Zij stonden hand in hand voor het altaar
Verlegen als zij waren, keken zij niet naar elkaar
was dit nu het moment om te trouwen
om de liefde op te stromen
tot zij echt op elkaar konden bouwen?
Hij de Oude Rijn, van hoge adel, dat was waar
Zij, de Gouwe, begonnen als haast waterloos gebaar
het was de dagelijkse nabijheid die hen hiertoe had`gevoerd
aar nier nog een hart of ziel ook aar enigszins beroerd
en nu gingen zij gezamenlijk een toekomst tegemoet
terwijl zij in stilte zich afvroegen ís dit goed’?
En ook de schoonfamilies waren niet echt blij
Ook al stroomden zij altijd zij aan zij
naarbinnen op die grote dag van eindelijk samengaan
vrolijk golvend dan voortaan
de Aar en haar korte, slanke nicht
zagen hun aanwezigheid slechts als een plicht!
De Heijmanswetering rilde nog na bij de gedachte nog aan huwen
Er zou voor hem voor goed een reden zin om dat te verafschuwen
Hij drong zich op en spoelde druppels totdat alles overliep
En voelde slechts nog afschuw bij dit huwelijk ozo diep
aar toch, er was ook vreugdezang, in bos en veld en akker
De dieren en de planten, zij waren al eeuwen akker
En daardoor ging de kruising van Rijn en Gouwe goed
Een eenheid is de bron die liefdevol gepolder voedt!