebei een beetje warms. Snel naar de interliner en dan thuis ouderwets koffie en erwtesoep. Jack voelde hoe zijn maag begon te knorren. Ondertussen vroeg hij zich ook al weer af of er nu al iets meer duidelijkheid zou ijn over de twee moorden in één  maand tijd. Zoals gebruikelijk deden de Alphense kranten er al weer heel dramatisch over alsof de gemeente een soort oase zonder criminaliteit behoorde te zijn.  Jack vroeg zich altijd af waarom elke gebeurtenis tot een haast uniek niveau moest worden opgekrikt. Maar ja, hij was dan ook geen journalist.

Het bureau voelde vreemd aan en de eerste dag liep Jack er rond alsof hij volslagen de weg kwijt was. Het lukte hem niet eens op een fatsoenlijke manier te vragen of er al resultaten waren geboekt. Het was maar goed dat hij Ada de Hond niet tegenkwam. Het viel hem niet eens dat zijn “weerzin op poten” niet in de buurt was. Hij dacht niet eens aan haar.

Heel anders was dat bij Ada. Zij had voor die dag juist een bezoekje gepland bij inspecteur Bottinga. Nu Jack terugkwam, leek het haar het juiste moment om eens de zwakke kanten van haar collega bij hem naar voren te brengen. Die twee werden in haar ogen veel teveel vrienden.

“Ada”, zuchtte Bottinga terwijl hij niet van zijn papieren opkeek. “Zeg het eens schat.?” Ada voelde meteen de ergernis in zich al weer opkomen bij het woordje “schat”. Zij vond het verschrikkelijk als mannen dat zo maar gebruikten maar ze beheerste zich. Ze moest hem nu niet tegen zich in het harnas  jagen. “Heb je al resultaten voor wat betreft die moorden?”vroeg ze stroef. Bottinga keek nu wel op en trok een verbaasd gezicht. “‘t Is niet echt jouw zaak maar nee…we schieten niet erg op.” Even bleef het stil terwijl Ada wat ongemakkelijkmet haar voeten heen en weer schoof. “Zou het niet komen doordat je de verkeerde mensen erop zet?”

Bottinga keek deze keer niet verrast op maar hij stond wel op van zijn stoel. Met een gestrekte arm en vinger wees hij naar de deur. “En nu maak je dat je eruitdondert of ik pak je bij kop en kont, of ik daar nou een hernia van krijg of niet!” bulderde hij. Zijn gezicht was rood aangelopen en zijn ogen rolden woest in de kassen rond. Ada wrong haar omvangrijke lijf zo haastig mogelijk omhoog en slofte in de hoogste versnelling van de duer. Ze had wel eens gehoor dat Bottinga agressief kon worden. “Ik heb  iets niet goed aangepakt”, zuchtte ze wanhopig. Dat klonk zo luid door de gang dat Jack, die om het hoekje stond, het opving. “Mooi zo”, zei hij tegen zichzelf en hij lachte er stilletjes bij. “Geen schoner vermaak dan leedvermaak”, dacht hij. En nu hij toch hier in de buurt was. Als Bottinga een beetje in  een goede bui was…

17

“Maar niet alleen”, die woorden van Bottinga klonken Jack nog in de oren. Hij mocht niet alléén naar binnen in het huis waar de eigenaar van het bestelbusje woonde of had gewoond. Bottinga vond het voor de onervaren rechercheur te riskant om in z’n eentje op onderzoek te gaan en…hij stond het nooit toe. Het was niet de gewoonte van rechercheurs om alleen op pad te gaan.

Jack had geen idee hoelang het zou duren voordat de versterking  kwam maar hij had de woning nu in de gaten. Binnen leek zich niemand te bevinden. Er waren geen  silhouetten, geen  schaduwen en zelfs geen sporen van  bewoning te zien. Er stonden wel wat Ikea-meubels in de voorkamer maar ze zagen er uit alsof niemand ze in de afgelopen maanden had gebruikt. Jack besloot dat het beter was om niet direct voor het voorraam te gaan staan om naar binnen te gluren. dat zou misschien teveel opvallen en dan zou hij de bewoners misschien wel wegjagen. Dat was al helemaal niet de bedoeling. Er kwam al een jongen op de fiets voorbij die hem argwanend aankeek en volgens hem stond de buurvrouw ook vanachter een grote cactus te begluren. Hij was al opgevallen in de buurt. Met een onverschrillig gezicht en wat achteloze stappen liep hij naar de overkant van de straat. Daar hield hij zijn linkeroog gericht op de woning en met zijn rechter oog tuurde hij de doodstille straat af. Het was wachten geblazen. Daarover had hij wel eens iets gelezen, mensen wachten éénderde van  hun leven ofzo.

Stampvoeten was het beste wat hij doen kon want de vroege ochtend was bepaald niet warm, zelfs niet op deze zomerdag.  Hij blies eens in zijn handen en keek opnieuw de straat af. Om de hoek verscheen een politieauto en  het ding was ook meteen te horen. Op het dak tolde het blauwe zwaailicht als een gek in het rond en de sirene stond luidkeels aan. “bedankt”, dacht Jack bij zichzelf. “Alle boeven zijn nu wel er vandoor, hoor! Je kunt die herrie wel uitzetten.”Hoofdschuddend keek hij de twee agenten in de wagen aan. Met veel gepiep en geknars zetten ze hun patrouillewagen vlak voor de verdachte woning stil. Even later kwamen ze al portierenslaand naar buiten. “Zijn jullie wel helemaal goed  bij je hoofd?” schamperde Jack. “Moeten jullie echt in het middelunt van de belangstelling staan?” De agent en  angente keken elkaar verbaasd aan. “We moesten hier zijn”, zei de jongen met de blozende wangen. Jack haalde zijn schouders op. Met deze twee was niets te beginnen, begreep hij.

“Luister, ik ga straks door de voordeur naarbinnen, jullie nemen de achterdeur. Probeer vooral bij het binnengaan zo min mogelijk herrie te maken en houd de wapens in aanslag. Het gaat misschien om een gevaarlijke gek. Houd wel rekening met je collega’s. Vooruit mensen, er op af.” De beide politieagenten verdwenen om de hoek en Jack wachtte tot hij het signaal op zijn mobieltje hoorde. De twee waren nu bij het hek aan de achterzijde van het huis en hadden de poort geforceerd. Hij kon nu een begin  maken met de voordeur.

Hij had er aanleg voor. Nog voordat de brievenbus kon klepperen, had hij de deur open en stond hij in de hal. Het stonk er verschrikkelijk, alsof iemand een stapel ongewassen sokken in  de hoek had gegooid of…veel te lang gedragen onderbroeken. Jack kon zich niet voorstellen dat iemand in deze atmosfeer dag in dag uit kon wonen. Maar ja, op de bomen kwekerij had het vroeger ook we eens verschrikkelijk gestonken, vooral in de grote hal

Er konk een snerpende gil door het huis. Onmiddellijk was Jack waakzaam Zijn ogen en oren speurden  de trap af maar daar bewoog niets. Zijn pistool hield hij nu in twee handen geklemd en langzaamaan liep hij in de richting van de gil. Het leek hem nu dat het geluid uit de keuken was gekomen, aan de achterkant van de woning. Vanuit de hal was er geen doorgang naar de keuken. Eerst zou hij een stuk door de woonkamer moeten lopen maar dan had hij geen zicht meer op de trap. Er bleef een stevig snikkend en angstig geluid uit de keuken komen. het was tijd om in te grijpen. Met één schouder duwde jack de deur van de woonkamer open en in een flits keek hij naar de trap. Er bewoog nog steeds niet. Nu schopte hij de deur verder open.

De kamer was leeg en in  de hal en de gang klonken geen geluiden. Alleen uit de keuken kwam nog steeds een langgerekt, huilend geluid. Met een paar snelle stappen ging Jack nu in die richting totdat hij verstijfde. Daar leunde een bleek weggetrokken  agent met zijn hoofd tegen de deurpost etrwijl de agente op haar knieén op de grond lag te huilen. Recht voor haar, op de aanrecht stond een Spaanse hamklem, een  zogenaamd jamonero en in de klem was een bebloed vrouwenbeen vastgezet. Uit de kuit waren stukken huid en vlees weggesneden. De raffeliggen stukken vlees en bot van het afgescheurde been staken aan één kant nog uit terwijl onderin de voet een soort schroef was bevestigd. Jack voelde dat hij moest kokhalzen maar hij wist zijn schrik binnen te houden. Diep haalde hij adem en hijgend wankelde hij terwijl hij in de kamer een stoel zocht. Zo gruwelijk had hij het zelf niet kunnen bedenken. Het was hem nu duidelijk dat hier een gestoorde gek aan  het werk was geweest. Dit was het been dat in het bestelbusje had ontbroken, klaar voor de maaltijd.

18

De dag was alweer verpest. Tante Eefie was zonet even langs geweest en had verteld wat een heerlijk nachtje ze had doorgebracht met Martijn van de Kasteele en hoe godsdankbaar ze was er nu weer weg te zijn. Ze kon  daarover rustig een uur vol praten en Jack kende dan alle details van Martijns seksuele afwijkingen (hij had er méér dan één). Elke keer als hij tussendoor wilde vragen waarom ze met die vent omging, kwam er een nieuwe anecdote over eikeltjes en ballen. Nee, ‘t was echt geen pretje. Vooral niet omdat Eefie vervolgens een uurlang doortetterde over haar “kampanje” waarin ze geestelijk gehandicapten tegenover die “verschrikkelijke hoofddoekdragers” stelde. Jack vrat liever een pondszak gomballen  leeg dan te luisteren naar zijn tante. Natuurlijk had Eefie de hondjes gewoon weer bij Jack achtergelaten. Er werd niet eens meer over gesproken en ach…eigenlijk vond Jack dat wel best. Dat was dan ook het enige.

Alsof dat nog niet genoeg geweest was, was hij bij het binnenkomen in het ureau meteen Ada tegen het lijf gelopen. Er ging bij hem onmiddellijk een lichtje op toen hij haar zag en dacht een lolletje te hebben. “Bot egvangen bij Bottinga”, grijnsd hij. Sissend kwam ze deze keer op hem af. “Ik zou maar uitkijken met dat onderzoek, watje”, haar stem klonk als een zandstraal. “Misschien  kom je nog veel meer ellende tegen en daar word jij toch altijd meteen helemaal ziek van?”Terwijl ze even  pauzeerde keek ze hem onderzoekend aan. “En bovendien is lang niet iedereen blij met wat je aan het doen bent hoor. Je kunt zo maar op straat in elkaar geslagen worden, zo ‘s avonds. of dat leuke grietje van je.” Jack vond het een rare opmerking. Criminele contacten?” siste hij terug. “Ada, het gangstermeisje?” Hij proestte het uit en liep verder over de gang. Toch voelde hij zich er niet prettig bij. Wat bedoelde Ada met die opmerking?  Was het een serieus dreigement? En waarom eigenlijk? Misschien moest hij de wegen van Ada eens beter nagaan. Hij bedacht zich dat in het korps iedereen haar kende maar niemand precies wist waar ze zich mee bezighield.

Die middag werd hij gebeld door een onbekende die hem ook al aanried zich terug te trekken uit het onderzoek naar de moord op de vrouw in het bestelbusje. De vrouw die waarschijnlijk een  onderbeen in een jamonero was kwijtgeraakt, zoals Bottinga het een keer had uitgedrukt. De inspecteur leed volgens Jack trouwens ook aan  toenemende frustraties omdat géén van de moorden opschoot. De moord op de bode in het stadhuis zat volledig vast. De ambtenaren hielden hun mond omdat ze echt niets hadden gezien en gehoord en dat was natuurlijk al verdacht genoeg. Nee, op moordgebied zat het de recherche niet mee. En natuurlijk…als Jack op bezoek was bij zijn familie, dan werden er grapjes gemaakt. “Jack the Flipper” had zijn vader hem gedoopt, om aan te geven dat hij de oorzaak van de traagheid was bij het onderzoek. Dan deed hij de geluiden van de beroemde dolfijn erbijna en wapperde hij met zijn handen alsof het vinnen waren. Het toppunt van  de lol was het als hij in het zelfde tempo zijn tong in en uit deed. De hele familie lag dan te schuddebuiken, zaols laatst op de verjaardag van Pikkie. Nee, familie, niemand hoefde Jack nog te vertellen hoe goed het was om een echte “family man” te worden. Wat een geneuzel allemaal!

Net toen hij dacht dat de telefoon uitkomst zou brengen, ontekte hij dat de dag niets goeds meer zou bieden. Aan de andere kant klonk een rauwe stem in hoog-allefes accent. “Ik sout maar eitkaike”, was het commentaar. “Je ben niet zo slim en als waj je behaandelt hebbe, ben je niet moui meer ouk.” Dat klonk echt als een bedreiging, erger dan die losse opmerking van Ada. Dit was iemand die probeerde hem van zijn onderzoek af te brengen. Hij begon te aarzelen  of hij aangifte moest doen van dit soort telefoontjes. Vooral nadat hij dezelfde middag voor de derde keer dezelfde stem met dezelfde boodschap had aangehoord…aan de andere knt, was het niet heel gewoon  dat rechercheurs met dit soort telefoontjes te maken kregen? Moest hij er met Bottinga over praten? Die zou hem misschien uitleggen dat hijzelf honderd van die verhalen  kregen te verwerken. Natuurlijk, op de politieschool hadden ze altijd aangedrongen op aangifte maar…je moest toch ook wel met iets echts komen?

Die avond fietste hij naar huis maar de gedachte aan de bedreigingen liet hem maar niet los. Hij kon vandaag zo maar van zijn fiets getrokken worden en erger…als Marijntje iets overkwam? Hij zou het zichelf nooit vergeven.  In gedachten zette hij zijn fiets tegen de achtermuur van zijn huisje neer maar kort daarop schoot hem iets raars in het oog. In zijn huisje bewoog zich een schaduw die niet de vorm had van een hondje. Er was een vreemde in zijn huis. Op zijn tenen liep hij de achtertuin weer uit. Hij besloot naar de voorkant te sluipen en een eventuele indringer te verrassen.

Plaats een reactie