Herfst
De wind beweegt en laat de wereld stormen
ik zie wat uit grote hoogte valt
de kleuren, de verdorde vormen
de tranenvloed van al wat is vergald
mijn voeten stappen en voelen een verlangen
waarheen voeren hun onvoorziene gangen?
De dieren schuilen angstig weg in diepe holen
zij schamen zich voor het menselijk gedrag
zij zijn in hun uitingen onverholen
het was het helderste wat ik ooit zag
de diepte die met vallen wordt bereikt
er is geen afgrond die op die ervaring lijkt.
Wat is de mens nog tegenwoordig in dit land
een dna gestuurde in eenzaamheid geboren robot
die schommelt tussen werk en zorg en overladen hand
bedreigd en angstig in zijn gevoel tot op het bot.
de herfst regeert terwijl mijn hoofd een eeuwenoud beeld ziet
een helder wit paard en zijn berijder op het dak in ’t verschiet.
Het verlangen wordt gevangen in de angst van deze tijd
de angst die alles wil behouden en tot bevroren liefde leidt
want na de herfst komt het tijdperk van de kilte
gevolgd door onbedwingbaar opdringende stilte
waarna men deze woorden verwonderd nog zal erven
ik zie nu al uit naar het schone sterven.