Het is bijna zo ver. Over een week herdenken we de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog waar gesneuvelde Duitsers volgens sommigen dan weer niet bij horen en….we vieren “onze” vrijheid die volgens sommigen in 1572 is begonnen, wat historische kletskoek is maar vooruit maar. Er wordt wel meer onzin over vrijheid verteld.
Weinig vrijheid hadden in elk geval de burgemeesters in de bezettingsjaren. Een relatief klein aantal van hen was lid van de NSB en ook zij hadden het soms moeilijk. Niet de doorgwinterde bevroren Nazi natuurlijk, die rücksichtlos alles deed wat de bezetter van hem eiste maar….die anderen…die andere NSB- en niet NSB-burgemeesters die zo nu en dan met hun geweten in de knel kwamen? Was het voor ARP-man Colijn moeilijker dan voor NSB-er Gerard Zuidervliet? Colijn, die meende dat burgemeesters zich moesten neerleggen bij de nieuwe “wereldorde” (het nazibestuur dus). Of was het lastiger voor Zuidervliet die vond dat iedereen zijn eigen strijd te strijden had en het antisemitisme helemaal niet zag zitten en die oogluikend toekeek hoe het verzet een bevoorradingsschip van de bezetters leeghaalde? En hoe zit dat dan met ons, die daar in vrijheid onze gedachten over kunnen laten gaan?