Limes
Hier stond hij eens, een trotse Romein
onder zware, grauwe luchten
keek uit over de limes, de Oude Rijn
van d’and’re zijde weinig te duchten
hier stond hij eens met zwaard en schild
voor de poort van zijn Castellum te waken
geheel verwonderd, ongewild
deze plek tot zijn thuis te maken.
Hier stond hij eens waar het Rijnplein
in stralend zonlicht ligt te blaken
het theater lijkt hier haast verplicht
onze cultuur met moed en wil te bewaken
terwijl het plein de ruimte biedt aan willekeurig elke bezoeker
het plein dat het verschil niet ziet tussen gast en gelukszoeker
en van de overkant heeft het niets te duchten
het plukt daarvan slechts de vruchten.
Het plein dat mij steeds juichen doet
als bergplaats van de vrijheid
het plein waaralles mag, niets moet
waar plek is voor het spel, vrij van de tijd
waar lach en handen samengaan
waar zij elkaar begrijpen
waar de drank vloeit en uit eten gaan
waar bij menigeen de wildste plannen rijpen.
Het plein dat uitziet op overschreden grens
die gedachten meevoert uit verre verten
de grenzeloosheid toont voor ieder mens
der jacht ontkomen herten
het plein dat schaduw en de zon tesamen brengt in onschuld
het laat mij juichen telkens weer door steeds ververste inhoud
van miljoenen woorden en ongesproken wensen haast al vervuld
bewust alhier gebouwd.
Hier waar twee werelden elkaar ontmoetten
de grens passeerdenmet toegenegen groeten
waar vesting en een duistere, ongebruikte overkant
met een lotsbestemming als diepste band
een stad te vormen met een herstelde horizon
een stad waar de ware kunst begon
waar zij zich na bitt’re strijd vrij uit kon ontplooien
en zich in al haar schoonheid tooien
of ligt hier toch een potdichte grens
en is mijn gedicht slechts een geitewollensokken wens?